Article Bernt Hugenholtz: Everything is harmonized. The CJEU’s decision in Kwantum v. Vitra
Article by Bernt Hugenholtz. This article was previously published on Kluwer Copyright Blog. Just seven weeks after the release of the AG’s Opinion the Kwantum v. Vitra case was decided by the European Court. For Dutch background and early criticism, see my earlier blog. The main question asked to the Court was whether a Member State may unilaterally apply the Berne Convention’s rule of material reciprocity (Article 2(7) BC) to non-EU works. According to this provision, Berne states are not obliged to grant copyright protection to works that originate from a country that does not itself provide for copyright protection of industrial designs. One of such countries is the United States, the country of origin of the Eames chair in the case at hand. Given the short time frame between opinion and decision, the Court’s answer does not surprise. It is for the EU legislature, not the individual Member States, to restrict the scope of application of harmonized EU copyright law. Since the acquis does not provide for material reciprocity, works of applied art are unconditionally protected in the EU.
Winnaar van de BIE-Scriptieprijs 2024: Barbara Scheurwater
Uit het BIE – jury rapport: De winnaar van de BIE-Scriptie prijs is Barbara Scheurwater. Haar onderzoek richt zich op de vraag in hoeverre het voldoen aan het auteursrechtelijke vereiste van ‘een eigen intellectuele schepping’ ertoe leidt dat de merkenrechtelijke absolute weigeringsgrond, ‘wezenlijke waarde aan de waar’ van toepassing is. Na een gedegen onderzoek naar twee verschillende IE-regimes, komt Barbara tot de conclusie dat deze twee op het eerste gezicht wellicht overlap vertonen, maar eigenlijk niets met elkaar van doen hebben. Mede in het licht van de vele (en soms verwarrende) artikelen over dit onderwerp biedt Barbara Scheurwater hiermee een verfrissende eigen en heldere kijk op de materie en brengt zij de discussie omtrent de cumulatie van IE-rechten een stap verder. De BIE-jury vond Barbara’s scriptieonderwerp en hoofdvraag in bijzondere mate origineel, actueel en relevant. Alles afwegend is de BIE-jury dan ook tot de conclusie gekomen dat de scriptie van Barbara Scheurwater erboven uitsteekt door de grondigheid van haar analyse, verhelderende uitwerking van de twee IE-regimes en de originaliteit van de scriptie. Een eervolle vermelding kreeg de scriptie van Giovanni Gambaretto die met zijn scriptie een relevant overzicht heeft gegeven van de ontwikkeling van de bescherming van geografische aanduidingen door de tijd heen en in internationaal verband. Ook laat Giovanni zien dat deze verandering mogelijk heeft geleid tot een te sterke bescherming van geografische aanduidingen en de inzet ervan als marketinginstrument.
Aanvullende conclusie AG inzake betekenis Prokuratuur-arrest
HR AG 5 november 2024, IEF 22370, IT 4668; ECLI:NL:PHR:2024:1158 (Aanvullende conclusie A-G). In deze zaak geeft de advocaat-generaal (AG) een aanvullende conclusie over de cassatieprocedure in het belang der wet, naar aanleiding van eerdere rechtspraak, waaronder het Prokuratuur-arrest. De AG overweegt de prejudiciële vragen die eerder door de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld, in te trekken, mede gezien recente arresten van het Hof, zoals Tribunale di Bolzano en La Quadrature du Net II. Deze arresten benadrukken onder meer dat de toegang tot verkeers- en locatiegegevens strikt gereguleerd moet zijn en dat een rechterlijke machtiging nodig is bij zware inbreuken op de privacy. Er is in deze zaak sprake van cassatie in het belang der wet over het vorderen van verkeers- en locatiegegevens door de officier van justitie (OvJ) onder de Nederlandse wetgeving en de conformiteit daarvan met de EU-richtlijn 2002/58/EG over privacy in elektronische communicatie. De casus draait om de vraag of en onder welke voorwaarden de OvJ verkeers- en locatiegegevens kan verkrijgen, in het licht van Europese jurisprudentie over ernstige inbreuken op het recht op privacy.
