Procesrecht  

IEF 7268

Onvoldoende inzichtelijk gemaakt

Rechtbank 's-Gravenhage, 29 oktober 2008, HA ZA 08-1437, Container Centralen A.m.b.A c.s. tegen L. Schalkoort Beheer B.V.

Vonnis in incident tot oproeping in vrijwaring. Vordering wordt afgewezen omdat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt waarom derde de nadelige gevolgen dient te dragen.

Container Centralen vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat Schalkoort door het gebruik van het teken “CC” op de klemmen en de hangsloten, inbreuk maakt op de Beneluxwoord-/beeldmerken, op het Beneluxmodel en het octrooirecht van Container Centralen. 

In dit incident wil Schalkoort SNB-REACT, de voormalige Stichting Namaakbestrijding in vrijwaring oproepen, omdat SNB-REACT de gestelde inbreuk zou hebben uitgelokt. De rechtbank wijst de incidentele vordering af:

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak voldoende gemotiveerd en concreet stelt op grond van zijn rechtsverhouding tot deze derde voldoende recht en belang te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen.

4.2. Schalkoort heeft weliswaar aangevoerd dat SNB-REACT door het doen van de proefbestelling onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, zij heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom dat zou meebrengen dat SNB-REACT de nadelige gevolgen dient te dragen van eventuele inbreuken door Schalkoort op rechten van Container Centralen. De incidentele vordering strekkende tot vrijwaring zal derhalve worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7258

Gelet op de noodzaak

Electronic Data SystemsGerechtshof Amsterdam, 10 oktober 2008, LJN: BG3748, B.V. Engineering Design Documentation Services tegen Electronic Data Systems Corporation (EDS)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Exceptio plurium litis consortium. Eiseres Engineering komt beroep tegen vonnis van de Rechtbank Amsterdam uit 2003, waarin haar is bevolen ieder inbreukmakend gebruik van de merknaam EDS te staken en gestaakt te houden en de inschrijving in het Handelsregister te wijzigen. De EDS-Beneluxmerken van Engineering zijn nietig verklaard en doorgehaald. Engineering heeft tegen het vonnis voor zover gewezen tussen haar en één wederpartij, de Nederlandse B.V., te laat hoger beroep ingesteld, waarmee dat vonnis tussen die partijen in kracht van gewijsde is gegaan.

Daarmee wordt ook het beroep tegen de andere partij onmogelijk. Gelet op de noodzaak dat de beslissing ten aanzien van de rechtsverhouding in geschil ten aanzien van Engineering, Electronic en de Nederlandse BV in dezelfde zin luidt, kan de procedure in hoger beroep niet uitsluitend tegen Electronic worden voortgezet.

“2.6 De rechtsverhouding in geschil, zoals tot uitdrukking gebracht in de procedure in eerste aanleg, betreft de vraag wie in de verhouding tussen Engineering enerzijds en Electronic en de Nederlandse BV anderzijds gerechtigd is tot het voeren van de aanduiding en EDS als merk en handelsnaam. De aard en inhoud van deze rechtsverhouding maakt het rechtens noodzakelijk dat de beslissing ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in dezelfde zin luidt. Daarbij is van belang dat Electronic en de Nederlandse BV behoren tot hetzelfde concern en deze rechtspersonen de aanduiding EDS gebruiken voor dezelfde diensten en dat het gebruik van het woord- en dienstmerk EDS door de Nederlandse BV berust op een aan haar door Electronic verleende licentie.

2.7 Op grond van het vonnis van 3 december 2003 staat tussen Engineering en de Nederlandse BV onherroepelijk vast dat Engineering jegens de Nederlandse BV verplicht is het gebruik van de aanduiding EDS als merknaam en handelsnaam te staken en gestaakt te houden. Daarnaast zijn in dat vonnis, mede op vordering van de Nederlandse BV, de genoemde merkdepots Van Engineering nietig verklaard en zijn de reconventionele vorderingen van Engineering strekkende tot het verbieden van het gebruik van de aanduiding EDS als merknaam en handelsnaam door de Nederlandse BV afgewezen, welke oordelen in de rechtsverhouding tussen Engineering en de Nederlandse BV tevens onherroepelijk zijn. Gelet op de noodzaak dat de beslissing ten aanzien van de rechtsverhouding in geschil ten aanzien van Engineering, Electronic en de Nederlandse BV in dezelfde zin luidt, kan de procedure niet in hoger beroep uitsluitend tegen Electronic worden voortgezet. De door Engineering beoogde uitkomst van de procedure in hoger beroep, te weten dat het haar wel en Electronic niet zal zijn toegestaan om de aanduiding EDS als merknaam en handelsnaam te gebruiken, is onverenigbaar met de beslissing in eerste aanleg tussen Engineering en de Nederlandse BV ten aanzien van dezelfde rechtsverhouding. Met het argument dat de Nederlandse BV in hoger beroep geen partij is en dit standpunt zelf niet naar voren kan brengen, miskent Engineering dat Electronic zich op de exceptie heeft beroepen.

