Overige  

IEF 1546

Broncode gedeeltelijk geopenbaard

In de mededingingsrechtelijke zaak tussen de Europese Commissie en Microsoft zijn weer nieuwe ontwikkelingen. Microsoft heeft het aanbod gedaan een deel van de broncode te openbaren (namelijk communicatieprogramma's voor het serverbesturingssysteem) . Microsoft heeft aangegeven dat "gebruikers het document wel mogen bestuderen, maar niet kopieren". In de VS zou ook de broncode van het desktopbesturingssysteem geopenbaard worden. Lees hier meer.

IEF 1540

De grootst mogelijke terughoudendheid

Kamerstuk 30300 VI, nr. 109, 2e Kamer. De vaste commissie voor Justitie heeft op 30 november overleg gevoerd met minister Donner over kopieerheffingen op mp3-spelers. Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De minister: “In dat totale kader is nu de vraag aan de orde of er een heffing moet komen op mp3-spelers. De partijen binnen de SONT komen daar niet uit. De statuten voorzien terecht in die situatie. Er is gekozen voor een systeem waarbij de voorzitter de knoop doorhakt. De minister heeft er het volste vertrouwen in dat de voorzitter van de SONT zijn opvatting deelt dat de grootst mogelijke terughoudendheid betracht moet worden ten aanzien van nieuwe heffingen en dat zeker op dit terrein de aandacht moet zijn gericht op de EU.” Lees hier meer.

IEF 1526

Tussenstand (3)

Zou er nog een beetje te verdienen zijn aan speculatieve .eu domeinnaamregistraties? Voor sommigen mag je hopen dat de investering zich laat terugbetalen. Een kijkje in het Benelux-Merkenregister leert dat Traffic Web Holding voor de eerste sunrise periode tot op heden 810 spoeddepots heeft verricht van de meest uiteenlopende soortnamen! Omgerekend in taksen is dat €350.730,-.

IEF 1523

Fysieke

De tweede, fysieke, ronde van het Domeinnaamdebat 2006 vindt plaats op 25 en 26 januari 2006 in congrescentrum RAI te Amsterdam. Woensdag 25 januari 2006: Internationalized Domain Names (IDN) en Evaluatie .nl-persoonsdomeinnamen, privacy en introductie numerieke .nl-domeinnamen. Donderdag 26 januari 2006: Evaluatie van de .nl-arbitrageregeling. Lees meer op www.domeinnaamdebat2006.nl
IEF 1513

Pittoresk (4)

Een tweede reactie op de zaak van de Pittoreske Buitenplaats en de noot van prof. mr D. J.G. Visser (Rechtbank Rotterdam, 3 januari 2006, LJN: AU9212. Eisers tegen Fortis Bank N.V.). Onderstaande overwegingen zijn afkomstig van Vivien Rörsch, advocate bij De Brauw Blackstone Westboek, Den Haag.

Is het gebruik van een afbeelding van een huis zonder toestemming van de gerechtigden in een brochure over hypotheken onrechtmatig? Onder omstandigheden kan dat het geval zijn, aldus de rechter van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, in het vonnis van 3 januari 2006. Hierop volgde kritiek van prof. Mr D.J.G. Visser. Hij zou het vreemd vinden als een eigenaar van een bouwwerk zich wel zou kunnen verzetten tegen dit soort gebruik, terwijl een architect dat nu niet (meer) kan.