UPC overzicht: 5 t/m 11 november
Objectieve benadering voor beoordeling inventiviteit - UPC CFI CD Parijs 5 november 2024, IEF 22367, IEFbe 3824; UPC_CFI_315/2023 (NJOY tegen Juul Labs). In deze procedure wordt het ‘front-loaded’ systeem van UPC procedures benadrukt. Partijen zijn verplicht om hun volledige zaak zo vroeg mogelijk uiteen te zetten en als ze dat niet doen, kunnen argumenten worden uitgesloten. Maar om de redelijkheid en billijkheid te waarborgen, mag de eiser in zijn antwoord op het verweerschrift argumenten aanvoeren die een reactie vormen op de argumenten uit het verweerschrift. In casu was het onduidelijk of de argumenten van eiser nieuw waren of een reactie op het verweerschrift. Daarom werd het door eiser ingediende deskundigenrapport toegelaten. Maar een uitgebreidere dupliek werd niet toegestaan door het Gerecht: dit mocht alleen een antwoord op de repliek inhouden. Ook een nadere verklaring van de verweerder werd afgewezen, want daarvoor bieden de RoP geen rechtsgrondslag.
IE-klassieker: Meyn/Stork
HR 27 januari 1989, IEF 22368; ECLI:NL:HR:1989:AD0607 (Meyn/Stork) [IEF 19663]
Onderwerp:
Beschermingsomvang octrooi.
Feiten:
Het hof oordeelt dat Stork geen inbreuk heeft gemaakt op het octrooi van Meyn omdat de beperking in de omschrijving van het octrooischrift niet bedoeld is als een beperking van de beschermingsomvang.
Rechtsregel (rechtsoverweging 3.3):
Bij de vaststelling van de beschermingsomvang van een octrooi komt het niet aan op de letterlijke bewoordingen van het octrooischrift maar op datgene waarin naar het wezen van de zaak de geoctrooieerde uitvinding bestaat.
Databankenrecht: ook in hoger beroep geen inbreuk op de hitlijsten van Stichting Nederlandse Top 40
Hof Arhnhem-Leeuwarden 5 november 2024, IEF 22368, IT 4667; ECLI:NL:GHARL:2024:6781 (De Stichting tegen geïntimeerde). In deze zaak gaat het om de vraag of de gedaagde met zijn wekelijkse publicatie van top 40-hitlijsten inbreuk maakt op de databankrechten van de Stichting. De Stichting beschuldigde de gedaagde eerst ook van inbreuk op haar merkrechten in de Benelux, maar tijdens de zitting kwamen ze tot een schikking hierover. Het hoger beroep richt zich nu alleen nog op de vraag of de Top 40-hitlijsten van de Stichting gezien kunnen worden als databanken volgens de Databankenwet, waarop gedaagde inbreuk zou maken door zijn publicaties. Het hof oordeelt dat dit niet het geval is en bevestigt het eerdere vonnis van de rechtbank. [zie IEF 21624].
Jaarverslag 2023: CvTA implementeert nieuwe toezichtstrategie naar aanleiding van feedback van de sector collectief beheer
Het jaar 2023 stond in het teken van het herijken van de toezichtstrategie van het CvTA, welke begin 2024 werd gepubliceerd. Het CvTA zet in op meer risicogericht onderzoek, verlichting van administratieve lasten met een beperkter financieel rapport toezicht, en een onderzoek naar de uitvoering van zijn preventief toezicht dat als belastend wordt ervaren. Op deze manier wil het CvTA ingaan op de feedback van de sector die eind 2022 werd gegeven. Ook werden de voorbereidingen getroffen voor de Wettelijke Evaluatie van de ZBO het CvTA, welke in 2024 plaatsvindt. Het jaarverslag van het CvTA is verstuurd naar het ministerie van Justitie en Veiligheid en aan de Tweede en Eerste kamer. Het CvTA verantwoordt in zijn jaarverslag verder op welke wijze hij heeft gewerkt aan de toezichtthema’s: samenwerking, klantgerichtheid, internationalisering en technologische ontwikkelingen, en over de thema’s met betrekking tot de organisatie en de bedrijfsvoering van het CvTA. U kunt het jaarverslag 2023 hier inzien.