2.8 De conclusie is dat het beroep op de exceptie slaagt. Een andere opvatting zou bovendien in strijd zijn met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, omdat het hoger beroep van Engineering er mede toe strekt om de beslissing in eerste aanleg tussen haar en de Nederlandse BV te ontkrachten, terwijl de Nederlandse BV in hoger beroep geen partij is. Derhalve komt het hof niet meer toe aan een behandeling van de grieven.

3. Slotsom. Het vooroverwogene betekent, dat Engineering bij gebrek aan belang niet ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep.”

Lees het arrest hier

IEF 7252

Het portret van een professioneel fotomodel (incident)

LJN: BC7354, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26 februari 2008, Appellant tegen Maxim Europe B.V.

Portretrecht. Nog een oudere Bossche zaak. Hoger beroep in incident. Incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, het verstrekken van een door een registeraccountant gecontroleerde en geaccordeerde opgave van het aantal verschillende verpakkingen waarvoor Maxim het portret van appellant heeft gebruikt, gedurende welke periode en in welke landen, alsmede een met dezelfde waarborgen omgeven publicatielijst van het litigieuze fotomateriaal betreffende onder meer het gebruik ervan op internet en overig gebruik, op verbeurte van een dwangsom. Rechtbank en hof bij weigeren de voorziening.

“4.5 [appellant] heeft aangevoerd dat het in verband met het kunnen berekenen van de omvang van zijn claim, in verband met eventuele schikkingsonderhandelingen en met het oog op de comparitie van partijen in de hoofdzaak van belang is over de thans door hem verlangde gegevens te kunnen beschikken. Deze argumenten gaan naar het oordeel van het hof niet op, aangezien de precieze omvang van de claim gelet op de formulering van de verschillende onderdelen van de vordering van [appellant] in de hoofdzaak nog niet aan de orde is. Door [appellant] is niet aannemelijk gemaakt dat schikkingsonderhandelingen noodzakelijkerwijs gedurende de onderhavige procedure dienen plaats te vinden en dat daarvoor niet het resultaat van de procedure, waarin eenzelfde vordering aan de orde is als in dit incident, kan worden afgewacht. Wat de comparitie van partijen betreft stelt het hof vast dat hiermee inmiddels een begin is gemaakt en dat daarin door Maxim een toezegging is gedaan waarmee in ieder geval tot op zekere hoogte tegemoet wordt gekomen aan hetgeen [appellant] in dit incident verlangt.

 4.6 [appellant] heeft verder aangevoerd dat het voor hem vanwege zijn marktpositie als model van belang is te weten in welke mate en op welke wijze zijn portret is gebruikt. Het hof wil op grond van hetgeen [appellant] in dit verband naar voren heeft gebracht aannemen dat een dergelijk belang voor hem aanwezig is, maar dat wil nog niet zeggen dat gesproken kan worden van een dringend belang als vereist voor toewijzing van vordering ingevolge artikel 223 Rv. Door [appellant] is in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een afwachten van de afloop van de hoofdzaak van hem niet gevergd kan worden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het geruime tijd heeft geduurd voordat [appellant] ervan op de hoogte raakte dat zijn portret op ruimere schaal werd benut dan dat hij kennelijk had verwacht c.q. had mogen verwachten. Het hof leidt daaruit af dat dit gebruik voor hem toen niet van bijzonder grote invloed is geweest, terwijl niet is aangetoond dat dit thans wel het geval is geworden.

4.7 [appellant] brengt naar voren dat de bodemprocedure lang kan duren, zeker gezien de daarmee verbonden vrijwaringsprocedures, zodat het verkrijgen van de gewenst gegevens lang, en wat hem betreft: te lang, op zich zal laten wachten. Dit argument gaat niet op aangezien in ieder geval wat betreft de hoofdzaak [appellant] het mede zelf in de hand heeft of de procedure met de nodige voortvarendheid wordt gevoerd, terwijl daarnaast de toezegging die door Maxim bij de comparitie van partijen is gedaan vooralsnog enig soulaas zal kunnen bieden.

