Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen
Rb. Rotterdam 14 augustus 2024, IEF 22200, LS&R 2251; ECLI:NL:RBROT:2024:7560 (Eiser tegen Harbour Antibodies c.s. en Erasmus MC). Eiser en Erasmus MC (hierna: Erasmus) hebben een platform ontwikkeld voor de productie van antilichamen voor medische toepassing. De antilichamen zijn afkomstig van zoogdieren, waaronder met name muizen. De vindingen van eiser en Erasmus zijn het onderwerp van een reeks Amerikaanse werkwijze-octrooien. De verdere ontwikkeling, toepassing en exploitatie van de geoctrooieerde werkwijzen is uitbesteed aan Harbour Antibodies B.V. (hierna: Harbour). Voor toepassing van de octrooien hebben eiser en Erasmus aan Harbour een exclusieve licentie verstrekt. Eiser, Erasmus en Harbour zijn het echter oneens over de uitleg van die licentie. Terwijl eiser van mening is dat de licentie is beperkt tot toepassing van de octrooien in muizen, vinden Erasmus en Harbour dat deze ook de toepassing in ratten omvat. Eiser vordert een verklaring voor recht om zijn gelijk te krijgen. Bovendien vordert hij dat Harbour haar octrooihandhavingsprocedure tegen TeneoBio Inc (hierna: Teneobio) voor de Amerikaanse rechter staakt, omdat zij daartoe niet bevoegd is. Harbour vordert in reconventie een verklaring voor recht dat haar uitleg van de licentieovereenkomst de juiste is, en dat zij bevoegd is om de handhavingsprocedure voort te zetten. Daarnaast vordert zij dat eiser zich als mede-eiser bij de procedure voegt en dat hij niet meer aan derden verklaart dat Harbour geen handhavingsbevoegdheid zou hebben. Ook Erasmus sluit zich bij die laatste twee vorderingen aan.