Procesrecht  

IEF 12725

Niet aan ambtgenoot om beslissing kantonrechter te toetsen

Beschikking kantonrechter Rechtbank Den Haag 30 mei 2013, Repnr. 1251107/12-81638 (PlayGo Ltd. tegen Trends2com BVBA)
Beschikking ingezonden door Paul Mazel, Trip advocaten.
Procesrecht. Geen opheffing bewind. Playgo verzoekt op voet van 3:168 lid 5 BW het bewind [zie IEF 11477] omdat de beschikking evident onjuist is. Weliswaar hebben partijen voordien abusievelijk zelf gekozen voor toepasselijkheid van Nederlands recht, doch die rechtskeuze is nietig omdat er strijd is met rechtstreeks werkende hogere Europese regels. Tegen de beschikking is geen hoger beroep ingesteld en deze heeft kracht (en gezag) van gewijsde gekregen. Dit kan niet worden omzeild met een beroep op 3:168 lid 5 BW, het is niet aan de kantonrechter om de beslissing van een ambtgenoot inhoudelijk te toetsen. Het verzoek wordt afgewezen.

4. Weliswaar stelde Playgo dat het haar vrij staat alle door haar gewenste gronden aan een verzoek ex artikel 3:168 lid 5 (in fine) BW ten grondslag te leggen, doch dat is rechtens niet zonder meer juist. Immers, indien een beroep op artikel 3:168 lid 5 (in fine) BW louter gebruikt wordt om het gesloten stelsel van rechtsmiddelen buiten spel te zetten, is er sprake van misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW).

5. Artikel 3:168 lid 5 (in fine) BW is in beginsel slechts bedoeld voor het aanpassen van de juridische situatie rond het bewind aan feiten en omstandigheden die eerst na het instellen van het bewind zijn gebleken of ontstaan. Daarvan is in casu geen sprake. Voor zover Playgo stelde dat het bewind thans inhoudsloos is, hetgeen zij overigens feitelijk niet of nauwelijks onderbouwde, hangt dat - naar valt aan te nemen - samen met de oncoöperatieve houding van Playgo zelf, waarover zij ter mondelinge behandeling meedeelde: "Playgo weigert zich naar de eigen initiatieven van de bewindvoerder te voegen". Ook deze houding dient voor haar eigen rekening en risico te blijven.
IEF 12718

Herstelarrest voor de overeengekomen proceskosten

Herstelarrest HR 31 mei 2013, nr. 11/04114 (Hauck tegen Stokke)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek N.V..
De Hoge Raad heeft haar eerdere arrest [IEF 12554] aangepast. In het dictum is Hauck veroordeeld in de proceskosten, terwijl blijkens de stukken een vordering ex 1019h Rv is gevorderd en partijen overeen zijn gekomen die kosten te begroten op €35.000 voor het principaal beroep en €25.000 voor het incidenteel beroep. Er wordt daartoe de volgende rechtsoverweging ingevoegd:

"4.9. Het principale beroep dient dus te worden verworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient Hauck in de proceskosten te worden verwezen. Stokke c.s. hebben aanspraak gemaakt op vergoeding van de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. Zij hebben in de schriftelijke toelichting verklaard dat partijen zijn overeengekomen die kosten te ramen op €35.000,-- voor het principale beroep. Hauck heeft het bestaan van die overeenkomst erkend."
IEF 12710

Opeisen dwangsommen na afwijzing in hoger beroep is misbruik

Hof 's-Hertogenbosch 28 mei 2013, LJN CA1524 (X tegen Technoton en Electronic c.s.)
Als randvermelding. Misbruik van bevoegdheid bij executie van dwangsommen. Nu in hoger beroep de vordering van Technoton jegens appellante alsnog is afgewezen, levert het opeisen van dwangsommen wegens het door appellante niet hebben voldaan aan het gebod tot nakoming waarvan de dwangsommen waren opgelegd waaraan appellante jegens Technoton niet (meer) hoefde te voldoen, misbruik van bevoegdheid op. Het hof vernietigt het vonnis en wijst (alsnog) de vordering van geïntimeerden c.s. af.

