Birkenstock-sandalen geen toegepaste kunst: BGH verschaft duidelijkheid over auteursrecht en mode

Het Duitse Bundesgerichtshof (BGH) heeft beslist dat de bekende Birkenstock-sandalen niet als “werken van toegepaste kunst” kunnen worden aangemerkt. Daarmee komt er vooralsnog in Duitsland geen auteursrechtelijke bescherming voor deze inmiddels wereldwijd geliefde en vaak geïmiteerde schoenen. De kern van het geschil draaide om de vraag of de ontwerpen, die al decennialang commercieel succesvol zijn, voldoende “gestalterischer Freiraum” (ontwerpruimte) bezitten en op artistieke wijze worden benut. Birkenstock kent een lange geschiedenis, die teruggaat tot de 18e eeuw. Groot geworden met anatomische voetbedden en eenvoudige, brede leren bandjes, groeide het bedrijf in de jaren 60 en 70 uit tot een cultfavoriet onder liefhebbers van comfort en een meer natuurlijke levensstijl. Inmiddels zijn de sandalen ook doorgedrongen tot de high fashion, reguliere samenwerkingen met ontwerpers en luxehuizen getuigen daarvan. Toch heeft deze modieuze opmars niet voorkomen dat het BGH de nadruk legt op de functionele en orthopedische basis van de sandalen.
Onrechtmatige Facebook-uitlatingen: rechter stelt grenzen aan online beschuldigingen
Rb. Amsterdam 11 februari 2025, IEF 22556, IT 4788; ECLI:NL:RBAMS:2025:962 (Eiseres sub 1 c.s. tegen gedaagde). Eiseres sub 1 is een handelsonderneming die onder verschillende handelsnamen diverse diensten aanbiedt en producten verkoopt. Een deel van haar handelswaar koopt zij in Thailand in. Om haar diensten te promoten, adverteert eiseres sub 1 onder meer op Facebook. Eiser sub 2 en zijn broer zijn vennoten van eiseres sub 1. Gedaagde heeft op Facebook gereageerd op berichten die door eiser sub 2 zijn geplaatst. Deze berichten hebben alle als strekking dat eiser sub 2 een oplichter is. Eiseres sub 1 c.s. hebben gedaagde meerdere keren gesommeerd de berichten te verwijderen, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. In deze zaak vorderen eiseres sub 1 c.s. een verklaring voor recht dat een aantal uitlatingen onrechtmatig is, dat gedaagde een schadevergoeding van € 5.000 moet betalen, dat hij de berichten moet verwijderen en verwijderd moet houden, en tot slot dat gedaagde wordt verboden zich op Facebook over eiseres sub 1 uit te laten. In reconventie vordert gedaagde dat eiseres sub 1 c.s. worden veroordeeld tot het betalen van een immateriële schadevergoeding. De reden hiervoor is dat gedaagde gehuwd is met een Thaise vrouw en met haar in Thailand wil gaan wonen. Volgens gedaagde kan hij schade ondervinden, omdat eiseres sub 1 c.s. een melding over hem hebben gedaan bij de Thaise autoriteiten.
Uitspraak ingezonden door Nanda Ruyters en Lotte Sliedregt, BRIGHT ip lawyers.
Persoonlijkheidsrechten architect niet geschonden door het ontwerp van nieuwe entreehal Eindhoven Airport

Rb. Oost-Brabant 19 februari 2025, IEF 22555; ECLI:NL:RBOBR:2025:1017 (Eisers tegen Eindhoven Airport). In dit kort geding vorderen een architect en zijn vennootschap een bouwverbod voor de nieuwe entreehal van Eindhoven Airport, stellende dat dit inbreuk maakt op zijn persoonlijkheidsrechten (art. 25 lid 1 sub c en d Auteurswet). Hij betoogt dat het ontwerp van EGM een aantasting of verminking is van het mede door eisers gecreëerde terminalontwerp. De architect was betrokken bij de gefaseerde uitbreiding van de luchthaven binnen het consortium Constellation, dat sinds 2000 uitbreidingsplannen ontwikkelde. Na een eerdere auteursrechtelijke veroordeling van Eindhoven Airport werd zonder eisers een nieuwe aanbesteding gestart, resulterend in het ontwerp van EGM. Centraal staat de vraag of Eindhoven Airport met het ontwerp van EGM de persoonlijkheidsrechten van eisers als architect schendt. Eindhoven Airport voert verweer tegen de vorderingen van eisers en betwist dat aan eisers persoonlijkheidsrechten toekomt. Subsidiair stelt Eindhoven Airport dat eisers afstand heeft gedaan van zijn persoonlijkheidsrechten. Voor zover eisers al een beroep kan doen op persoonlijkheidsrechten, dan is volgens Eindhoven Airport geen sprake van een aantasting of verminking van het werk in de zin van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Het bestaande gebouw wordt met het ontwerp van EGM namelijk niet aangetast. Er wordt enkel een nieuwe gebouw naast geplaatst. Aan het bestaande gebouw worden slechts minimale en enkel noodzakelijke aanpassingen aangebracht om de entreehal met de terminal te verbinden.
Verwarringsgevaar tussen de merken CAPRIZZA en CAPIZZI gastropizza

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22554; IEFbe 3873; ECLI:EU:T:2025:147 (Biif Srl tegen EUIPO, Eddies Pizza, SL). Biif Srl heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor de inschrijving van een beeldmerk dat betrekking heeft op diensten zoals het leveren van eten en drinken, het verhuren van meubilair en tafeldecoratie voor eetgelegenheden, het verstrekken van informatie, advies en reserveringen met betrekking tot eten en drinken, en catering- en barservices. Eddies Pizza, SL heeft oppositie ingediend tegen de inschrijving van dit merk voor de genoemde diensten, op basis van een eerder ingeschreven beeldmerk dat de term "capizzi GASTROPIZZA" bevat en betrekking heeft op diensten zoals het bereiden en leveren van eten en drinken, inclusief cateringdiensten en bezorging van voedsel. De oppositie was gebaseerd op het bestaan van verwarringsgevaar tussen de merken. De oppositieafdeling van het EUIPO heeft de oppositie gedeeltelijk toegewezen en geoordeeld dat de aangevraagde diensten grotendeels identiek of in zekere mate soortgelijk zijn aan de diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven, met uitzondering van dierenopvang. Biif Srl heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Kamer van Beroep van het EUIPO. De Kamer van Beroep heeft het beroep verworpen en geoordeeld dat er verwarringsgevaar bestaat voor het relevante Spaanstalige publiek in de Europese Unie. Biif Srl heeft daarop bij het Gerecht beroep ingesteld en verzoekt de nietigverklaring van de bestreden beslissing.
Hoge Raad laat arresten over Apixaban in stand zonder motivering, artikel 81 RO

HR 14 februari 2025, IEF 22553, LSR 2280; ECLI:NL:HR:2025:260, ECLI:NL:HR:2025:262 (Teva en Sandoz tegen BMS). Deze zaken gaan over geschillen tussen BMS aan de ene kant, en Teva en Sandoz aan de andere kant, over het op de markt brengen van een generiek Apixaban. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter de uitspraak G2/21 verkeerd heeft uitgelegd [zie IEF 21629]. De uitkomst van de Hoge Raad is dat de klachten tegen BMS niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft hierbij niet gemotiveerd waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van de klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, waardoor de Hoge Raad op grond van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere toelichting hoeft te geven. Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partijen dienen Teva en Sandoz te worden verwezen in de proceskosten. De beoordeling van de Hoge Raad is in lijn met de conclusie van de A-G over deze zaken [zie IEF 22508].
Artikel ingezonden door Novagraaf.
Artikel: FAQ over domeinnamen

Domeinnamen spelen een cruciale rol in de digitale aanwezigheid van bedrijven en individuen op internet. Ze fungeren als het onlineadres van uw onderneming en zijn vaak het eerste contactpunt voor klanten. In deze FAQ vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over domeinnaamregistratie, rechten met betrekking tot domeinnamen en geschillen tussen domeinnamen of tussen een domeinnamen en merken.
Rechtbank wijst meeste vorderingen af en kent gedeeltelijke inzage toe in geschil over concurrentie bij schroeffunderingen
Rb. Overijssel 22 februari 2023, IEF 22548; ECLI:NL:RBOVE:2023:5383 (partij A tegen partij B). De rechtbank oordeelt over een geschil tussen partij A en partij B, die jarenlang hebben samengewerkt in de verkoop van schroeffunderingen. Partijen hebben meerdere overeenkomsten gesloten. In deze procedure vordert partij A verklaringen voor recht, een verbod op het gebruik van bedrijfsgeheimen en knowhow, afgifte van gegevens over GS-fundamenten en afdracht van winst. Daarnaast vordert partij A inzage in bepaalde stukken, deels op basis van een eerder bewijsbeslag. De rechtbank beoordeelt allereerst de vraag of partij B wanprestatie heeft gepleegd door tijdens de looptijd van de samenwerking een concurrerend product te ontwikkelen en aan te bieden. De samenwerkingsovereenkomst bevat geen expliciet concurrentieverbod en laat nevenactiviteiten toe. De rechtbank overweegt dat uit de overeenkomst niet volgt dat partij B werd verboden om tijdens de looptijd van de overeenkomst concurrerende activiteiten te ontplooien, maar ook dat er geen absoluut concurrentieverbod was overeengekomen. Concurrerende activiteiten leveren daarom niet zonder meer een toerekenbare tekortkoming op.
Merkregistratie terecht geweigerd: bladsymbool mist onderscheidend vermogen

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22550; IEFbe 3872; ECLI:EU:T:2025:146 (Essity Hygiene and Health AB tegen EUIPO). Het Gerecht behandelt het beroep van Essity Hygiene and Health AB tegen de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO. De zaak draait om de vraag of het aangevraagde merk, een afbeelding van een blad, voldoet aan de vereisten van artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening nr. 207/2009. De Kamer van Beroep had geoordeeld dat het bladsymbool geen onderscheidend vermogen heeft. Het merk werd door de Kamer opgevat als een decoratief of ornamenteel element dat geen herkomst aanduidt. De Kamer merkte op dat bladsymbolen veelvuldig voorkomen in de sector, waar ze doorgaans worden gebruikt om milieuvriendelijke eigenschappen aan te duiden, zoals recycleerbaarheid of duurzame productie. Het publiek zou het aangevraagde merk eerder associëren met dergelijke kenmerken dan met de herkomst van de producten. Het Gerecht bevestigt deze vaststellingen en oordeelt dat het aangevraagde merk geen kenmerken heeft die het relevante publiek in staat stellen het symbool te herkennen als een onderscheidend teken. Het merk vertoont een gestandaardiseerde en realistische weergave van een blad en bevat geen opvallende of complexe elementen die het onderscheiden van andere decoratieve bladsymbolen. Volgens het Gerecht heeft de Kamer van Beroep terecht vastgesteld dat het bladsymbool geen eigenschappen heeft die het publiek als onderscheidend zou ervaren.
UPC overzicht: 11 t/m 17 februari 2025

UPC CoA 11 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_563/2024 (Suinno tegen Microsoft). Suinno is houder van een octrooi op een methode en middelen voor browsen door middel van lopen. Suinno is een inbreukprocedure gestart tegen Microsoft. De rechter-rapporteur heeft op het verzoek van Suinno geoordeeld dat bepaalde documenten vertrouwelijk moeten worden gehouden. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft de beschikking van de rechter-rapporteur vernietigd en het verzoek van Suinno tot vertrouwelijkheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vertegenwoordiger van Suinno, die tevens algemeen directeur en belangrijkste aandeelhouder van Suinno is, aanzienlijke bestuurlijke en financiële bevoegdheden binnen Suinno heeft en daarom niet als onafhankelijk kan worden beschouwd voor de rechtsgeldige vertegenwoordiging van zijn cliënt in procedures voor het UPC. Ook het Hof van Beroep oordeelt dat Suinno niet op geldige wijze is vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 48(1), (2) en (5) UPCA. Hoewel het UPCA niet expliciet een “derde persoon”-eis stelt, concludeert het Hof dat een vertegenwoordiger niet nauw verbonden mag zijn met de vertegenwoordigde partij, zoals bij een directeur of grootaandeelhouder het geval is. De vorderingen van Suinno in hoger beroep worden afgewezen.
HvJ EU: Huawei/ZTE

HvJ EU 15 juli 2015, IEF 22549; ECLI:EU:C:2015:477 (Huawei/ZTE)
Onderwerp:
FRAND-voorwaarden.
Feiten:
Huawei heeft een octrooi op een werkwijze die een standaard is. Daarom is Huawei een verbintenis aangegaan om aan derden licenties te verlenen onder FRAND-voorwaarden. De prejudiciële vragen zien op uitlegging van het spanningsveld van de FRAND-voorwaarden en misbruik van macht.
Rechtsregel (dictum):
De verbintenis om licenties te verlenen onder FRAND- voorwaarden schept een verwachting bij derden. De weigering van het verlenen kan misbruik van machtspositie opleveren. Daarentegen dient een vermeend inbreukmaker ofwel van het aanbod gebruik te maken, of met een concreet tegenaanbod te komen dat aan de voorwaarden voldoet.