Visser gaat er ten onrechte van uit dat een architect zich - sinds de recente wijziging van artikel 18 Aw - niet meer tegen dit soort gebruik zou kunnen verzetten. De beperking in artikel 18 Aw is door het wegvallen van de voorwaarde dat het bouwwerk niet de hoofdvoorstelling van de afbeelding mag vormen, niet ineens veel ruimer geworden.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat de nieuwe bepaling niet meebrengt dat de afbeelding van het architectonische werk onafhankelijk van het straats- of stadsbeeld mag worden geëxploiteerd zonder toestemming van de maker. Dit impliceert overigens niet dat de beperking wel van toepassing is zodra er enkele omgevingsfactoren (beetje water, riet, bomen en lucht) op de afbeelding zichtbaar zijn. Je kunt je dus afvragen of de Rechtbank te Leeuwarden in de zaak met betrekking tot de Leguaan-woningen niet aan het doel van de beperking voorbij is gegaan. Het is immers goed verdedigbaar dat gebruik van een afbeelding van een architectonisch werk waarbij de omgeving van ondergeschikte betekenis is, onder omstandigheden afbreuk kan doen aan de normale exploitatie van een werk, waarbij de belangen van de rechthebbende onredelijk worden geschaad. Kortom: een architect zou zich mogelijk kunnen verzetten door een beroep te doen op de drie-stappen-toets.

Bovendien is het niet juist om een koppeling te maken tussen het recht van de architect en het recht van eisers. Al zou de architect zich in dit geval niet op grond van de Auteurswet kunnen verzetten tegen het gebruik van de afbeelding, dan gaat daar nog geen negatieve reflexwerking van uit. Het geschil heeft geen betrekking op een specifieke situatie die de wetgever bewust buiten de omschrijving van de Auteurswet heeft laten vallen. Het gaat hier om het recht van de eigenaar waarop de Auteurswet helemaal geen betrekking heeft. Het onrechtmatige daadsrecht en het Auteursrecht bieden verschillende beschermingsregimes, die naast elkaar bestaan, en elkaar over en weer aanvullen.

Ook Mr. Bruinhof schreef een reactie op het Rotterdamse vonnis. Hij begroet dat met instemming omdat redenen van "eigendom" en "privacy" kunnen meebrengen dat toestemming gevraagd moet worden. Ook die visie deel ik niet. De overweging van de rechter dat eisers veel tijd en moeite aan de woning hebben besteed zonder dat daar noemswaardige verdiensten tegenover hebben gestaan, is weinig relevant. De bestede tijd en moeite komen immers ten goede aan het woongenot van eisers. Bovendien wordt niet duidelijk in hoeverre de exploitatiebelangen van eisers onevenredig zijn aangetast door publicatie van de foto. Nu het huis niet naar eisers te traceren is, zie ik daarnaast niet in waarom een afbeelding van het huis een inbreuk op de persoonlijke levensfeer zou vormen. Dit zou anders zijn als de kwestie betrekking zou hebben op ontoegankelijke plaatsen zoals het interieur van het huis of de vijver in de achtertuin. Nu gaat het echter om het aangezicht van het huis dat vanaf de openbare weg gewoon met het blote oog zichtbaar is.

In beginsel ben ik het dus eens met Visser dat het vonnis van de Rotterdamse Rechtbank tot een onjuist resultaat leidt. Toch kan ik me voorstellen dat omstandigheden die wel betrekking hebben op de commerciële exploitatie of persoonlijke levensfeer, in een ander geval onrechtmatigheid kunnen meebrengen. Daar doet het wel of niet ontbreken van het recht van de architect dus niet aan af. VR

Eerdere berichten (Visser en Bruinhof) hier. Lees het vonnis hier).

IEF 1506

De suggestie gewekt (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht over de rectificatieverplichting van GroenLinks meldt persbureau Novum: "De redactie van Nova weigert de uitspraken van partijvoorzitter van GroenLinks Herman Meijer over het geroyeerde Eerste-Kamerlid Sam Pormes te rectificeren. Volgens eindredacteur Piet van Asseldonk is het actualiteitenprogramma niet verantwoordelijk voor uitspraken van gasten. "Het is een vreemde beslissing van de rechter. Kranten rectificeren, wij niet." Lees het gehele bericht o.a. hier.

IEF 1502

De suggestie gewekt

Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht,  17-01-2006,  LJN: AU9707. Eiser tegen Groen Links. Tijdens de uitzending van het televisieprogramma Nova op 28 november 2005 heeft de voorzitter van GroenLinks de suggestie gewekt dat de GroenLinks senator P. in de nacht van 11 juni 1982 betrokken was bij een schietincident in Assen. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht heeft de rectificatie bevolen van die uitlating, omdat deze geen steun vindt in beschikbaar feitenmateriaal. 

En voor wie bezig is met het Handboek Rectificatie, voor het hoofdstuk medewerking media (zie b.v. ook hier): De rechtbank “veroordeelt GroenLinks c.s. - voor het geval Nova niet bereid zou zijn voornoemde rectificatie onverkort in haar (eerstvolgende) uitzending te presenteren - om voornoemde rectificatie direct na weigering door Nova, en in ieder geval binnen één week na de dag waarop dit vonnis is gewezen, op kosten van GroenLinks onverkort en zonder enig toegevoegd commentaar te (doen) plaatsen in de Volkskrant, het NRC Handelsblad en HP/De Tijd, waarbij (i) de kop vetgedrukt dient te zijn, (ii) het lettertype dient aan te sluiten bij het door het betreffende medium gebruikte lettertype en (iii) de rectificatie dient te worden geplaatst in een kader dat nauw aansluit bij het tekstgedeelte.” Lees het vonnis hier.

IEF 1501

Tussenstand (2)

De .eu domeinnamen blijven de gemoederen ook na de opening van de sunrise-periode nog bezighouden. Statistici kunnen de actuele stand van zaken hier volgen. Zo staat de teller op het moment van schrijven op 158.796 aanvragen voor 117.952 domeinnamen. Van deze aanvragen zijn er 31.584 gebaseerd op Gemeenschaps- of Internationale merkregistraties en 111.900 op nationale (of Benelux) registraties. Toch leuk om te weten.

IEF 1492

grote terughoudendheid

Rechtbank Amsterdam 26 oktober 2005, LJN: AU9723, Babybike - Stichting Consument en Veiligheid (vandaag op rechtspraak.nl).

Babybike produceert en verkoopt sinds 1993 fietsstoelen om peuters en baby's vanaf 6 weken op de fiets te vervoeren. Stichting Consument en Veiligheid ("SCV") heeft de afgelopen jaren via diverse media aandacht besteed aan het vervoer van baby's per fiets en heeft, aldus Babybike, het vervoer van baby's per fiets in daartoe bestemde zitjes ontmoedigd.

Babybike legt aan haar eis ter rectificatie ten grondslag dat SCV ten opzichte van Babybike onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld door, zonder te beschikken over wetenschappelijk onderzoek, in diverse publicaties te adviseren om baby’s die nog niet zelfstandig rechtop kunnen zitten (tot negen maanden), niet op de fiets te vervoeren. SCV maakt bij haar advisering ten onrechte geen onderscheid tussen zit- en ligstoeltjes. Dit terwijl Babybike nu juist een fietsstoel heeft ontwikkeld die (mede) is ontwikkeld voor zeer jonge baby’s die in de Babybike fietsstoel kunnen liggen. Onderzoeken die zich in positieve zin uitspreken over de Babybike fietsstoel zijn door SCV ten onrechte genegeerd. Bovendien heeft SCV zelf geen onderzoek gedaan naar de Babybike fietsstoel. Een en ander klemt te meer nu de adviezen van SCV door de media en de consument zeer serieus worden genomen.

De rechtbank verwerpt allereerst de stelling van Babybike dat SCV zich ten onrechte voordoet als onpartijdige instantie. Onvoldoende is gebleken dat SCV door de samenwerking met het bedrijfsleven haar onpartijdigheid zou hebben verloren.

Ten aanzien van de onrechtmatigheid van de publicatie oordeelt de rechtbank als volgt: "Voorop staat dat SCV tot doel heeft consumenten in algemene zin voor te lichten over de preventie van ongevallen in de privé sfeer. Een dergelijke organisatie is in beginsel vrij om zelf uit te maken op welke grondslagen zij die voorlichting baseert. Dat geldt in het bijzonder als het gaat om een product als het onderhavige, waarvoor de normering destijds nog in ontwikkeling was. Er zijn immers geen algemeen erkende beoordelings-criteria voor fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan negen maanden. Daar staat tegenover dat de keuze om voorlichting op bepaalde grondslagen te baseren binnen de grenzen van het redelijke moet vallen en niet onzorgvuldig mag zijn. De gekozen grondslagen moeten bovendien juist worden toegepast. Een en ander geldt te meer indien de voorlichting en adviezen afkomstig zijn van een organisatie als SCV waarvan, gezien de navolging van haar adviezen in de landelijke media, mag worden aangenomen dat deze adviezen een ruime mate van gezag hebben.

Babybike verwijt SCV allereerst dat zij aan haar voorlichting geen eigen onderzoek ten grondslag legt. Dit verwijt is ongegrond nu SCV zelf geen onderzoeksinstituut is. Babybike verwijt SCV voorts dat zij bij de voorlichting over fietsstoeltjes voor baby’s ten onrechte geen acht heeft geslagen op het afstudeerproject van een student bewegingstechnologie en de hiervoor onder 1e. en 1f. genoemde conclusies van de Fietsersbond en de ANWB. Het naast zich neerleggen van voornoemde (niet wetenschappelijke) stukken acht de rechtbank evenwel niet onzorgvuldig en passen binnen de hiervoor on-der 4.4 omschreven keuzevrijheid.

Resteert de vraag op welke grondslagen SCV dan wel haar voorlichting over het gebruik van fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan negen maanden heeft gebaseerd en of zij in redelijkheid haar voorlichting daarop heeft kunnen baseren.

SCV baseert zich bij haar advisering over het vervoer van baby’s jonger dan negen maanden, zo begrijpt de rechtbank, op enerzijds algemene ervaringsregels en anderzijds een aantal buitenlandse onderzoeken.

"Aldus is de rechtbank van oordeel dat op basis van bovengenoemde algemene ervaringsregels er voldoende aanleiding is om grote terughoudendheid te adviseren bij het vervoeren van baby’s jonger dan negen maanden op de fiets. Te meer nu concrete normering op dit vlak ontbreekt. Er is evenwel geen deugdelijk onderzoek beschikbaar op grond waarvan het alternatief voor de fietsstoel - waarbij de baby liggend wordt vervoerd - zoals aangeboden door Babybike, specifiek moet worden ontraden."

Echter uit het gestelde blijkt dat door SCV voldoende aannemelijk is gemaakt dat de door Babybike gestelde schade niet in een zodanig verband met voornoemde uitlating staat dat de gestelde schade SCV kan worden toegerekend. Ook de gevorderde rectificatie wordt afgewezen wegens onvoldoende belang. Lees hier het vonnis.

IEF 1490

Niet verjaard

Rechtbank Haarlem, 28 december 2005, LJN: AU9273. Euromedica tegen MSD. Executiegeschil in de parallelimportzaak over het merk RENITEC (eerder bericht hier).

Euromedica en MSD zijn overeengekomen dat ter afwending van executiemaatregelen in verband met de inning van verbeurde dwangsommen, ten behoeve van MSD een bankgarantie wordt gesteld. Onder de bankgarantie zal worden uitgekeerd indien bij onherroepelijke uitspraak komt vast te staan dat Euromedica de dwangsommen daadwerkelijk verschuldigd is. De rechtbank is van oordeel dat MSD op grond van deze overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten dat Euromedica tot het moment dat bij onherroepelijke uitspraak komt vast te staan of de dwangsommen verschuldigd zijn, afstand heeft gedaan van het recht om een beroep te doen op verjaring van de dwangsommen ex artikel 611g Rv. Lees het vonnis hier.