Procesrecht  

IEF 7232

De Galerij der Gouverneurs

Leendert van Dijk, portret van Gouverneur Sjeng KremersVzr. Rechtbank Maastricht, 30 oktober 2008, LJN: BG2967, Eiser tegen het publiekrechtelijk lichaam Provincie Limburg.

Auteursrecht. Ruzie tussen kunstenaar Leendert van Dijk en provincie Limburg over de verplaatsing van een portret van Sjeng Kremers uit de Galerij der Gouverneurs naar de centrale hal. Van Dijk verzet zich hiertegen en beroept zich op contractuele afspraken, aantasting van goede eer en naam en, het er een beetje bijgesleepte, auteursrecht. De voorzieningenrechter begrijpt de teleurstelling van de kunstenaar, maar wijst alle vorderingen af. De proceskostenredenering is enigszins curieus: forfaitaire kostenveroordeling lijkt in Maastricht het laagste indicatietarief voor IE-zaken.

Auteursrecht: “3.3 Eiser keert zich voorts tegen de verplaatsing van het door hem vervaardigde schilderij op grond van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Hij stelt dat vanwege het feit dat het portret is vervaardigd voor een specifieke plaats, verwijdering van het werk een aantasting van het werk oplevert. Zo deze stelling al niet faalt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen –hetgeen de voorzieningenrechter van oordeel is- oordeelt de voorzieningenrechter dat een aantasting als bedoeld in voormeld artikel, mede gelet op het gemotiveerde verweer zijdens de provincie, niet aannemelijk is gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zou een verplaatsing van een schilderij onder omstandigheden een aantasting als bedoeld in artikel 25 Aw kunnen opleveren, doch is dit in casu niet het geval.

Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat door de verplaatsing, zijn eer en goede naam zou kunnen worden aangetast. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het schilderij niet is verplaatst naar bijvoorbeeld “de kolenkelder”, doch naar de centrale hal van het Gouvernementsgebouw, alwaar het bij de ingang van die hal is tentoongesteld tegenover de geplaatste gedenksteen ter gelegenheid van de eerste-steenlegging door [Naam gouverneur]. Als onbetwist staat vast dat dit een prominente plek is die bezoekers bij zowel het binnengaan als bij het verlaten van het Gouvernementsgebouw passeren.

In dit verband overweegt de voorzieningenrechter nog dat de facto onduidelijk is welk belang eiser nu eigenlijk heeft bij zijn vordering onder 1, gelet op het feit dat als onweersproken vast staat dat het schilderij in de hal een veel grotere toegang heeft tot het publiek dan toen het nog in de Galerij hing. Anders gezegd: in de centrale hal komen meer bezoekers dan in de Galerij. Het ligt toch in de rede dat het de wens van een schilder is om zijn werken aan een zo groot mogelijk publiek te tonen.

(…) De voorzieningenrechter begrijpt dat Eiser op zijn zachtst gezegd teleurgesteld is over het feit dat de provincie het portret heeft verplaatst zonder hierover overleg met eiser te voeren. Hoewel de voorzieningenrechter die teleurstelling kan begrijpen, kan dit enkele feit er niet toe leiden dat een verplaatsing onrechtmatig is.’

Proceskosten: “3.6 Eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. De provincie heeft bepleit dat de proceskosten ex artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dienen te worden gesteld op € 6.000,-. Eiser  heeft daartegen aangevoerd dat met de gebruikelijke forfaitaire kostenveroordeling kan worden volstaan. De voorzieningenrechter deelt wat dit betreft de visie van eiser. In casu is er allereerst sprake van een gemengde vordering. (…) Voor zover onderhavige geschil raakt aan het intellectuele eigendomsrecht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aard van het geschil, en de moeilijkheidsgraad van de zaak, maken dat het redelijk is dat met de gebruikelijke forfaitaire kostenveroordeling kan worden volstaan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat uit de toelichting op artikel 1019h Rv volgt dat bij bijvoorbeeld grootschalige namaak of piraterij, een volledige proceskostenveroordeling is gerechtvaardigd.”

Lees het vonnis hier. Krantenbericht De Limburger hier.

IEF 7224

Stethoscopen, penlights en toebehoren

Vzr. Rechtbank Arnhem, 30 oktober 2008, Stichting Uniac Services tegen Vermeulen Medical B.V

Ex Parte bevel. Merkenrecht. Benelux woordmerk Spirit (Chirurgische, medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toestellen en instrumenten). Inbreuk door het aanbieden door gedaagde van stethoscopen, penlights en toebehoren onder de naam Spirit.

