Procesrecht  

IEF 7479

Specialisaties gerechten uitbreiden

Kamerstukken II 2008/09, 29279, nr. 85 (Bijlage). Rapport Commissie Toedeling Zaakspakketten.

 "Gezien deze al bestaande gevallen van wettelijke en feitelijke landelijke concentratie, is het voor de hand liggend om deze specialisaties verder uit te bouwen. Immers, de expertise is al voorhanden in de betreffende gerechten en de “repeat-players” zijn hiermee ook bekend. Onder verder uitbouwen wordt zowel verstaan het vormen van een kenniscentrum in de betreffende rechtbank (met de daarbij behorende eisen van opleiding en selectie zowel als kennismanagement) als het mogelijk maken dat zaken die inhoudelijk een onderwerp betreffen dat onder het specialisme valt, maar waarvoor de wetgever niet die exclusieve bevoegdheid heeft geregeld, ook bij de gespecialiseerde rechter kunnen worden aangebracht. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan uitbreiding van het merkenrecht en modellenrecht met andere intellectuele eigendomszaken."

Lees het rapport hier.

IEF 7437

Het doorbreken van een gesloten verkoopsysteem

Euro 2000Hoge Raad, 19 december 2008, LJN: BG3592, Eisers tegen Stichting Euro 2000.

Oneerlijke mededinging. Onrechtmatige daad; uit winstoogmerk ondergraven van een gesloten kaartverkoop (Euro 2000). Procesrecht; misbruik van executiebevoegdheid. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. (81 RO).  

Uit de conclusie van A-G Spier:  “4.2 Onderdeel 2 bevat een rechtsklacht inhoudend dat het Hof miskent dat het doorbreken van een gesloten verkoopsysteem in een situatie als de onderhavige door een derde alleen dan als bijzondere omstandigheid kan gelden die tot onrechtmatigheid van het handelen van die derde leidt, indien dit systeem daadwerkelijk als een juridisch en feitelijk gesloten systeem is opgezet en als zodanig heeft gefunctioneerd. Daarmee is - aldus het onderdeel - onjuist 's Hofs oordeel in rov. 4.17 dat voor de beantwoording van de vraag of [A] onrechtmatig jegens Euro 2000 heeft gehandeld niet van doorslaggevende betekenis is of het systeem in alle opzichten daadwerkelijk overeenkomstig de bedoelingen heeft gefunctioneerd. Heeft het systeem niet gefunctioneerd dan is immers van een ondermijning van de organisatie geen sprake. Het Hof zou daarom ten onrechte doorslaggevend achten het overwogene in rov. 2.16 (bedoeld is allicht 4.16).

4.3 Het onderdeel berust op een verkeerde lezing nu het Hof niet alleen beslissend acht hetgeen staat in rov. 4.16. Deze rov. bouwt immers voort op het in rov. 4.15 gevelde oordeel.

4.4.1 Bij inhoudelijke beoordeling is de klacht geen beter lot beschoren. Ingevolge vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het handelen met iemand, terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien de aangesproken partij weet of behoort te weten dat haar wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst wanprestatie pleegt jegens een derde en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden.”

Lees het arrest hier.

IEF 7436

Slechts een handvat voor de beoordeling

Klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 17 december 2008, HA ZA 07-2143, Henkel KGaA c.s. tegen Dramers S.A.

Proceskostenvervolg op de Perfecte Mannen-zaak (IEF 7054). Bij het eerdere tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagde Dramers als de in conventie en reconventie in het ongelijk gestelde partij in de redelijke en evenredige proceskosten in de zin van artikel 1019h dient te worden veroordeeld. Partijen zijn in verband met de proceskostenveroordeling in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de toepassing van de indicatietarieven voor IE-zaken aangezien die nog niet waren gepubliceerd ten tijde van de comparitie.

De rechtbank oordeelt dat de tarieven van toepassing zijn op alle procedures waarin na 1 augustus 2008 vonnis wordt gewezen. Blijkens de tekst van de indicatietarieven is de datum waarop vonnis wordt gewezen (en dus niet de datum waarop het vonnis aanvankelijk was bepaald) beslissend. De vorderingen van eiser worden toegewezen. In conventie: €20.259,85 (niet-eenvoudige zaak, met pleidooi) en in reconventie  € 10.000,00 (eenvoudige bodemzaak).