In citaten:

4.4 Het hof begrijpt uit de stellingen van [appellante] dat de in r.o. 5.1 en 5.2 neergelegde hoofdveroordelingen in haar visie aldus moeten worden uitgelegd, dat deze slechts hun grondslag vinden in een rechtsverhouding die bestaat tussen Technoton en [appellante] en dat om die reden de hoofdveroordelingen geacht moeten worden slechts jegens Technoton te zijn toegewezen.

4.5 Aan [appellante] kan worden toegegeven dat de gevorderde voorzieningen betalingen betreffen waartoe [appellante] jegens Technoton was gehouden en dat de door de rechtbank uitgesproken hoofdveroordeling in zoverre de toewijzing behelsde van een vordering van Technoton op [appellante]. Dat laat echter onverlet dat de rechtbank de op nakoming van die vordering gestelde dwangsom jegens alle eisende partijen heeft uitgesproken. Kennelijk achtte de rechtbank ook bij de andere eisende partijen een belang aanwezig bij nakoming door [appellante] van de hoofdvordering. Naar het oordeel van het hof kan uit het enkele feit dat de hoofdveroordeling een vordering van Technoton jegens [appellante] betrof dan ook niet zonder meer worden geconcludeerd dat de rechtbank met de hoofdveroordeling geen veroordeling jegens alle eisende partijen zou hebben beoogd.

4.6. (...) Bij de vraag of de executie van verbeurde dwangsommen misbruik van bevoegdheid oplevert, stelt het hof voorop dat de rechter in een executiegeschil een bijzondere terughoudendheid past. Voor de tenuitvoerlegging van iedere executoriale titel geldt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat misbruik van bevoegdheid wordt aangenomen, anders dan in sprekende gevallen.

4.7. (...) Nu in hoger beroep de vordering van Technoton jegens [appellante] alsnog is afgewezen, levert een opeisen door [geintimeerden] c.s. van dwangsommen wegens het door [appellante] niet hebben voldaan aan het gebod (tot nakoming waarvan de dwangsommen waren opgelegd) waaraan [appellante] jegens Technoton niet hoefde te voldoen, misbruik van bevoegdheid op.

IEF 12706

Vordering benadeelde partij in strafzaak merkvervalste horloges toegewezen

Strafrechter Rechtbank Oost-Brabant 2 april 2013, parketnr. 01/994070-12 (namaak-Ice Watch)
Uitspraak ingezonden door Samantha Brinkhuis en Thomas Conijn, De Brauw Blackstone Westbroek.
Strafrecht. Handelsnaam/merkrecht. Modelrecht. Proceskostenvergoeding 1019h Rv. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij 3000 horloges heeft ingevoerd die zelf of hun verpakking valselijk waren voorzien van handelsnaam of merk althans hetzelfde uiterlijk vertoonden als een model. De verdediging roept in dat er geen bewijs aanwezig is voor beroeps- of bedrijfsmatige uitoefening van het plegen van de feiten en verdachte wist niet dat in de dozen valse horloges zaten. De vordering ad € 2.723,50 van de benadeelde partij wordt toegewezen nu de schade voldoende causaal verband heeft met het bewezenverklaarde feit.

Hierbij inbegrepen zitten de kosten voor de beoordeling van de horloges, de rechtsbijstand voor de aangifte en verdere rechtsbijstand. Artikel 1019h Rv wordt toegepast.

De douane heeft, op verzoek van DHL die de zending niet vertrouwde, een partij goederen gecontroleerd. De verdachten zijn aan de FIOD overgedragen op het moment dat de laatste dozen werden ingeladen op het ophaalpunt van DHL. Door TKS, die exclusief gerechtigd is om de Ice Watch te voeren, is aangifte gedaan. Verdachte verklaard dat hij pakketjes moest ophalen voor ene Patrick waarmee hij via Marktplaats in contact is gekomen. Hij biedt de horloges aan via advertenties en verdient gemiddeld 3 tot 7 euro per horloge. Verdachte had een financieel belang bij het ophalen van de pakketjes. Dat de verdachte niet wist dat de door hem afgehaald pakketjes dezelfde namaakhorloges bevatten als die welke hij met grote regelmaat van Patrick had gekocht acht de rechtbank, mede in aanmerking genomen het feit dat de pakketjes blijkens de daarop aangetroffen vrachtdocumenten afkomstig waren uit China (waarvan bekend is dat daar veel namaakartikelen vandaan komen) is gelet op dit alles niet geloofwaardig.