“Toegestaan als verzocht, in dier voege dat de voorzieningenrechter (…) gerekwestreerde beveelt met onmiddellijke ingang na betekening van deze beschikking iedere inbreuk op het Benelux woordmerk SPIRIT van Uniac met inschrijvingsnummer 0571409, waaronder in ieder geval begrepen iedere inbreuk door het in voorraad hebben, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen, dan wel daarbij op enigerlei wijze betrokken zijn, van niet van Uniac afkomstige waren zoals stethoscopen, penlights en toebehoren met daarop en/of onder gebruikmaking van het teken Spirit, dan wel een daarmee overeenstemmend teken, te staken en gestaakt te houden.”

 Lees de beschikking hier.

IEF 7220

De kwaliteit van het aangeleverde fotografische beeldmateriaal

Bodum PavinaRechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 30 september 2008, KG RK 08/1601, Bodum  AG c.s tegen 57 gerekwestreerden (Kaldi).

Ex parte bevel, met ingekopieerde afbeeldingen en  verzoekschrift. Gemeenschapsmodellenrecht. Gedeeltelijk toegewezen. Glaswerk gerekwestreerden maakt geen andere algemene indruk dan gemeenschapsmodel verzoekster

“2.2. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat het door gerekwestreerden aangeboden dubbelwandig glaswerk met uitzondering van de cafetière (type Romano) bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen en dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat uit stel onherstelbare schade voor de modelhouders zal veroorzaken. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek.

2.3. Gelet op de slechte kwaliteit van het aangeleverde fotografische beeldmateriaal, wordt het verzoek voor zover het betrekking heeft op de modelrechten op de cafetière afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk daarop.

2.4. De stellingen van verzoeksters dat er sprake is van schending van het hen toebehorende auteursrecht behoeft niet te worden onderzocht, omdat het terzake gevorderde reeds op grond van inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten zal worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7219

Aangeboden kledingstukken

Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 18 september 2008, KG RK 08/1546, G-Star Raw Denim Kft. c.s tegen A&S Internetdiensten.

Gemeenschaps- en Beneluxmerken. Ex parte bevel, zonder het, zoals meestal gebruikelijk, ingekopieerde verzoekschrift van verzoekers. Welke merken en producten het precies betreft is dus onduidelijk. 

“2.2.2. De voorzieningenrechter constateert dat de op de door gerekwestreerden aangeboden kledingstukken aangebrachte tekens gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters toebehorende Gemeenschaps- en Beneluxmerken en daarenboven in het economisch verkeer worden gebruikt voor dezelfde waren als waarvoorde Gemeenschaps- en Beneluxmerken zijn ingeschreven. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor de merkhouder zal veroorzaken. Het verzoek zal worden toegewezen.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7197

(maar juist is erkend)

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 oktober 2008, HA ZA 04-2489, ARAI Helmet Europe B.V. tegen Helmets & More GmbH c.s. (Met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Even kort, ook weer voor wie niet kan wachten op de pdf van de rechtbank zelf: Merkenrechten Auteursrecht m.b.t. valhelmen. Parallelimport. Selectief distributiestelsel. Geen uitputting. Grensoverschrijdend inbreukverbod (ook auteursrecht). Onrechtmatige daad door handelen in strijd met het toepasselijke BTW recht.

Uitputting: “4.5. In de eerste plaats heeft [gedaagde] H&M niet voldoende gestaafd geconcretiseerd dat al haar helmen, ter zake waarvan zij zich op uitputting van Ara’s merkenrechten beroept, zijn betrokken uit kanalen binnen de EER. Zij heeft dit slechts met betrekking tot 21 helmen trachten te concretiseren, terwijl zij tevens aangeeft veel meer te hebben afgezet. Daarop strandt dit verweer al. Zodoende heeft H&M niet aan haar stelplicht voldaan met betrekking tot haar uitputtingsverweer. Anders gezegd: Zij heeft haar verweer ter zake onvoldoende gemotiveerd. Aan (nadere) bewijslevering wordt niet toegekomen.

(…) 4.8. Nu overigens niet is betwist (maar juist is erkend) dat H&M Arai merkhelmen verkoopt en levert, ligt daarmee het auteurs- en merkinbreukverbod voor toewijzing gereed als in het dictum verwoord – en wel op de “a”-grondslag: niet voldoende kenbaar gemotiveerd is aangegeven waarop het daarnaast gevorderde verbod op de “d” grondslag is gestoeld.

Onrechtmatige daad: (…) 4.11. Mede gelet op de aldus onderbouwde stellingen van Arai had het op de weg van H&M gelegen gemotiveerd en onderbouwd verweer te voeren tegen de stelling dat H&M oneigenlijk gebruik maakt van een Engelse BTW-faciliteit, ten gevolge waarvan Arai als concurrent schade leidt, maar dat heeft zij niet in voldoende te achten mate gedaan. Haar verweer dat het haar als kleine onderneming aan middelen zou ontbreken om genoemde Legal opinion van Arai te weerleggen, is daartoe ontoereikend.

4.12. Door te handelen in strijd met het toepasselijke BTW recht is H&M in staat tegen (veel) lagere eindverkoopprijzen te leveren. Dat levert – onder toepassing van de zogenoemde correctie Langemeijer – een onrechtmatige daad op jegens Arai waardoor mogelijk aannemelijk is da zij daardoor schade leidt, waarvoor H&M aansprakelijk is, Dit deel van de gevorderde schadevergoeding staat los van de gevorderde schadevergoeding wegens merk- en auteursrechtinbreuk. Eerstbedoelde schade kan cumuleren met d gevorderde winstafdracht wegens gepleegde inbreuk, laatstbedoelde niet, hetgeen ook in het dictum tot uitdrukking wordt gebracht.”

Lees het vonnis hier (en hier inmiddels ook de copy-pastable pdf van de rechtbank zelf)

IEF 7172

De tafel uit Studio Sport

Trendhopper Madura, klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 14 oktober 2008, KG RK 08/1702, Trenité & Arp Design B.V. tegen Trendhopper Holding B.V. (met dank aan Katelijn van Voorst, Certa Legal).

Ex parte. Gemeenschapsmodellenrecht. Bevel aan Trendhopper om inbreuk, middels de eettafel Madura, op het ongeregistreerd-gemeenschapsmodelrecht m.b.t. de Long Legs tafel van Arp / Trenité te staken. Verbod strekt zich uit, zoals gevorderd, tot de lidstaten van de Benelux. Afbeeldingen in de beschikking.

Lees de beschikking hier.

IEF 7168

Tegen de niet verschenen gedaagde

Gedaagde ODL - klik voor vergrotingEiser Ligman - Klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 15 oktober 2008, KG ZA 08-1041, Ligman Lighting Co. Ltd tegen ODL Leuchten GmBH (met dank aan Karianne Thomas en Herwin Roerdink, Van Doorne).

Merkenrecht, auteursrecht en proceskosten in verstekzaak. Hoogte proceskosten is vanzelfsprekend niet betwist: €20.023,24. Vonnis treedt in de plaats van de wilsverklaring van gedaagde tot overdracht domeinnamen.

De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en veroordeelt gedaagde om iedere inbreuk op de merkrechten en auteursrecht van eiseres, waaronder het gebruik van de domeinnamen en de websites gekoppeld aan ‘ligman.nl’, ligmanlighting.nl en ‘ligmanlighting.eu ‘en/of andere met de merken van eiseres overeenstemmende domeinnamen te staken en gestaakt te houden en bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de gedaagde tot het geven van de opdracht aan de isp van ODL, de SIDN en de EURid tot het overdragen van de domeinnamen aan de eiseres, dan wel een door haar aangewezen partij."

Lees het vonnis hier.

IEF 7151

Het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 oktober 2008, HA ZA 08-2048, Deere and Company & John Deere International GmbH tegen VR-Products B.V. & Van Ruiten

Vonnis in incident. Vordering tot zekerheidstelling afgewezen. Proceskosten incident voor eiser in incident.

In de hoofdzaak stelt Deere dat Van Ruiten inbreuk op haar woord-, beeld- en kleurmerken door het verkopen, te koop aanbieden, ten verkoop in voorraad hebben en/of (doen) vervoeren van grasmaaiers afkomstig van buiten-Europese parallelimport. In incident vordert Van Ruiten dat eisers als buitenlandse vennootschappen zekerheid moeten stellen voor proceskosten en schadevergoeding.

De rechtbank wijst de vordering af omdat zo een verplichting tot het stellen van zekerheid i.c. niet bestaat, omdat Deere, kort gezegd,  op grond van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika  is vrijgesteld van het stellen van de in artikel 224 Rv bedoelde zekerheid. John Deere is gevestigd in Zwitserland, zodat haar op grond van artikel 45 EVEX geen zekerheid kan worden opgelegd.  De Proceskosten van het incident komen voor rekening van Van Ruiten, af te rekenen bij het eindvonnis in de hoofdzaak. 

Lees het vonnis hier.

 

IEF 7142

Ex Parte Amstellodamensis

Rechtbank Amsterdam, 26 september 2008, LJN: BF6523, Argeweb B.V. tegen Online Breedband B.V.

Tweede Amsterdamse ex parte met wederhoor (nu ook mét proceskostenveroordeling). Bevel tot staken inbreuk auteursrecht commercial afgewezen. Proceskostenveroordeling voor verzoekster. 
 