4.8 [appellant] stelt zich in de toelichting op zijn grieven op het standpunt dat het verweer van Maxim inhoudende dat de gevraagde voorziening een definitief karakter heeft en dat in de hoofdzaak hetzelfde wordt gevorderd, niet opgaat. Aan [appellant] kan worden toegegeven dat deze argumenten niet van doorslaggevende betekenis geacht kunnen worden. Echter, het gaat er niet alleen om of het verweer van Maxim al dan niet opgaat, maar allereerst en vooral of hetgeen [appellant] aan zijn incidentele vordering ten grondslag legt, deze vordering kan dragen. Dat nu is naar het oordeel van het hof niet het geval.

4.9 Ten slotte heeft [appellant] aangevoerd dat hij hoe dan ook recht heeft op de door hem verlangde informatie, ook indien het gebruik van zijn portret rechtmatig is. Hierin ligt naar het oordeel van het hof geen grond voor toewijzing van de gevraagde voorziening, aangezien niet op voorhand als vaststaand kan worden aangenomen dat dit standpunt juist. Integendeel, het maakt deel uit van de rechtsstrijd tussen partijen en bij de huidige stand van zaken kan niet op het resultaat daarvan vooruitgelopen worden. Wat daar ook van zij, ook hier geldt dat met de door Maxim gedane toezegging ten aanzien van het onderwerp van de incidentele vordering het dringend belang niet (langer) aannemelijk is.”

Lees het arrest hier. Eindvonnis Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17 september 2008: IEF 7125.


 

IEF 7248

Handtassen

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22 januari 2008, LJN: BC7342, Top Tas 2 B.V.v c.s. tegen Van Gils Leather B.V.

Nog een vers gepubliceerde zaak uit januari 2008 (het Hof Den Bosch is kennelijk, zo mag blijken uit rechtspraak.nl, druk bezig om de publicatieachterstanden weg te werken).

Even kort: Auteursrecht. Vormgeving handtassen. Bewijslast bestuurdersaansprakelijkheid berust bij eiser. Faillissement van één van de partijen. € 25.000 Schadevergoeding. Grensoverschrijdend verbod voor België afgewezen. Compensatie proceskosten. Van Gils stelt, kort gezegd, dat zij auteursrechthebbende is op tassen uit de lijn 'Tensione' en uit de lijn 'Rustica Antico'  en dat Top Tas inbreuk maakt op de auteursrechten van Van Gils en jegens haar onrechtmatig handelt door tassen te importeren en te verkopen die overeenstemmen met de auteursrechtelijk beschermde tassen van Van Gils dan wel daarvan een slaafse nabootsing zijn.

Het hof vernietigt het (niet gepubliceerde) vonnis waarvan beroep in die zin dat het wordt aangevuld met veroordeling  tot betaling aan Van Gils van een voorschot op schadevergoeding van € 25.000,-

Lees het arrest hier

IEF 7247

Boedelscheiding

Quote 500 2008Vzr Rechtbank ´s-Gravenhage, 7 november 2008, Hachette Filipacchi Media Netherlands B.V.  tegen Mediamaatjes B.V. 

Databankenrecht. Haagse ex parte in affaire tussen het tijdschrift Quote en voormalig hoofdredacteur Jort Kelder. Kelder plaatst de nieuwe Quote 500-lijst op eigen site en pleegt daarmee inbreuk op de databankrechten van Quote. Quote is databank. Kelder had ook andere vorm kunnen kiezen. Dwangsom van € 50.000 per dag

“De voorzieningenrechter van deze rechtbank is bevoegd omdat de gestelde inbreuk op het databankrecht mede in het arrondissement 's-Gravenhage plaats vindt. Het verzoek zal worden toegewezen op grondslag van het databankrecht op de wijze als hieronder verwoord.

De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de zaak spoedeisend is omdat direct na beschikbaarstelling van de databank aan het publiek de belangrijkste mogelijkheden voor verdere exploitatie beschikbaar zijn. De Quote als zodanig is aan te merken als een databank. Gerekwestreerde kan ook een journalistieke prestatie neerzetten zonder de Quote 500 integraal of voor een belangrijk deel op zijn website te plaatsen.