“2.7. De rechtbank verwerpt het betoog van Henkel dat de indicatietarieven in dit geval niet van toepassing zijn. De tarieven zijn van toepassing op alle procedures waarin na 1 augustus 2008 vonnis wordt gewezen. Daarvan is in dit geval sprake aangezien het tussenvonnis dateert van 10 september 2008 en dit eindvonnis wordt gewezen op 17 december 2008. Dat het vonnis in deze zaak aanvankelijk was bepaald op een datum voorafgaand aan 1 augustus 2008, maakt dat niet anders. Blijkens de tekst van de indicatietarieven is de datum waarop vonnis wordt gewezen (en dus niet de datum waarop het vonnis aanvankelijk was bepaald) beslissend . Daar komt bij dat Henkel, anders dan zij meent, niet wordt benadeeld door toepassing van de tarieven. De tarieven veranderen de aanspraak van Henkel op een redelijke en evenredige kostenveroordeling niet. De indicatietarieven en de toelichting daarop bieden de rechtbank en partijen slechts een handvat voor de beoordeling van de redelijkheid en evenredigheid van de kosten. Dat handvat kan Henkel in haar voordeel gebruiken om haar aanspraak te onderbouwen, zoals zij ook heeft gedaan in haar akte.

2.8. De rechtbank merkt de zaak in conventie aan als een niet-eenvoudige zaak in de zin van de indicatietarieven. Daarbij weegt mee dat de vorderingen zijn gebaseerd op verscheidende grondslagen, dat relevant feitenonderzoek is gedaan en dat vertaalkosten noodzakelijk waren omdat Dramers in het buitenland is gevestigd. Daarnaast is de rechtbank met Henkel van oordeel dat het een zaak “met pleidooi” betreft aangezien de rechtbank partijen uitdrukkelijk in de gelegenheid heeft gesteld ter comparitie een pleitnota voor te dragen en over te leggen, en Henkel ook van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt. Gelet daarop wordt een bedrag van maximaal € 25.000,00 redelijk en evenredig geacht. Aangezien het gevorderde bedrag van € 20.259,85 onder die grens ligt, is de in conventie gevorderde kostenveroordeling volledig toewijsbaar.

2.9. De zaak in reconventie betreft minder grondslagen dan de zaak in conventie en verweer daartegen was ook overigens niet complex. Bovendien hangt de zaak in reconventie inhoudelijk samen met de zaak in conventie, zodat aangenomen moet worden dat verweer tegen de eis in reconventie relatief weinig extra tijd kost. Daarom zal in reconventie het indicatietarief voor een eenvoudige bodemzaak met pleidooi als maximum worden gehanteerd, te weten € 10.000,00. 

2.10. Henkel heeft niet gemotiveerd waarom in reconventie een hogere vergoeding dan de voornoemde tarieven redelijk en evenredig is. De door haar genoemde argumenten voor overschrijding van de tarieven hebben uitsluitend betrekking op de zaak in conventie. In reconventie heeft Henkel zelf juist voorgesteld het tarief voor een eenvoudige bodemzaak te hanteren. De gevorderde proceskosten in reconventie zullen daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00.

Lees het vonnis hier.

IEF 7433

Wetsvoorstel gaat auteurs geld kosten

Jacqueline SeignetteJacqueline Seignette, Höcker: Wetsvoorstel gaat auteurs geld kosten

 “Als de wetgever erop uit is om de inkomsten voor auteurs te verlagen, dan heeft zij met de voorgestelde geschillenregeling een stap in de goede richting gezet. De regering streeft echter blijkens de toelichting iets anders na: het bieden van een laagdrempelige en efficiënte procedure voor tariefgeschillen binnen de grenzen van het Europese recht en de internationale verdragen. Als dit de doelstelling is, zal het parlement de voorgestelde wetstekst nog eens kritisch tegen het licht moeten houden.

Een laagdrempelige klachtenprocedure bestaat reeds in de vorm van de NMa. De cbo’s zijn daarnaast in het kader van de Voice Gedragscode voor Collectief Beheerorganisaties bezig om geschillenregelingen in te stellen. Het wetsvoorstel schiet haar doel voorbij door daarnaast een bijzondere wettelijke geschillenregeling te introduceren die het exclusieve karakter van het auteursrecht onderuit haalt. Een wettelijke regeling voor de beslechting van tariefgeschillen zal de essentie van het auteursrecht moeten bewaren. Dit betekent dat de rechter of de buitengerechtelijke geschillencommissie toetst op misbruik en het oordeel omtrent de billijkheid van de vergoeding laat waar het - behoudens misbruik - thuishoort: bij de rechthebbende op het intellectuele eigendomsrecht.”
 
Lees het volledige artikel hier.

IEF 7260: Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten.

Zie ook IEF 7371: Herman Cohen Jehoram: Het toezicht op collectieve beheersorganisaties en de goededoelenfondsen.

IEF 7421

Partijen hebben ieder hun eigen tafel meegenomen

V.l.n.r. Long Legs, MaduraVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 december 2008, KG ZA 08-1526, Trendhopper Holding B.V. c.s. tegen Trenité Bakker & Arp Design

Opheffings-kort geding. Ex Parte bevel in d ‘Long Legs’-zaak (IEF 7172, ook opgenomen in dit kg-vonnis) wordt vernietigd. De tafels blijken in het echt en vanuit een ander perspectief toch een andere algemene indruk te maken op de voorzieningenrechter dan de afbeeldingen in het eerdere verzoekschrift. Geen inbreuk op het auteursrecht en gemeenschapsmodellenrecht van de eiser in ex parte. Geen beroep op indicatietarief, 1019h proceskosten gedaagde: €13.582,60. Een uurtarief van €425 is niet onredelijk of onevenredig.

“4.23. Naar voorlopig oordeel is er onvoldoende reden om de Madura als inbreukmakend aan te merken. Het onderstel van de Madura is immers in zijn hoofdvorm gebaseerd op een ander constructieve uitgangspunt, welk tot gevolg heeft dat tegenover elkaar staande pootdelen in hetzelfde vlak liggen, waardoor een andere algemene indruk ontstaat. Er ontstaat bij de Madura de visuele suggestie dat de poten in langsrichting en in dwarsrichting bestaan uit doorlopende “planken”. De creatieve en oorspronkelijke keuzes, die hierboven wat betreft de Long Legs zijn verondersteld, worden in de Madura dan ook niet gemaakt. In feite is de Madura een ogenschijnlijk banale uitvoering van de onder 4.18 getoonde tafel.

(…) 4.27. Voorshands onderkent de voorzieningenrechter dat bij beide tafels sprake is van een versmalling van de pootdelen naar het midden toe, maar dat die versmalling op verschillende wijze is toegepast. Omdat de versmalling wordt toegepast tegen de achtergrond van verschillende constructieve uitgangspunten voert dat ook visueel tot een verder uiteenlopend beeld.

(…) 4.34. Trendhopper is aan te merken als de in het gelijk gestelde partij, Arp Design zal in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Trendhopper heeft kosten gevorderd en gespecificeerd ten bedrage van € 13.582,60. Arp Design betwist deze kosten opgave, met name omdat het uurtarief, € 425 p/u, te hoog zou zijn. 

4.35. Het tarief is inderdaad hoog maar niet te hoog, althans naar oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk of onevenredig. Hierbij is in aanmerking genomen dat bij toetsing aan het indicatietarief voor IEzaken – waarop door Arp Design geen beroep is gedaan – het gevorderde ligt beneden de bovengrens, € 15.000, van de toepasselijke zaakscategorie. Het gevorderde bedrag zal worden toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 7413

Kantoor voor Klanten

Kamer van Koophandel (boven) - Kantoor voor KlantenVzr. rechtbank Rotterdam, 12 december 2008, Ex parte beschikking in de zaak Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten B.V.B.A. & Sandd B.V. (met dank aan Olaf van Haperen, Lawton).

Rotterdamse ex parte. Merkenrecht, Auteursrecht. Handelsnaamrecht. Verzoek toegewezen. Gedaagde Kantoor voor Klanten verstuurt facturen voor ‘Bijdrage KvK handelsregister’ en maakt daarmee inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de (echte) KvK, de Kamer van Koophandel. 