“Verzoekster, verder Argeweb, heeft op 24 september 2008 een verzoekschrift ex  artikel 1019 e van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ingediend,  welk verzoekschrift aan deze beschikking is gehecht. Dit verzoek is behandeld ter  zitting van 26 september 2008, waarbij, naar aanleiding van de inhoud van het  verzoekschrift, behalve Argeweb ook verweerster, verder Online Breedband, is  gehoord. Na de zitting is direct mondeling uitspraak gedaan en aan partijen  meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen op 2 oktober 2008. Het  onderstaande bevat die uitwerking. Beide partijen hebben producties in het geding  gebracht, waaronder een DVD en een CD-rom, die ter zitting zijn bekeken. Van de  zijde van Online Breedband is tevens een pleitnota overgelegd.”

 (…) “4.2.  Niet in geschil is dat de commercial van Argeweb kan worden aangemerkt  als een werk in de zin van de Auteurswet. Na het bekijken van de beide spotjes,  heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de commercial van Online  Breedband een aantal elementen bevat die overeenkomen met elementen uit de  reclame van Argeweb. Zo is bijvoorbeeld in beide reclames een meisje met een bal  te zien. Verder is in de commercials van beide partijen het begrip ‘online’ fysiek  in beeld gebracht in die zin dat mensen te zien zijn die over een lijn lopen. Online  Breedband zou dit idee ontleend kunnen hebben aan de reclame van Argeweb,  hoewel zij dat ten stelligste ontkent. Anderzijds valt ook niet uit te sluiten dat  partijen onafhankelijk van elkaar op het idee zijn gekomen om het begrip ‘online’  op deze wijze uit te beelden, aangezien een dergelijke ‘vertaling’ van het begrip  ‘online’ enigszins voor de hand ligt.

4.3.  Wat er ook zij van het voorgaande, Online Breedband heeft terecht aangevoerd dat niet een bepaald idee auteursrechtelijk beschermd is, maar alleen de uiting waarin dit idee nader is vorm gegeven. (…)

4.4.  Hoewel zeker sprake is van overeenstemmende elementen, zoals hiervoor vermeld onder 4.2, verschillen beide commercials aanzienlijk van elkaar. Anders dan Argeweb heeft betoogd, kan de reclame van Online Breedband zeker niet als een ‘100% nabootsing’ van die van Argeweb worden gekenschetst. (…) De totaalindruk bij Argeweb, waar de opvolgende figuren contact maken met hun directe voorganger is van een gemeenschap waar iets wordt gedeeld. De totaalindruk bij Online Breedband is dat een product wordt aangeboden dat voor een rij van uiteenlopende individuen interessant kan zijn.  Al met al springen de verschillen zodanig in het oog en is de totaalindruk van beide reclames dermate verschillend dat van een inbreuk op het auteursrecht niet kan worden gesproken.

4.7.  Als de in het ongelijk gestelde partij zal Argeweb worden veroordeeld in de kosten van dit geding, die aan de zijde van Online Breedband worden begroot op € 6.750,- aan salaris advocaat, nu deze kosten als redelijk en evenredig kunnen worden aangemerkt.

Lees de beschikking hier. Eerste ex parte met wederhoor hier.

IEF 7141

Een derde in vrijwaring

Rechtbank ’s-Gravenhage 1 oktober 2008, HA ZA 08-2204 (Bureau voor Free Publicity V.O.F. c.s. tegen IDMC)

Vonnis in incident. Octrooirecht. Auteursrecht. Eiser Free Publicity vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, kort samengevat, het octrooirecht van gedaagde IDMC vernietigt en voor recht verklaart dat IDMC geen auteursrecht heeft op de beschreven werkwijze en dat IDMC onrechtmatig met haar octrooirecht, auteursrecht en/of enig aanverwant recht wappert. In dit incident vordert gedaagde IDMC dat de rechtbank haar zal toestaan haar adviseur met betrekking tot de aanvraag van het octrooirecht in vrijwaring op te roepen. De rechtbank wijst de vordering toe.

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. IDMC heeft aangevoerd dat zij met betrekking tot de aanvraag en de handhaving van het octrooirecht door Muller & Eilbracht is geadviseerd en heeft daarmee het bestaan van een rechtsverhouding in de zin van artikel 210 Rv voldoende gemotiveerd gesteld. Gelet op deze rechtsverhouding, die doorgaans kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, valt immers niet uit te sluiten dat IDMC, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig uitvalt, verhaal heeft op Muller & Eilbracht. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. De
rechtbank merkt hierbij nog op dat niet valt in te zien waarom de vrijwaring geen betrekking zou (kunnen) hebben op de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen. In ieder geval is niet vereist dat de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident op dezelfde rechtsgronden berusten.

4.2. Gelet op de in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de kosten aanhouden.”

Lees het vonnis hier.