De beslissing beveelt gerekwestreerde om onmiddellijk na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op databankrechten van Hachette, met name door plaatsing van de Quote 500 op haar website, met name onder de domeinnaam 925.nl, te staken en gestaakt te houden; veroordeelt Gerekwestreerde betaling aan Hachette van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in strijd handelt.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7246

Ex Parte Quote 500

Ex parte databankrecht in Quote 500 affairette: "Afgelopen donderdagmorgen publiceerde de mede door oud Quote-hoofdredacteur Jort Kelder opgerichte website 925 onze volledige lijst, editie 2008, ineens online. Om er vervolgens triomfantelijk bij te melden dat er niets meer van zou kloppen: kredietcrisis, u kent het wel. En daar kun je als 'oude media' niet snel op reageren. Het staat een ieder -uiteraard- vrij om veel te denken over onze rijkenlijst, maar eventjes alle namen en bedragen publiceren met een druk op het toetsensbord, gaat wel erg ver.

Vonden wij althans, maar vond gelukkig ook de Haagse voorzieningsrechter, die vanmiddag al in een beschikking recht sprak: '925 dient onmiddellijk deze inbreuk op het databankrecht van Quote te staken op straffe van een dwangsom van €50.000 per dag.' Veel geld, vindt ook 925's medefinancier Ronald van der Laar: 'Dat is veel geld. Wij wilden vandaag al wel wat aanpassen, maar dit is andere koek.'

Update: 925 heeft inmiddels grotendeels bakzeil gehaald. Van hun iets te stoer ingestoken stukje over de oude media is inmiddels weinig meer over. Ook zijn alle actuele Quote 500-cijfers offline gehaald. Wat resteert is hun flinterdunne berekening op basis van onze cijfers. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Lees de beschikking van de Rechtbank Den Haag hier. Bericht op website Quote hier.

IEF 7232

De Galerij der Gouverneurs

Leendert van Dijk, portret van Gouverneur Sjeng KremersVzr. Rechtbank Maastricht, 30 oktober 2008, LJN: BG2967, Eiser tegen het publiekrechtelijk lichaam Provincie Limburg.

Auteursrecht. Ruzie tussen kunstenaar Leendert van Dijk en provincie Limburg over de verplaatsing van een portret van Sjeng Kremers uit de Galerij der Gouverneurs naar de centrale hal. Van Dijk verzet zich hiertegen en beroept zich op contractuele afspraken, aantasting van goede eer en naam en, het er een beetje bijgesleepte, auteursrecht. De voorzieningenrechter begrijpt de teleurstelling van de kunstenaar, maar wijst alle vorderingen af. De proceskostenredenering is enigszins curieus: forfaitaire kostenveroordeling lijkt in Maastricht het laagste indicatietarief voor IE-zaken.

Auteursrecht: “3.3 Eiser keert zich voorts tegen de verplaatsing van het door hem vervaardigde schilderij op grond van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Hij stelt dat vanwege het feit dat het portret is vervaardigd voor een specifieke plaats, verwijdering van het werk een aantasting van het werk oplevert. Zo deze stelling al niet faalt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen –hetgeen de voorzieningenrechter van oordeel is- oordeelt de voorzieningenrechter dat een aantasting als bedoeld in voormeld artikel, mede gelet op het gemotiveerde verweer zijdens de provincie, niet aannemelijk is gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zou een verplaatsing van een schilderij onder omstandigheden een aantasting als bedoeld in artikel 25 Aw kunnen opleveren, doch is dit in casu niet het geval.

Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat door de verplaatsing, zijn eer en goede naam zou kunnen worden aangetast. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het schilderij niet is verplaatst naar bijvoorbeeld “de kolenkelder”, doch naar de centrale hal van het Gouvernementsgebouw, alwaar het bij de ingang van die hal is tentoongesteld tegenover de geplaatste gedenksteen ter gelegenheid van de eerste-steenlegging door [Naam gouverneur]. Als onbetwist staat vast dat dit een prominente plek is die bezoekers bij zowel het binnengaan als bij het verlaten van het Gouvernementsgebouw passeren.

In dit verband overweegt de voorzieningenrechter nog dat de facto onduidelijk is welk belang eiser nu eigenlijk heeft bij zijn vordering onder 1, gelet op het feit dat als onweersproken vast staat dat het schilderij in de hal een veel grotere toegang heeft tot het publiek dan toen het nog in de Galerij hing. Anders gezegd: in de centrale hal komen meer bezoekers dan in de Galerij. Het ligt toch in de rede dat het de wens van een schilder is om zijn werken aan een zo groot mogelijk publiek te tonen.