Thuiskopievergoeding op refurbished apparaten
Rb. Den Haag 6 november 2024, IEF 22365; ECLI:NL:RBDHA:2024:18237 (Thuiskopie tegen gedaagde partij) Thuiskopie stelde dat de gedaagde partij, die tweedehands en nieuwe smartphones, laptops en tablets verkoopt, vergoedingsplichtig is voor deze apparaten. De gedaagde partij moest bewijzen dat de thuiskopievergoeding voor deze apparaten was betaald door de importeur of fabrikant. Indien dit bewijs niet geleverd kon worden, zou de gedaagde partij zelf verantwoordelijk zijn voor de betaling van de thuiskopievergoeding. De rechtbank bevestigt dat de meeste als refurbished aangeboden voorwerpen vergoedingsplichtig zijn, omdat er vaak meer gebeurt dan alleen reparatie of controle, of omdat ze geïmporteerd zijn uit het buitenland of afkomstig zijn van professionele gebruikers. De gedaagde partij moet binnen 30 dagen na betekening van het vonnis de benodigde stukken aan Thuiskopie overleggen. Daarnaast wordt een verbod opgelegd om vergoedingsplichtige voorwerpen te importeren of verkopen zonder de verplichte opgave en betaling van de thuiskopievergoeding.
Rechtbank beveelt Google tot verstrekking gebruikersgegevens na auteursrechtinbreuk
Rb. Overijssel 31 oktober 2024, IEF 22364; ECLI:NL:RBOVE:2024:5656 (Lens Media tegen Google) Lens Media ontdekte dat haar auteursrechtelijk beschermde instructievideo’s zonder toestemming op een YouTube-kanaal werden vertoond en verzocht de rechtbank om Google te bevelen de gegevens van de gebruiker achter het kanaal te verstrekken. Google betwistte het verzoek, stellende dat Lens Media niet aan de vereisten van artikel 843a Rv had voldaan. De rechtbank oordeelt dat Lens Media voldoende had aangetoond dat zij auteursrechthebbende is en dat er sprake was van auteursrechtinbreuk. De rechtbank stelt vast dat Lens Media een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde gegevens om juridische stappen te kunnen ondernemen. De verzochte gegevens worden als voldoende specifiek beschouwd, met uitzondering van enkele te algemene verzoeken. De rechtbank beveelt Google om binnen veertien dagen de namen, telefoonnummers, e-mailadressen, IP-adressen, woon- en verblijfadressen, en geboortedatum van de gebruiker te verstrekken, voor zover deze gegevens daadwerkelijk aan Google zijn verstrekt.
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.
Definitieve prejudiciële vragen aan het HvJ over mededeling aan het publiek en de rol van geo-blocking in Anne Frank-zaak
HR 8 november 2024, IEF 22363, IEFbe 3823; ECLI:NL:HR:2024:1603 (Anne Frank Fonds tegen Anne Frank Stichting c.s.). Deze zaak betreft de publicatie van een nieuwe wetenschappelijke online editie van het dagboek van Anne Frank op een website. In het tussenarrest van 20 september heeft de Hoge Raad partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU. Voor het grootste gedeelte blijven de vragen hetzelfde als in het tussenarrest [zie IEF 22249]. De Hoge Raad ziet na de schriftelijke uitlatingen van partijen wel reden om enkele wijzigingen door te voeren en enkele passages te schrappen. De definitieve drie vragen die de Hoge Raad aan het Hof stelt zijn als volgt: