IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 12084

Prejudiciële vragen: Openbaarmaking van een model in een folder buiten de EU

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 25 oktober 2012, zaak C-479/12 (Gautzsch Großhandel tegen Münchener Boulevard Möbel Joseph Duna GmbH) - dossier

In navolging van de eerdere signalering in IEF 12012, nu uitgebreid. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Toepassing van welk nationaal recht bij verschillende vorderingen.

Verzoekster brengt tuinmeubelen op de Duitse markt waaronder een tuinpaviljoen ‘Schmiedeeisen/Elégance’, waarvan een afbeelding (baldakijn) in de verwijzingsbeschikking is opgenomen. Verweerster brengt sinds 2006 een in China vervaardigde baldakijn, genaamd ‘Athen’ op de markt. Verzoekster meent aanspraak te kunnen maken op bescherming als niet-ingeschreven gemeenschapsmodel omdat het model in 2004 door haar zaakvoerder is ontworpen en in april/mei 2005 in een branche catalogus is opgenomen. Zij stelt dat verweerster het paviljoen ‘Athen’ aan de hand van verzoeksters ontwerp heeft nagemaakt en dient vorderingen in om een eind te maken aan deze inbreuk. Verweerster stelt dat het ontwerp in China tot stand is gekomen zonder kennis van verzoeksters werk. In 2005 is het model al te zien geweest op een tentoonstelling van de fabrikant in China om aan Europese afnemers voor te stellen. Ook verzoekster zou langs die weg van het model op de hoogte zijn. Haar vordering is dan ook verjaard en er heeft rechtsverwerking plaatsgevonden. Nadat verweerster in eerste instantie en in beroep in het ongelijk is gesteld krijgt zij toestemming voor de herzieningsprocedure.

De verwijzende Duitse rechter (Bundesgerichtshof) heeft alvorens uitspraak te kunnen doen uitleg nodig over Vo. 6/2002 om verweersters claim te beoordelen, en stelt het HvJ EU zes vragen:

1. Moet artikel 11, lid 2, van verordening nr. 6/2002 aldus worden uitgelegd dat een model bij een normale gang van zaken redelijkerwijs ter kennis kan zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn, wanneer afbeeldingen ervan aan handelaars zijn gedistribueerd?

2. Moet artikel 7, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 6/2002 aldus worden uitgelegd dat een model, hoewel het zonder een uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan derden is bekendgemaakt, bij een normale gang van zaken niet redelijkerwijs ter kennis kan zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn, wanneer

    a) het enkel voor bepaalde ondernemingen van de betrokken sector beschikbaar is gesteld, of
    b) het is tentoongesteld in een tentoonstellingsruimte van een onderneming in China die buiten het gebruikelijke waarnemingsveld van de analisten van de betrokken markt is gelegen?

3. a) Moet artikel 19, lid 2, van verordening 6/2002 aldus worden uitgelegd dat de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel het bewijs moet leveren dat het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model?
    b) Indien de derde vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord:

Wordt de bewijslast omgekeerd of kan de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel aanspraak maken op een lichtere bewijslast, wanneer het model en het aangevochten gebruik ervan in grote mate overeenstemmen?

4. a) Kan het recht om volgens artikel 19, lid 2, juncto artikel 89, lid 1, sub a, van verordening 6/2002 een verbodsvordering in te stellen op grond dat inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel is gemaakt, verjaren?
    b) Indien de vierde vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord: Wordt deze verjaring geregeld door het Unierecht, en zo ja, door welke bepaling?

5. a) Kan met betrekking tot het recht om volgens artikel 19, lid 2, juncto artikel 89, lid 1, sub a, van verordening 6/2002 een verbodsvordering in te stellen op grond dat inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel is gemaakt, sprake zijn van rechtsverwerking?
    b) Indien de vijfde vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord: Wordt deze rechtsverwerking geregeld door het Unierecht, en zo ja, door welke bepaling?

6. Moet artikel 89, lid 1, sub d, van verordening 6/2002 aldus worden uitgelegd dat op vorderingen tot vernietiging [van nagemaakte goederen], informatieverstrekking en schadevergoeding die wegens inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel voor de volledige Unie worden ingesteld, het recht dient te worden toegepast van de lidstaat waar de inbreukmakende handelingen zijn verricht?

Op andere blogs:
Class 99 (Gautzsch Großhandel reference for CJEU)
Class 99 (Gautzsch Grosshandel)

IEF 12083

WIPO-selectie november 2012

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over:

D2012-1359 Deels aanwezig zijn van merknaam in domeinnaam,
D2012-1894 Gebruik van "audicity" voor emailadressen al 10 jaar gaande
D2012-1781 Afwijzing vanwege contractuele geschil met voormalig dealer
D2012-1624 Beëindiging wederverkoopovereenkomst is contractueel geschil
D2012-1874 Nieuwe invulling Oki Data-wederverkoper; blog over producten merkhouder
D2012-1572 Dissenting opinion over generieke term 'priceshoes' (1 of 2 woorden)
D2012-1668 'Takeout' is beschrijvend voor afhaalmaaltijden
D2012-1893 Invullen aanvraagformulieren en facturen ontvangen, is nog geen merkenrecht
D2012-1701 Over een ongeldig verklaard merk en ongebruikte domein
en .NL-domeinnamen transfers: bmw-kopen.nl / mini-kopen.nl, sexhyve.nl en consumentembond.nl.

De vorige editie: WIPO-selectie oktober 2012 of via dossier domeinnaamrecht (linkerkolom). De selectie is (deels) samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

WIPO 29 oktober 2012, D2012-1359
hurenscout.com
seitensprungscout.com > Complaint denied

Domeinnaam stemt niet verwarringwekkend overeen met een merk/handelsnaam. Slechts een gedeelte van de merknaam “scout” is aanwezig in de domeinnaam. Dit is zelf ook een beschrijvend element dat vaker op internet voorkomt en dit bezit dan ook geen onderscheidend vermogen. Anders was het geweest wanneer “scout24” (de volledige merknaam) was opgenomen. Dat is wel onderscheidend.

One must therefore determine whether they are confusingly similar. The only part of the disputed domain names which is identical is the word “scout”. The word “scout” as shown by the various definitions contained in common dictionaries, is essentially descriptive. The question is whether this essentially generic and descriptive word has acquired, in the present circumstances, a distinctive force, by itself. The Panel finds that today the word “scout” is widely used in the Internet to signify specific search activities. It is however just as often used by trademark owners other than the Complainants, and the word, by itself, is not perceived as more than pointing to specific search activities. It is the Panel’s view that to become distinctive, the word must be combined with a pre- or a suffix enabling the combination to acquire distinctive force as a name. This distinctive effect could be also achieved by other circumstances, such as the identity or similarity of products and services or through a combination of word and image.

WIPO 7 november 2012, D2012-1894
audicity.com > Complaint denied

Automerk audi. Verweerder gebruikt domeinnaam gedurende 10 jaar al vooral voor zijn e-mailadressen. Gebruik is om meerdere redenen niet te kwader trouw. Verweerder heeft de domeinnaam niet te kwader trouw geregistreerd. Het was niet te verwachten dat merkhouder die combinatie van woorden waardevol zou achten.

In this case the Respondent has provided a plausible reason for registering a Domain Name. It has maintained the registration for 11 years, and claims to have used the Domain Name extensively for personal purposes during that time. From 2001-2012 the term “Audi City” was not in common use and there was no reason for the Respondent to consider that the Complainant would find that combination of words valuable. The Respondent has never used the Domain Name for commercial purposes, nor has he attempted to sell the Domain Name.

WIPO 6 november 2012 D2012-1781
arcticspassaskatoon.com > Complaint denied

Merkhouder Arctic Spas tegen verweerder. Verweerder heeft domeinnaam ooit voor Arctic Spas Saskatoon (toen nog dealer van Arctic Spas) geregistreerd. Arctic Spas Saskatoon is niet meer, wel contractueel afgesproken voor overdracht van domeinnaam zorg te dragen. Verweerder heeft hier echter niets mee te maken. Afwijzing nu het vooral een contractueel geschil is.

Prior UDRP panels have rejected complaints where the dispute is primarily contractual in nature. See, Clinomics Biosciences, Inc v. Simplicity Software, Inc., WIPO Case No. D2001-0823, where the panel found: “Prior decisions have rejected complaints where the dispute is primarily contractual and therefore outside the scope of the policy. See Adaptive Molecular Technologies, Inc. v. Pricilla Woodward and Charles R. Thornton, WIPO Case No. D2000-0006 (February 28, 2000). That appears to be the appropriate course here, where the dispute turns on the resolution of legal matters outside the scope of the Policy. In declining relief, I take no position on the merits of the fee or lien dispute that exists between the parties.

WIPO 17 oktober 2012, D2012-1624
dexpaninternational.com > Complaint denied

Domeinnaam was van wederverkoper van Dexpan. Door beëindigen van de wederverkoopovereenkomst is voldoende duidelijk dat verweerder geen eigen recht of legitiem belang bij de domeinnaam heeft. Eiser heeft echter onvoldoende aangetoond dat tijdens registratie sprake was van kwader trouw. Geschillenprocedure niet geschikt voor het oplossen van contractuele geschillen.

The Policy is directed to resolving disputes concerning allegations of abusive domain name registration and use. See, Milwaukee Electric Tool Corporation v. Bay Verte Machinery , Inc. d/b/a The Power Tool Store, WIPO Case No. D2002-0774. As stated in Oki DataAmericas, Inc. v. ASD, Inc., WIPO Case No. D2001-0903, “It is important to keep in mind that the Policy was designed to prevent the extortionate behavior commonly known as Cybersquatting. It cannot be used to litigate all disputes involving domain names. The Thread.com, LLC v. Poploff, WIPO Case No. D2000-1470.” In the current case there is no evidence of any written agreement between Complainant and CPI t/a Dexpan International. Disputes about alleged breaches of oral agreements which may or may not have considered default, notice of default, remedies for default, termination for failure to remedy default, remedies after termination and the like are normally better suited for legal proceedings providing production of documents, discovery of documents and witnesses etc.”

WIPO 15 november 2012, D2012-1874
lisecharmel.org > Complaint denied

Eigen recht of legitiem belang. Oki data principles (D2001-0903 - voor wederverkopers etc.) nieuwe invulling/nadere uitleg criteria onder C. Website betreft namelijk een blog over de producten van de merkhouder die doorlinkt naar (specifieke pagina’s van) website van verweerder waar ook andere producten worden verkocht. Er is geen sprake van profiteren van het merk van de merkhouder, de verweerder handelt ook uit belang van merkhouder.

Applying factor (c) is more difficult on the particular facts of this case. The website to which the disputed domain name resolves is as the Complainant portrays it effectively a “pseudo blog” and the Respondent admits that it is clearly for promotional purposes. This blog apparently only promotes genuine LISE CHARMEL products but also contains a link from each product displayed to the appropriate product page in the Respondent’s on-line retail store on which genuine LISE CHARMEL products are sold by the Respondent. The Complainant says that this amounts to the Respondent seeking to gain traffic or customers by using its mark and goodwill and then illegitimately switching them through to its website on which other products are sold. Although the Complainant may be correct that other products are sold from the Respondent’s on-line retail store, these other products are apparently not sold from the same pages (or, indeed, under the disputed domain name) on which the LISE CHARMEL products are sold. Does this amount to a sale of other sorts of trade marked products such as amounts to bait or switch selling for the purposes of factor (c)?”

In the Panel’s view this is rather a case of the Respondent seeking to promote and sell the complainant’s products in the interests of both parties. If the Complainant had really not wanted the Respondent to promote and distribute its products in this manner then it could have attempted earlier communication with the Respondent in this regard, or in the alternative it could have taken alternative legal action at any point over the last couple of years. This possibility may still be open to it, but if it wishes to do this then it is a matter for the courts and is beyond the scope of the Policy.

WIPO 30 oktober 2012, D2012-1572
priceshoes.com > Transfer with dissenting opinion

De geschillenbeslechters zijn andere meningen toegedaan over de term ‘priceshoes’. Het bestaat niet uit één generieke term, maar uit twee. Is de term in zijn geheel dan wel zo generiek te noemen? En wordt de domeinnaam wel alleen gebruikt in samenhang met die term? De meerderheid vindt van niet en wijst de eis toe. Dissenting opinion: term is wel generiek, verweerder gebruikt domeinnaam wel om alleen schoenen en prijzen te vergelijken, verweerder dus wel eigen recht of legitiem belang bij de domeinnaam en niet te kwader trouw.

Uit het oordeel van de meerderheid: via een time-limited historical Google search in 2005 had verweerder bekendheid met eiser opgeleverd, dus kwader trouw:

“Thus, the question remains, whether the Respondent would have discovered the Complainant and been put on notice of the Complainant’s trademark rights, had it conducted a minimal due diligence investigation through the use of a basic online search when it acquired the domain name in 2005. This question is made rather more difficult as the Complainant has elected to delay the filing of its Complaint for roughly seven years, and it is now harder to ascertain what a Google search might have returned within the relevant time frame.

That said, however, the Complainant has provided a time-limited historical Google search, showing hits which would have been returned on or around the date on which the domain name was originally registered (potentially by the Respondent’s predecessor-in-interest) in 2003. The Complainant’s website is the first hit in the search results, and thus (particularly absent any rebuttal or refutation of the Complainant’s evidence or arguments in this regard), it seems clear that a basic Internet search would have put the Respondent on notice of the Complainant’s rights in the PRICE SHOES term. The Complainant’s domain name had, at that time, been registered for roughly six years, and the Complainant had been conducting its business under the Price Shoes name for nearly ten years.
Accordingly, the Panel finds that the disputed domain name was registered in bad faith by the Respondent.”

WIPO 18 oktober 2012, D2012-1668
takeout.com > Complaint denied

Domeinnaam uit 1999 en is sinds 2004 overgedragen aan verweerder. Eiser registreert “Takeout.com” in 2011 in ‘supplemental register’ als merk. Hiermee verkrijgt eiser niet automatisch merkrechten, dat moet worden bewezen. Daar is in het geval van eiser geen sprake van, geen bescherming op grond van UDRP. "Takeout" is beschrijvend en wordt veelvuldig gebruikt voor afhaaleten. Daarnaast sprake van reverse domain hijacking.

Finally, the Panel notes that there is substantial third party use of TAKEOUT.COM as well as the generic or commonly descriptive phrase “takeout.” “Takeout” is a term commonly used to describe food or a meal to be consumed away from its place of preparation. See, e.g., https://www.merriam-webster.com/dictionary/takeout. It is sufficiently commonly used in that sense that the term also functions as a standalone noun, as in “I will go pick up some takeout”. The Panel finds that Complainant has no rights in TAKEOUT.COM as a service mark that could serve as the basis for this Complaint under the Policy.

WIPO 19 november 2012, D2012-1893
kemosaberecords.com > Complaint denied

Eiser onderbouwt onvoldoende dat hij merkenrechten heeft, noch geregistreerd, noch op basis van common law. Invullen van aanvraagformulieren en ontvangen van facturen roepen geen merkenrecht in het leven.

“Complainant mentions the four ITU applications it has filed with the USPTO for various intended uses of KEMOSABE, but it has not asserted that the filing of those applications gives rise to trademark rights. “According to McCarthy on Trademarks, it is “fundamental to United States trademark registration practice that use must precede registration. Without use, there is no ‘trademark’ to be recorded on the Federal Register of marks. The ‘use’ necessary is use in the ‘ordinary course of trade, not just token use.’" PRGRS, Inc. v. BPB Prumerica Travel, WIPO Case No. D2002-0076. The most current USPTO records the Panel accessed online for Complainant’s ITU applications Serial Numbers 85568079 and 85568052 state as their status: “Notice of Allowance (NOA) sent (issued) to the applicant. Applicant must file a Statement of Use or Extension Request within six months of the NOA issuance date.” The most current USPTO record the Panel accessed online for Complainant’s ITU application Serial Number 77957028 states as its status: “A third request for extension of time to file a Statement of Use has been granted.” And the most current USPTO record the Panel accessed online for Complainant’s ITU application Serial Number 77957048 states as its status: “A fourth request for extension of time to file a Statement of Use has been granted.” Complainant has not really argued, let alone provided any evidence here to support a finding that the filing of, or notices of allowance for, its ITU applications give rise to trademark rights. See PRGRS, Inc. v. BPB Prumerica Travel, WIPO Case No. D2002-0076(denying complaint involving a pending ITU application and no evidence of use in commerce); see also True North Media, LLC and Good Universe Media, LLC v. 1soft Corporation, Greg Thorne, WIPO Case No. D2012-1457 (denying complaint involving a pending ITU application and no evidence of common law rights); Continental Casualty Company v. Andrew Krause / Domains by Proxy, Inc., WIPO Case No. D2008-0672 (denying complaint involving a pending ITU application and no evidence of use in commerce).

Furthermore, despite Complainant’s receipt of notices of allowance (“NOA”) for the four ITU applications, having failed to provide acceptable proof of use to the USPTO, these notices do not constitute trademark registrations. See the USPTO’s website at https://www.uspto.gov/trademarks/process/tm_sec1btimeline.jsp (“The NOA is not a registration, but indicates that the mark will be allowed to register after an acceptable Statement of Use (SOU) is filed.”); see also Donald J. Trump v. eStore of New York, WIPO Case No. D2007-0119 (“In other words, an applicant for such a mark [an ITU applicant] not only lacks a federal registration but also represents (until it has filed a statement of use or an amendment to allege use with the United States Patent and Trademark Office) that it has not used the mark that is the subject of the application. ‘[T]he application[] merely establish[es] that, on the date that [it was] filed,… applicant intended to use the mark as a trademark. The[] [application] do[es] not, standing alone, evidence use of a mark.’ Viva Group, Inc. v. Peter Best, Jr., WIPO Case No. D2006-1151. See also Friends of Kathleen Kennedy Townsend v. B. G. Birt, WIPO Case No. D2002-0451 (denying complaint where “[n]o document showing actual use of the alleged mark is in the record”); and PC Mall, Inc. v. Pygmy Computer Systems, Inc, WIPO Case No. D2004-0437 (“Complainant may not rely on the constructive use date of its [intent-to-use] application”).)”

WIPO 29 oktober 2012 , D2012-1701
inventa.com > Complaint denied

Domeinnaam geregistreerd in 1995. Eigenaar had ook merkenrechten op ‘inventa’. Echter deze zijn sinds 2010 ongeldig verklaard. Website is ook niet beschikbaar. Panel kan hieruit echter niet opmaken dat de verweerder geen eigen recht of legitiem belang bij domeinnaam (meer) heeft.

Furthermore, in light of substantial and good faith use of the disputed domain name made by the Respondent to promote its business from 1996 to 2011, the Panel is unable to infer from the lapse of the trademark INVENTA of the Respondent and the current non use of the disputed domain name, that the Respondent has lost its rights to or legitimate interests in the disputed domain name.

.nl-domeinnamen
WIPO 2 november 2012, DNL2012-0030
bmw-kopen.nl
mini-kopen.nl > Transfer

Geen eigen recht op of legitiem belang bij de domeinnaam. Verweerder voldoet niet aan alle vereisten. Verweerder maakt onvoldoende duidelijk wat zijn relatie tot de merkhouder is. Het is onvoldoende om aan te geven dat de websites ‘een onderdeel zijn van "handelsprijzen.nl". Ook op DirkzwagerIE/IT, DomJur 2012-904.

The Panel, however, observes that the Respondent did not provide details on the websites under the disputed domain names that adequately inform potential purchasers about the fact that the Respondent is not an authorized reseller and has no authorized relationship with the Complainant. The mere fact that the home page of the websites under the disputed domain names mentions that “BMW kopen” and “MINI kopen”, respectively, are part of “Handelsprijzen.nl” is insufficient to be regarded as the required information with respect to the (absence of the) relation with the Complainant.

WIPO 7 november 2012, DNL2012-0058
sexhyve.nl > Transfer

De geclaimde domeinnaam sekshyve.nl heeft Hyves natuurlijk nooit echt in het bezit gehad. Waarschijnlijker is het dat deze domeinnaam Hyves nogal in de weg zat. De domeinnaam linkte namelijk door naar de website www.seks-book.nl; een website met voor zich sprekende inhoud. Wie wil daar nu mee worden geassocieerd? Ook op de Van Till-blog.

WIPO 12 november 2012, DNL2012-0063
consumentembond.nl > Transfer

Typosquatting. Bijzonder voor de hand liggend. Pay per click diensten op de website. Overeenstemming met merk, geen eigen recht of legitiem belang en gebruik/registratie te kwader trouw. Domeinnaam moet worden overgedragen.

IEF 12082

Verspilling en wettelijk ongepast om door te gaan met de uitvoering van Thuiskopiebesluit

FAIR Consumer Electronics c.s., Brief aan Staatssecretaris Teeven inzake de afschaffing thuiskopieheffing en AmvB, brief van 4 december 2012.

Thuiskopieheffing. Downloadverbod. Administratieve lasten. Misverstand Memorie van Toelichting en SONT-voorzitter. We hebben begrepen (...) dat u inmiddels steun heeft van een Kamermeerderheid om nieuwe wetgeving te ontwikkelen die het mogelijk maakt om aanbieders van illegaal aanbod aan te pakken en de thuiskopieheffing zal afschaffen [zie o.a. IEF 12042] .

Desalniettemin willen we onze teleurstelling uitspreken over uw beslissing om de AMvB inzake de Thuiskopieheffing niet in te trekken of de datum van inwerkingtreding uit te stellen. Zoals we u eerder hebben laten weten in onze  brief van 19 november 2012, zal de uitbreiding van de thuiskopieheffing ernstige schade toebrengen aan onze bedrijven en ons vermogen bemoeilijken om onze klanten te bedienen binnen en buiten Nederland. (...)

Inmiddels is duidelijk dat de administratieve lasten waar de industrie mee wordt geconfronteerd tenministe €50.000.000 bedragen. Voor en toelichting op dit bedrag verwijzen wij naar de bijlage waarin wij deze lasten toelichten.

Zoals we hebben aangegeven bij diverse gelegenheden in de SONT-vergaderingen en in onze brief van 19 november, hebben wij ernstige twijfels omtrent de wettigheid van de AMvB. Het is in strijd met de Richtlijn Auteursrecht en uitspraken van het Europese Hof van Justitie. In zijn huidige vorm voldoet de heffing niet aan de eis dat een billijke vergoeding wordt gebaseerd op de schade van het kopiëren voor privégebruik, en omvat tevens een vergoeding van illegale kopieën. Verder is de AMvB een willekeurige toepassing van de heffing en slaagt deze er niet in om een werkbaar systeem op te zetten met een vrijstelling van producten die worden verkocht aan professionele gebruikers.

Gezien de plannen om de heffing af te schaffen in de zeer nabije toekomst, is het een verspilling en wettelijk ongepast om door te gaan met de uitvoering van het Besluit per 1 januari 2013. Het dwingen van de industrie om te voldoen aan en tijdelijke maatregel die duidelijk in strijd is met het Europees recht en een onevenredige financiële last is voor de industrie, is niet wettelijk of commercieel aanvaardbaar.

IEF 12081

Ontwerpresolutie inzake uitvoering en gevolgen Volgrechtrichtlijn

Ontwerpresolutie van het EP, inzake het verslag over de uitvoering en de gevolgen van de Volgrechtrichtlijn (2001/84/EG), 16 oktober 2012, (2012/2038(INI))

De Volgrechtrichtlijn is met een tweeledig doel in het leven geroepen: enerzijds om ervoor te zorgen dat de auteurs van werken van grafische of beeldende kunst in economisch opzicht in het succes van hun werken delen en anderzijds om de toepassing van het recht in de hele EU te harmoniseren.

De Commissie komt in haar verslag over de tenuitvoerlegging en de effecten van de richtlijn tot de slotsom dat er geen eenduidig verband kan worden vastgesteld tussen het verlies van het aandeel van de EU in de wereldmarkt voor moderne en hedendaagse kunst en de harmonisatie van de bepalingen betreffende de toepassing van het volgrecht in de EU per 1 januari 2006. Evenmin kan eenduidig worden vastgesteld dat de verkoop van kunstwerken binnen de EU systematisch verschuift van de lidstaten die in 2006 het volgrecht hebben ingevoerd voor werken van levende kunstenaars, naar andere lidstaten. De Commissie erkent evenwel dat de Europese kunstmarkten in alle prijsklassen en zowel bij veilingverkopen als bij verkopen via een handelaar, onmiskenbaar onder druk staan.

Bovendien stelt de Commissie vast dat het volgrecht lang niet overal in de EU even goed wordt gehandhaafd. Daardoor kunnen voor wie aan de onderkant van de markt zit de lasten bijzonder hoog zijn, aangezien zij verhoudingsgewijs zwaarder door de handhavingskosten van het volgrecht worden getroffen.

Uw rapporteur wijst op het feit dat de kunstmarkt in 2010 naar schatting een omvang had van 10 miljard USD en in 2012 van 12 miljard USD en is om die reden van mening dat kunstenaars en hun erfgenamen recht hebben op een billijke beloning.

Verder lijken de gegevens in het Commissieverslag en de marktgegevens erop te wijzen dat het volgrecht geen negatieve gevolgen heeft voor de locatie van de kunstmarkt en de omzet. De Commissie wordt verzocht om nauw met de belanghebbende partijen samen te werken teneinde de positie van de Europese kunstmarkt te versterken en een aantal problemen, zoals bijvoorbeeld het "cascade-effect", te verhelpen.

17. meent dat het te vroeg is om al in 2014 de richtlijn opnieuw onder de loep te nemen, zoals voorgesteld door de Commissie, en stelt voor dat dit onderzoek in 2015 wordt gedaan (d.w.z. vier jaar na de evaluatie van december 2011);

18. verzoekt de Commissie om in haar volgende evaluatieverslag te onderzoeken in hoeverre de toepasselijke tarieven, de drempels en de indeling van de begunstigden in de richtlijn voldoen;

19. verzoekt de Commissie om nauw met de belanghebbende partijen samen te werken teneinde de positie van de Europese kunstmarkt te versterken en een aantal problemen, zoals het "cascade-effect" en de administratieve problemen die kleinere en gespecialiseerde veilinghuizen en handelaren ondervinden, te verhelpen;

IEF 12080

Erfgoedinstellingen hoeven gedigitaliseerde werken niet vrij te geven

Kamerbrief over de Telecomraad van 20 december 2012, onder meer over het hergebruik van overheidsinformatie, Voortgangsrapport van het voorzitterschap, AL-DE / 12370156.

Overheidsinformatie. Tarieven. Reikwijdte van de richtlijn naar erfgoedinstellingen en het auteursrecht. Contractenrecht. Het voornaamste discussiepunt gaat over de tarieven die overheden in rekening mogen brengen voor de informatie die beschikbaar wordt gesteld voor hergebruik. In het voorstel mogen overheden (voor zover ze geen culturele instellingen zijn) alleen afwijken van het uitgangspunt dat alleen maximaal marginale verstrekkingskosten in rekening mogen worden gebracht als ze voor de uitvoering van de publieke taak afhankelijk zijn van tarieven.

Een ander groot discussiepunt was de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn naar musea, archieven en bibliotheken. Nederland wilde geen dwingende Europese regels voor hergebruik van (digitaal) cultureel erfgoed. Er bleek echter geen blokkerende minderheid van lidstaten om de uitbreiding van de richtlijn tegen te houden, of te beperken tot alleen de grote musea, archieven en bibliotheken. Wel zijn de spelregels voor erfgoedinstellingen mede dankzij Nederlandse beïnvloeding gematigd:

- Erfgoedinstellingen hoeven gedigitaliseerde werken waarop (nog) auteursrecht rust niet vrij te geven voor hergebruik;
- Zij mogen meer rekenen dan de marginale (verstrekkings)kosten;
- En zij mogen voor digitalisering van collecties exclusieve contracten sluiten met bedrijven voor een langer periode dan andere overheidsinstellingen.

Al met is Nederland tevreden met wat tot nu toe is bereikt. Op nationaal niveau wordt hergebruik van digitaal erfgoed al gestimuleerd. De instellingen zullen daarbij straks de Europese regels hanteren.

IEF 12079

Nader verslag beperkte veredelingsvrijstelling

Wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling, nader, tweede nader, Kamerstukken II 2012-2013, 33 365 (-R1987), nr. 5.