Citaat, p.6 - Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid merkvervalste horloges, terwijl hij van het plegen ervan zijn beroep heeft gemaakt. Door het op de markt brengen van deze merkvervalste horloges wordt de merkenhouder benadeeld.

Citaat, p. 7 - De schade die verband houdt met het beoordelen van de aangetroffen horloges acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar nu deze schade voldoende causaal verband heeft met het bewezenverklaarde feit. De merkgerechtigde zal immers, geconfronteerd met het vermoeden dat sprake is van inbreuken op zijn merkrechten, onderzoek moeten doen (en in dat verband kosten maken) teneinde vast te stellen of van inbreuk sprake is. Dat dergelijk onderzoek in beginsel door de merkhouder dient te geschieden vloeit voort uit het gegeven dat de merkhouder bij uitstek en - doorgaans - met uitsluiting van anderen in staat is te beoordelen (aan de hand van zogenaamde echtheidskenmerken) of de aangetroffen goederen inbreuk maken op zijn intellectuele eigendomsrechten. Door het voorhanden hebben van vervalsingen heeft verdachte de benadeelde partij genoopt tot het doen van dergelijk onderzoek en (dus) tot het maken van kosten.

Namens benadeelde partij wordt voorts vergoeding gevorderd voor de kosten van rechtsbijstand, verband houdende met het doen van aangifte alsmede de kosten terzake de indiening van de vordering tot vergoeding van de schade.

IEF 12705

Ambtshalve gematigde proceskosten in hoger beroep herbegroot

Hof Amsterdam 28 mei 2013, zaaknr. 138034 / KG ZA 12-192 (Vereniging van Professionele Woningbemiddelaars tegen Courant International B.V.)
Uitspraak ingezonden door Charlotte de Boer en Wim Maas, Deterink N.V..
Zie eerder IEF 11653, waarin de vordering tot staken inbreuk op merk en handelsnamen toegewezen en de proceskosten gematigd tot €3000.

VPW voert tegen de ambtshalve gematigde proceskostenveroordeling een grief aan. Immers Courant International heeft geen enkel verweer gevoerd en het staat de voorzieningenrechter niet vrij deze proceskostenvordering (€8.943,71) te matigen. Het hof is van oordeel dat het onderhavige kort geding als relatief eenvoudig moet worden aangemerkt en dat de gevorderde proceskosten onredelijk hoog zijn. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover het betreft de kostenveroordeling. Met in achtneming van de indicatietarieven in IE-zaken worden de kosten herbegroot op €6.000 excl. BTW en verschotten (ad €674,57). De uitkomst van het hoger beroep geeft aanleiding om de kosten in hoger beroep te compenseren.

IEF 12675

Ex parte bevel: dreigt operationeel internetdomein kwijt te raken

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Utrecht 18 mei 2009 (Opsis B.V. tegen Gerekwesteerde)
Beschikking ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Voor een samenhangend geheel, zie ook IEF 12655.
Als randvermelding: Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaam. Opsis, een oogartskliniek, dreigt haar enige operationele internetdomein kwijt te raken aan gerekwesteerde als ex-werkneemster omdat zij het domein Oogartsenpraktijk.nl op haar eigen naam heeft aangevraagd in plaats van op naam van haar werkgever. Nu dreigt het domein naar een andere host te worden gezet, waardoor het voor Opsis onmogelijk wordt haar bedrijf te voeren. Opsis verzoekt een aanzegging van beslag en aanzegging hiervan bij SIDN. De voorzieningenrechter wijst het ex parte bevel toe, met uitzondering van het verzochte onder 3 (conservatoir derdenbeslag).

IEF 12663

Ontbeert de vereiste 'samenhang' met de hoofdvordering

Rechtbank Overijssel 15 mei 2013, HZ ZA 11-900 (Trebs B.V./Nearbor Limited tegen Food & Fun B.V. c.s.)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas en Eelco Bergsma, Deterink.