(…) De voorzieningenrechter begrijpt dat Eiser op zijn zachtst gezegd teleurgesteld is over het feit dat de provincie het portret heeft verplaatst zonder hierover overleg met eiser te voeren. Hoewel de voorzieningenrechter die teleurstelling kan begrijpen, kan dit enkele feit er niet toe leiden dat een verplaatsing onrechtmatig is.’

Proceskosten: “3.6 Eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. De provincie heeft bepleit dat de proceskosten ex artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dienen te worden gesteld op € 6.000,-. Eiser  heeft daartegen aangevoerd dat met de gebruikelijke forfaitaire kostenveroordeling kan worden volstaan. De voorzieningenrechter deelt wat dit betreft de visie van eiser. In casu is er allereerst sprake van een gemengde vordering. (…) Voor zover onderhavige geschil raakt aan het intellectuele eigendomsrecht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aard van het geschil, en de moeilijkheidsgraad van de zaak, maken dat het redelijk is dat met de gebruikelijke forfaitaire kostenveroordeling kan worden volstaan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat uit de toelichting op artikel 1019h Rv volgt dat bij bijvoorbeeld grootschalige namaak of piraterij, een volledige proceskostenveroordeling is gerechtvaardigd.”

Lees het vonnis hier. Krantenbericht De Limburger hier.

IEF 7224

Stethoscopen, penlights en toebehoren

Vzr. Rechtbank Arnhem, 30 oktober 2008, Stichting Uniac Services tegen Vermeulen Medical B.V

Ex Parte bevel. Merkenrecht. Benelux woordmerk Spirit (Chirurgische, medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toestellen en instrumenten). Inbreuk door het aanbieden door gedaagde van stethoscopen, penlights en toebehoren onder de naam Spirit.

“Toegestaan als verzocht, in dier voege dat de voorzieningenrechter (…) gerekwestreerde beveelt met onmiddellijke ingang na betekening van deze beschikking iedere inbreuk op het Benelux woordmerk SPIRIT van Uniac met inschrijvingsnummer 0571409, waaronder in ieder geval begrepen iedere inbreuk door het in voorraad hebben, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen, dan wel daarbij op enigerlei wijze betrokken zijn, van niet van Uniac afkomstige waren zoals stethoscopen, penlights en toebehoren met daarop en/of onder gebruikmaking van het teken Spirit, dan wel een daarmee overeenstemmend teken, te staken en gestaakt te houden.”

 Lees de beschikking hier.

IEF 7220

De kwaliteit van het aangeleverde fotografische beeldmateriaal

Bodum PavinaRechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 30 september 2008, KG RK 08/1601, Bodum  AG c.s tegen 57 gerekwestreerden (Kaldi).

Ex parte bevel, met ingekopieerde afbeeldingen en  verzoekschrift. Gemeenschapsmodellenrecht. Gedeeltelijk toegewezen. Glaswerk gerekwestreerden maakt geen andere algemene indruk dan gemeenschapsmodel verzoekster

“2.2. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat het door gerekwestreerden aangeboden dubbelwandig glaswerk met uitzondering van de cafetière (type Romano) bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen en dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat uit stel onherstelbare schade voor de modelhouders zal veroorzaken. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek.

2.3. Gelet op de slechte kwaliteit van het aangeleverde fotografische beeldmateriaal, wordt het verzoek voor zover het betrekking heeft op de modelrechten op de cafetière afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk daarop.

2.4. De stellingen van verzoeksters dat er sprake is van schending van het hen toebehorende auteursrecht behoeft niet te worden onderzocht, omdat het terzake gevorderde reeds op grond van inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten zal worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7219

Aangeboden kledingstukken

Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 18 september 2008, KG RK 08/1546, G-Star Raw Denim Kft. c.s tegen A&S Internetdiensten.

Gemeenschaps- en Beneluxmerken. Ex parte bevel, zonder het, zoals meestal gebruikelijk, ingekopieerde verzoekschrift van verzoekers. Welke merken en producten het precies betreft is dus onduidelijk. 

“2.2.2. De voorzieningenrechter constateert dat de op de door gerekwestreerden aangeboden kledingstukken aangebrachte tekens gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters toebehorende Gemeenschaps- en Beneluxmerken en daarenboven in het economisch verkeer worden gebruikt voor dezelfde waren als waarvoorde Gemeenschaps- en Beneluxmerken zijn ingeschreven. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor de merkhouder zal veroorzaken. Het verzoek zal worden toegewezen.”

Lees de beschikking hier.