In navolging van IEF 11759 - wetsvoorstel beperkte veredelingsvrijstelling 53b ROW 1995. Met diverse vragen over afstemming met Curaçao en Sint Maarten. Geheel van octrooihouders afhankelijke kwekers en dwanglicenties. Begrip "nieuw” zoals gebruikt in de Rijksoctrooirecht ook bruikbaar? Zou “onderscheidbaar” niet een betere term zijn?

Inhoudsopgave
Inleiding pp. 1-2
1. Aanleiding en doel pp. 2-3
2. Hoofdlijnen van het westvoorstel pp. 3-5
3. Verhouding tot de TRIPS-Overeenkomst pp. 5-8
4. Verhouding tot Richtlijn 98/44/EG pp. 8-10
5. Administratieve lasten pp. 10
6. Vergelijking met het buitenland pp. 10-11
7. Inwerkingtreding en gevolgen voor al verleende licenties pp. 11
8. Artikelen pp. 11
9. Overig pp. 11

Enkele vragen:
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorgestelde wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995) is afgestemd met Curaçao en Sint Maarten. Betekent dit dat het wetsvoorstel dan ook geldt voor deze landen?

(...) Een kweker die gebruik heeft gemaakt van geoctrooieerd plantmateriaal is na jarenlang veredelen nog steeds geheel afhankelijk van de medewerking van de octrooihouder(s) om tegen billijke voorwaarden een licentie te verkrijgen voor de exploitatie van het ras. Een dwanglicentie is geen serieus alternatief. Hoe ziet de regering dit, en op welke wijze wil zij dit probleem oplossen?

(...)p. 3: De leden vragen in hoeverre het begrip “nieuw” zoals gebruikt in de Rijksoctrooirecht ook bruikbaar is voor plantenveredeling waar gedurende kruising en selectie al diverse rassen ontstaan. Zou “onderscheidbaar” niet een betere term zijn?

3. Verhouding tot de TRIPS-Overeenkomst
De Raad van State is van oordeel dat een uitgebreide veredelingsvrijstelling niet te verenigen is met de TRIPS-Overeenkomst en de Biotechnologierichtlijn. Het internationale advocatenkantoor Hogan Lovells en Plantum stellen echter dat de introductie van een kwekersvrijstelling in het octrooirecht niet in strijd is met de TRIPSOvereenkomst en/of Biotechnologierichtlijn. Kan de regering de verschillen in opvatting nader duiden zo vragen de leden van de VVD-fractie?

4. Verhouding tot Richtlijn 98/44/EG

Is de regering bereid om ervoor te pleiten om de beperkte veredelingsvrijstelling expliciet als uitzondering op te nemen in de Biotechnologierichtlijn, zodat de Europese regelgeving op dit punt voor harmonisatie kan zorgen?

7. Inwerkingtreding en gevolgen voor reeds verleende licenties
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoeveel licenties er al gegeven zijn voor plantmateriaal (niet zijnde methoden van ontwikkeling) in Nederland, en welk deel hiervan in handen is van welke Nederlandse bedrijven.

8. Artikelen
De leden van de SGP-fractie vragen waarom in de wettekst de formulering ‘biologisch materiaal’ is gekozen en niet de formulering ‘teeltmateriaal afkomstig van een plantenras’. Kan de gekozen bredere formulering mogelijk onbedoelde effecten hebben?

IEF 12078

Gebruik foutieve firmanaam - verwijzing naar de Grote Kamer van Beroep

Interlocutory decision of Technical Board of Appeal 30 January 2012, T 445/08, OJ 11/2012.

Een bijdrage van Cees Mulder, Maastricht University.

Octrooi(proces)recht. In het Official Journal van het Europees Octrooibureau (OJ EPO) van november 2011 is de interlocutory decision van de Technische Kamer van Beroep (Board of Appeal) gepubliceerd inzake het al dan niet ontvankelijk verklaren van het beroepsschrift. In die interlocutory decision legt de Technical Board een aantal vragen voor aan de Grote Kamer van Beroep (Enlarged Board of Appeal).

Het geval betreft een internationale octrooiaanvrage die op 18 november 1999 is ingediend op naam van de Canadese firma Zenon Environmental Inc. Na verlening is het Europese octrooi EP 1140330 overgedragen aan Zenon Technology Partnership (assignment d.d. 30 mei 2006).

Nadat het Europees octrooi was herroepen (revoked) door de Oppositie Divisie van het EPO op 28 december 2007, is een beroepschrift (notice of appeal) ingediend door de octrooihouder, maar daarbij werd als naam gebruikt “Zenon Environmental Inc.”; de adressering van de firma was verder correct (straat, plaats, land).
De mededeling van het EPO van 7 maart 2008 dat de beroepsprocedure van start ging, bevatte een handgeschreven opmerking:

“The appeal was filed in the name of ZENON ENVIRONMENTAL INC.
The patentee is here registered as ZENON TECHNOLOGY PARTNERSHIP.
Therefore the patentee is asked to clarify the situation.”