Zie ook IEF 10393 en IEF 10680. In 't kort: Uitleg distributie- en vaststellingsovereenkomst. Merkenrecht. Partijen hebben op 22 april 2011 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Trebs heeft het Trebs logo op de Pizzarette doos aangebracht, terwijl deze met toestemming van Food & Fun c.s. in het verkeer is gebracht. In eerder gewezen zaken heeft Food & Fun c.s. gesteld dat Trebs en Nearbor inbreuk plegen op haar merkrecht. Bij vonnis in kort geding van 12 juli 2011, heeft de rechtbank de vorderingen van Food & Fun c.s. afgewezen en hen verboden de Pizzarette pizzaoven en/of andere (nieuwe) door hen zelf of in samenwerking met Trebs of Nearbor ontwikkelde producten te verkopen, te leveren, te importeren, te exporteren of in voorraad te houden. Bij arrest van 13 december 2011 heeft het hof Food & Fun c.s. veroordeeld onder verbeurte van een dwangsom. Thans vorderen Trebs en Nearbor dat er een voorlopige voorziening (verhoging dwangsom) wordt getroffen.

De rechtbank wijst het gevorderde af. De verlangde verhoging van de dwangsom en het maximum daarvan voor de duur van de procedure ontbeert daarbij de vereiste 'samenhang' met de hoofdvordering als bedoeld in lid 2 van artikel 223 Rv.

4.3. Mede gelet op hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd, waarbij eisers geen dwangsom hebben verbonden aan de vordering sub II - welke vordering overeenkomst met hetgeen reeds in kort geding, bekrachtigd in hoger beroep, is toegewezen -, betreft het gevorderde in het incident in zoverre hoe dan ook niet een voorlopige voorziening die strekt tot (bij wege van 'voorschot') toewijzing van hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd of van een gedeelte daarvan. De door eisers verlangde verhoging van de dwangsom en het maximum daarvan voor de duur van de procedure ontbeert daarbij de vereiste 'samenhang' met de hoofdvordering als bedoeld in lid 2 van artikel 223 Rv.

4.4. Overigens heeft het hof in zijn uitspraak in het incidenteel appel de destijds gevorderde dwangsom gematigd en gemaximeerd, in voege als hiervoor geciteerd in rechtsoverweging 2.1.4, waarbij ervan uit dient te worden gegaan dat die matiging en maximering weloverwogen is geschied, zodat - behoudens bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken - terughoudendheid op haar plaats is bij het nadien verhogen van die dwangsommen en het maximum daarvan.

IEF 12656

Ex parte (x3): Vrees uitholling bewijspositie

Ex parte beschikking Rechtbank Arnhem 20 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Basic Wear B.V.);    beschikking Rechtbank Almelo 20 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Moda Italia) ;   beschikking Rechtbank Arnhem 18 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Rigans B.V.)
Beschikkingen ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Samenvatting uit het verzoekschrift: Ex parte bevel. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Modelrecht. Auteursrecht. Gerekwesteerden maken inbreuk op de handelsnaamrechten, merkrechten en ongeregistreerde gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van Il Mito op kledingstukken. Il Mito heeft bij beslag een ex parte bevel tot staking van de inbreuk verzocht. Daarnaast heeft zij belang bij de bewijsbescherming en verzoeken zij om inzage/afschrift van bepaalde bescheiden ex art. 843a Rv. jo 1019b jo 1019c RV, beschrijving en monsterneming van de inbreukmakende kledingstukken ex art. 1019b jo 1019d Rv. en conservatoir derdenbeslag op banktegoed van gerekwesteerden. Na sommatie hebben gerekwesteerden de beweerde inbreuk ontkend, maar laten zij de goederen in opslag en zullen zij niet overgaan tot verkoop. Il Mito weet niet of dit zo blijft en om welke hoeveelheden het gaat. Zij vreest verduistering en/of vernietiging zodat hun bewijspositie wordt uitgehold. De voorzieningenrechter wijst de ex parte-verzoeken toe.

IEF 12655

Twee voorbeelden van stelselmatig benaderde relaties te mager

Rechtbank Oost-Brabant 8 mei 2013, LJN CA0012 (Ingenia c.s. tegen gedaagden en Rinova Energie)
Als randvermelding. Incident. 843a Rv. Exhibitieplicht. Fishing expedition. Know how. Geen rechtmatig belang bij inzage.