Interessant is dat dit ex parte richt zich mede richt tot postbezorger SANDD, die ook na kennisgeving en sommatie niet vrijwillig wilde meewerken aan het verzoek van de (echte) KvK om de verzendingen, Sandd had nog ongeveer 350.000 facturen liggen, te staken, de facturen  af te geven en de administratie m.b.t. deze verzendopdracht over te leggen.

Lees de beschikking hier. Berichtgeving in de media hier (o.a. over het ontslag van een waarschuwende postbode), persbericht SANDD  (o.a. over het ontslag van een stickerplakkende postbode) hier. Waarschuwing KvK, met afbeelding nepfactuur hier.

 

 

IEF 7402

Verlichting in spiegels

Hof van Beroep te Gent, 1 december 2008, nr. 2008/RK/94, Philips Lighting B.V. c.s. tegen AGC Flat Glass Europe N.V. (Met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Belgische zaak. Know-how is uitgesloten van de procedure van beslag inzake namaak.  De openbaarmaking van het verslag is door neerlegging ter griffie en de kennisgeving aan de partijen is strijdig met het specifieke geheime karakter van de know-how. Hierin onderscheidt know-how zich van andere IE rechten zoals octrooien, merken, modellen etc, welke allemaal een publiek aspect hebben.

Op 17 december 2007 heeft de Gentse rechter een ex parte beschikking af gegeven ten gunste van Philips voor het leggen van een beschrijvend beslag bij AGC op basis van verschillende IE rechten, waaronder tevens know-how. Op grond van deze beschikking heeft Philips op 19 december 2007 het bewijs beslag laten uitvoeren.
 
AGC heeft derdenverzet aangetekend voor zover het beslag was gebaseerd op namaak van beweerdelijke know-how. AGC voerde het argument dat know-how niet het type IE recht is op grond waarvan een beschrijvend beslag kan worden gelegd en dat derhalve dat het beslag te breed was gelegd.

Het Hof van Beroep te Gent bevestigt in dit arrest dat een Belgisch beschrijvend beslag niet kan worden gebaseerd op grond van beweerdelijke know-how als gevolg van het geheime karakter van know-how. Het Hof stelt dat een belangrijk element uit de procedure van het beschrijvende beslag inzake namaak de openbaarmaking van het verslag is door neerlegging ter griffie en de kennisgeving aan de partijen. Deze vorm van openbaarmaking is, aldus het Hof, strijdig met het geheime karakter van de know-how.
 
Het Hof oordeelt tevens dat de Begische wetgeving met betrekking tot het beschrijvende beslag niet in strijd is met de Handhavingsrichtlijn of TRIPS. Het Hof refereert naar EG Verordening 772/2004, waarin know-how uitdrukkelijk als apart intellectueel eigendomsrecht wordt vermeld. Echter, het Hof wijst erop dat know-how enigszins specifiek is gezien het geheime karakter. Hierin onderscheidt know-how zich van andere IE rechten zoals octrooien, merken, modellen et cetera, welke allemaal een publiek aspect hebben. Know-how is tevens niet vastgelegd of geregistreerd. Hoewel bepaalbaar, aldus het hof, is know-how voortdurend onderhevig aan onzichtbare en sluipende evoluties.

Het Hof oordeelt dat derhalve geen beslag wegens namaak van know-how kan worden gelegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7390

Noodwendig en rechtstreeks

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 08-3222, Eiser tegen Gedaagde (Beneluxmerk KAMAL).

Merkenrecht. Incidentele vordering gedaagde tot voeging verknochte zaak. Vordering toegewezen. “Ofschoon in de jongere zaak tegen eiser verstek is verleend, is voeging van de hoofdzaak en de jongere zaak nog opportuun, aangezien eiser krachtens het bepaalde in artikel 143 Rv in verzet kan komen van het verstekvonnis.

Gedaagde vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met een andere bij de Rechtbank Den Haag aanhangige zaak. In die zaak heeft X  (handelend onder de naam Designer Art India) eiser gedagvaard en daarbij de voeging van deze zaak met de hoofdzaak gevorderd alsmede de vernietiging en doorhaling van de Beneluxmerken. Indien deze Beneluxmerken worden vernietigd en doorgehaald, moet in de hoofdzaak worden geoordeeld dat gedaagde geen inbreuk op het Beneluxmerk KAMAL heeft gemaakt.

“4.1. Krachtens artikel 222 Rv kan voeging van zaken worden gevorderd, indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake, wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in beide zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken is geboden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de incidentele vordering aan het bepaalde in artikel 222 Rv. De hoofdzaak en de jongere zaak zijn beide voor dezelfde rechter aanhangig. Beide zaken zijn daarenboven aan elkaar verknocht, aangezien zij beide het Beneluxmerk KAMAL betreffen en toewijzing van de vorderingen in de jongere zaak noodwendig en rechtstreeks van invloed is op de beslissing in de hoofdzaak. Ofschoon in de jongere zaak tegen [eiser] verstek is verleend, is voeging van de hoofdzaak en de jongere zaak nog opportuun, aangezien [eiser] krachtens het bepaalde in artikel 143 Rv in verzet kan komen van het verstekvonnis. De incidentele vordering zal bijgevolg worden toegewezen.

4.2. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het verweer van eiser dat de dagvaarding in de jongere zaak niet juist aan hem is betekend en dat hij voor een onbevoegde rechter is gedagvaard, welk verweer gelet op de confraternele brief van 3 november 2008, waarin woonplaats wordt gekozen aan het kantooradres van zijn advocaat, zonder nadere motivering onbegrijpelijk is, in de jongere zaak moet worden gevoerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7388

Reflectie

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 20 oktober 2008, KG RK 08/1745, Motoport Europe Holding B.V. tegen IGM Trading B.V.

Ex parte. Modellenrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel reflectievest. Pan-Europees inbreukverbod.

“Gelet op de gelijkenissen tussen de voorkant van het KUSHITANI reflectievest en de voorkant van het Stretch Zipper Vest, oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat het Stretch Zipper Vest bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel KUSHITANI reflectievest en dat het gebruik van het Stretch Zipper Vest moet worden gekwalificeerd als voortvloeiende uit het namaken van het KUSHITANI reflectievest.”

Lees de beschikking hier,

IEF 7387

Zijn bevoegdheid tot matiging

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 06-2726, Eyston Co. Ltd tegen Boxford Holland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Uitleg schikkingsovereenkomst m.b.t. tot nagenoeg identiek vormgegeven rookmelders. Contractuele boetes. Uitwerking bevel tot rectificatie (alleen aan de afnemers van de litigieuze rookmelders). Opgave retouren niet volledig en tijdig of verstrekt. Geen overmacht. Geen matiging boetes:

“4.22. De rechtbank ziet geen aanleiding tot (verdere) matiging van de contractueel verbeurde boetes over te gaan, Zij overweegt daartoe ais volgt. De maatstaf dat voor matiging van de bedongen boete slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (art. 6:94 BW) brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik dient te maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van de overeenkomst en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het wordt ingeroepen (HR 27 april 2007, NJ 2007/262). Van een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

Niet in geschil is dat het boetebeding in het onderhavige geval niet alleen functioneert als middel om Boxford te bewegen de overeenkomst na te komen, maar ook als fixatie van de door Eyston geleden schade. Daar komt hij dat Boxford weliswaar stelt dat zij naar eer en geweten heeft geprobeerd de overeenkomst na te komen, maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Boxford heeft het op vele punten niet zo nauw genomen met de op haar rustende verplichtingen, terwijl de belangen voor Eyston groot zijn. Eyston handelt immers in brandveiligheidsproducten, terwijl de inbreukmakende rookmelders niet brandveilig zijn. De rechtbank acht voorts van belang dat met toewijzing van het gevorderde bedrag in zekere zin al een matiging beeft plaatsgevonden. Eyston heeft haar vordering immers beperkt tot het bedrag van € 201.000,00, twerijl voor een hoger bedrag aan contractuele boetes is verbeurd. Eyston heeft bovendien toegezegd dat zij bijtoewijzing van dit het overige gedeelte van de verbeurde boetes niet zal opeisen.”

Lees het vonnis hier.