Op 13 maart 2008 tekende de Europese octrooigemachtigde van de opponent een niet-ontvankelijkheids bezwaar aan dat het beroepschrift niet door de geregistreerde octrooihouder is ingediend.

Op dezelfde dag heeft de gemachtigde van de octrooihouder een verzoek ingediend voor correctie van de naam van de octrooihouder. Op 16 april 2008 vroeg de Board of Appeal aan de Europese octrooigemachtigde uit te leggen in wiens naam hij handelde en onder welke bepaling van de Europees Octrooiverdrag (EPC) de correctie werd verzocht, wat de correctie precies inhoudt, en wat voor effect dit zou hebben op de procedure. In zijn antwoord verklaarde de gemachtigde te handelen in naam van Zenon Technology Partnership.

Precies VIER jaar na het indienen van het beroepsschrift (notice of appeal) heeft de Board of Appeal besloten de zaak ter beslissing voor te leggen aan de Enlarged Board of Appeal (Artikel 112 EPC) met de volgende vragen:

(1) When a notice of appeal, in compliance with Rule 99(1)(a) EPC, contains the name and the address of the appellant as provided in Rule 41(2)(c) EPC and it is alleged that the identification is wrong due to an error, the true intention having been to file on behalf of the legal person which should have filed the appeal, is a request for substituting this other legal or natural person admissible as a remedy to “deficiencies” provided by Rule 101(2) EPC?
(2) If the answer is yes, what kind of evidence is to be considered to establish the true intention?
(3) If the answer to the first question is no, may the appellant’s intention nevertheless play a role and justify the application of Rule 139 EPC?
(4) If the answer to questions (1) and (3) is no, are there any possibilities other than restitutio in integrum (when applicable)?

Alle documenten inzake EP 1140330 kunnen worden ingezien op weblink.

IEF 12077

Brede interpretatie van evenementen die van aanzienlijk belang worden geacht

Draft opinion of the Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs on the Implementation of the Audiovisual Media Services Directive, 2012/2132(INI).

Television Icon
Als randvermelding. Brede interpretatie van "evenementen die door die lidstaat van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht" en "niet op een exclusieve basis uitzenden op zodanige wijze dat een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen", inclusief sport en entertainment. Deze Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs roept de Committee on Culture and Education, de verantwoordelijke committee, om de volgende suggesties op te nemen in haar motie voor een resolutie:

5. Welcomes the approach taken by the Commission and the European Court of Justice in relation to the interpretation of Article 14 of the AVMS Directive; calls for a continued broad interpretation of the term ‘events which are regarded as being of major importance for society’, including sports and entertainment events that are of general interest, and encourages Member States to draw up lists of such events;

6. Highlights the fact that, in an increasingly digital environment, public media services play a crucial role in ensuring that citizens are able to access information online, and acknowledges in this regard that the provision of internet services by public media services contributes directly to their mission;

(...)
8. Calls on the Commission to maintain, in the EU’s external trade agreements, the definitions of audiovisual media services of the Directive, thus ‘carving out’ those services.
IEF 12076

Novagraaf kerstpuzzel

Wat u ook gaat doen, de kerstpuzzel van Novagraaf mag tijdens kerst niet ontbreken. Wij hebben de logo’s van 25 verschillende landen op een rij gezet, maar een klein stukje ervan weggelaten. Weet u om welke landen het gaat? Vul dan de antwoorden in en maak daarbij kans op de nieuwste e-reader van Sony! Ga naar kerstquiz.novagraaf.nl en vul uw antwoorden in. U kunt deelnemen tot en met 4 januari 2013! Veel plezier!

Ga naar kerstquiz.novagraaf.nl en vul uw antwoorden in. U kunt deelnemen tot en met 4 januari 2013! Veel plezier!

IEF 12075

Publieke EU-consultatie: civiele handhaving van IPRs

DG Internal Market and Services Unit D.3 – Fight against counterfeiting and piracy, consultation document, ´Civil enforcement of intellectual property rights: public consultation on the efficiency of proceedings and accessibility of measures´, 30 november 2012 - 30 march 2013.

Verzoek. This technical survey aims at gathering specific information on the efficiency of proceedings and accessibility of measures used in the context of civil enforcement of intellectual property rights. These data will enable Commission to conduct a comprehensive assessment of the functionality of civil enforcement systems put in place in the Member States in order to improve the situation of all the actors active in the innovative sectors of European economy.

How to submit your contribution
In order to submit your contribution, please follow the procedure below:

This registration procedure is aimed at facilitating the filling in of the survey, as it provides the possibility to save a draft version of your contribution. Please note that the registration is not automatic; once we receive your request for registration, generated by the Registration Form, we will send you an e-mail with a personalised link to the survey.

Received contributions will be published on the Internet. It is important to read the specific privacy statement attached to this consultation for information on how your personal data and contribution will be dealt with. [red. meer informatie]

Period
From 30.11.2012 to 30.03.2013.