Ingenia c.s. vorderen in het incident dat zij middels tussenkomst van een forensisch IT-deskundige een kopie verkrijgt van en inzage verkrijgt in de in bewaring bevindende bescheiden doch uitsluitend voor zover die betrekking hebben op de betrokkenheid van gedaagden bij de concurrerende activiteiten van gedaagden en/of Rinova Energie van bedrijfsgeheimen en/of know how en/of door Ingenia ontwikkelde concepten, expertise, andere aan Ingenia toebehorende informatie. De rechtbank acht de twee genoemde voorbeelden van stelselmatige wijze van het benaderen van Ingenia's relaties mager afsteken tegen het aantal relaties. De omstandigheid dat gedaagde de werkcomputer wederrechtelijk heeft meegenomen en dat hij bestanden naar zijn privé-mailadres heeft gestuurd vormen onvoldoende aanwijzing dat er informatie openbaar is gemaakt of dat er voornemens zijn om dat te doen.

5.8.  De rechtbank is van oordeel dat daar waar Ingenia c.s. stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op stelselmatige wijze relaties van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers benaderen, de twee genoemde voorbeelden mager afsteken tegen het aantal relaties op de door Ingenia c.s. overgelegde lijst.
5.11.(...) De enkele omstandigheden dat [gedaagde 2] de computer waarop hij werkte wederrechtelijk heeft meegenomen – wat [gedaagden] overigens gemotiveerd betwist – en dat hij digitale bestanden naar zijn privé-emailadres heeft gestuurd, vormen onvoldoende aanwijzingen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geheime informatie, expertise, know how etc. van Ingenia c.s. openbaar hebben gemaakt, dan wel voornemens zijn dat te doen.

Anders dan Ingenia c.s. stelt, ziet de rechtbank in de overgelegde screenprints van de website van Rinova Energie (prod. 12 dagv. en prod. 46 repliek Ingenia c.s.) niet dat Ingenia-specifieke kennis te koop wordt aangeboden. Dat volgens Ingenia c.s. uit de website blijkt dat Rinova Energie met behulp van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] rechtstreeks de concurrentie met haar aangaat, betekent nog niet dat daarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens die vallen onder de geheimhoudingsplicht. Er is slechts sprake van niet met feiten onderbouwde vermoedens van Ingenia c.s. Die vermoedens vormen onvoldoende grond voor het aannemen van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv.
IEF 12650

Geen geldige modelrechten van een ontvreemd model

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 8 mei 2013, C/17/126617 / KG-ZA 13-127 (Sybo Holding en AD Inkoop tegen Duif's Florist Articles B.V.)
Uitspraak ingezonden door Roderick Chalmers en Huib Berendschot, AKD.
Zie eerder IEF 10991 en IEF 10995. Geen opheffing van het beslag. Modelrecht aangevraagd op model van een ander. Verwijtbaar onrechtmatig handelen. Interessant: overweging over eigendom van de boot. AD lnkoop on Duifs Florist houden zich bezig met de import en export van artikelen waaronder theelichthouders. Er is door AD Inkoop een tweetal gemeenschapsmodelrechten ingeschreven voor een theelichthouder in de vorm van een artisjok die door een Chinese onderneming werden gemaakt. Tijdens een inkoopreis heeft [SYBO HOLDING] een artisjok theelichthouder meegenomen uit de showroom van een Chinese firma, zo verklaart een oud-zakenpartner. Bij terugkeer heeft gedaagde sub 1, op naam van AD Inkoop, hiervoor een modelrecht aangevraagd.

SYBO heeft niet van een eigen model modelrechten laten registreren. En vervolgens - dit achteraf nietig verklaarde model [OHIM 31 januari 2013, ICD 8629] - jegens Duif's Florist en Action ingeroepen. SYBO moet hebben geweten dat geen geldige modelrechten kunnen worden verkregen van een model van een ander. De omstandigheid dat SYBO het model van een ander heeft ontvreemd, duidt er op dat SYBO die wetenschap had.

De gestelde onrechtmatige gedraging van SYBO kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het maatschappelijk verkeer ook worden aangemerkt als een gedraging van AD Inkoop en daarmee is AD Inkoop naast SYBO hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door Duif's Florist geleden schade. Bovendien is ook door AD Inkoop zelfstandig een zorgvuldigheidsnorm geschonden. Er bestond een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat het ingeroepen modelrecht geen stand zou houden in een eventuele nietigheidsprocedure. De handhaver van het modelrecht handelt verwijtbaar onrechtmatig jegens de vermeende inbreukmaker.

De voorzieningenrechter weigert de opheffing, wel een herbegroting van de vordering waarvoor eerder verlof is verleend tot een bedrag van € 81.730,00.

Leestips: 2.8, 4.7 en 4.10.