Procesrecht  

IEF 4103

Bewijsbeslagsyllabus

Beslagsyllabus 2007 (7e versie mei 2007). Samengesteld onder verantwoordelijkheid van het LOVC (het landelijk overleg van de sectoren civiel van de rechtbanken). Met aandacht voor de in het derde boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering opgenomen nieuwe titel 15 (Van rechtspleging in zaken betreffende Rechten van intellectuele eigendom). De syllabus stelt onder andere:

“Bij rekesten voor beslag tot afgifte van roerende zaken waarin het gestelde recht op afgifte is gebaseerd op artikel 2.22 van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE), artikel 28 van de Auteurswet, artikel 5c van de Databankenwet, artikel 70 lid 6 van de Rijksoctrooiwet 1995 of artikel 843a Rv. (eventueel juncto artikel 1019a Rv.) en bij beslagrekesten ex artikel 1019b lid 1 juncto artikel 1019c lid 1 Rv. (beide laatste betreffen zogenaamd “bewijsbeslag”) wordt regelmatig verzocht om door de deurwaarder, een deskundige of door de gerechtelijk bewaarder (als om aanstelling van die laatste is gevraagd) onderzoek te mogen laten doen aan de in beslag te nemen zaken.

Dergelijke verzoeken moeten niet worden gehonoreerd, aangezien de gerekwestreerde (doorgaans) niet op het beslagrekest wordt gehoord, terwijl de in beslag te nemen zaken (de boekhouding, computers e.d.) vertrouwelijke gegevens van de gerekwestreerde kunnen bevatten. Het doel van een conservatoir beslag is uitsluitend om de bestaande situatie te conserveren en niet om de beslaglegger de mogelijkheid te bieden om met het beslag bewijs te vergaren. Indien de beslaglegger aan de te zaken waarop hij beslag wil leggen onderzoek wenst te (doen) verrichten, dient hij een daartoe strekkende vordering (in kort geding) in te stellen, zodat gerekestreerde in de gelegenheid wordt gesteld hiertegen verweer te voeren. Aan het verlof kan worden toegevoegd: “…met de uitdrukkelijke bepaling dat met dit verlof aan verzoeker niet wordt toegestaan om zonder toestemming van gerekwestreerde of anders dan krachtens in kracht van gewijsde gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard rechterlijk vonnis onderzoek te (laten) verrichten aan en/of inzage te (doen) nemen in de in beslag te nemen zaken.” 

Lees de gehele beslagsyllabus hier.

IEF 4100

Algemeen geformuleerd

Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen).

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Ruim gestelde vordering leidt tot ruime interpretatie bij uitvoering. Geen dwangsommen verbeurd. Werkelijke proceskosten in executiegeschil.

TBlox is bij vonnis van 8 maart jl. (zie IEF 3803) onder meer veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op haar website en onrechtmatige uitlatingen over M4C te staken. De deurwaarder heeft namens M4C een aanzegging gedaan dat TBlox 44 dagen in strijd met het vonnis heeft gehandeld en dat er reeds dwangsommen verbeurd zijn. TBlox vordert onder meer schorsing dan wel staking van de tenuitvoerlegging en matiging van dwangsommen. In reconventie vordert M4C TBlox te gebieden het vonnis van 8 maart alsnog na te komen op straffe van een verhoogde dwangsom.

Aangezien M4C in haar vordering geen expliciete website heeft opgenomen voor de plaatsing van de gevorderde rectificatie en een Nederlandstalige rectificatie werd gevorderd, is het dan ook niet onlogisch dat TBlox de rectificatie op www.tblox.nl en tblox.com/nl heeft geplaatst en niet op tblox.com. Ook heeft de voorzieningenrechter in navolging van het door M4C gevorderde een algemene veroordeling uitgesproken, die niet is toegespitst op het gewraakte artikel. "Market4Care heeft door haar algemeen geformuleerde vordering zelf onzekerheid laten bestaan omtrent de onrechtmatige aspecten van het gewraakte artikel." TBlox heeft derhalve voldaan aan de veroordeling tot rectificatie.

Niet is gebleken dat er sprake zou zijn van inbreuk op de auteurs- of merkenrechten van M4C. Ook op dit punt zijn dus geen dwangsommen verbeurd. Al met al heeft TBlox aannemelijk gemaakt dat zij aan het vonnis heeft voldaan en geen dwangsommen heeft verbeurd. "Nu TBlox niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wegens blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid niet aan de hoofdveroordeling kan voldaan, zullen de bij vonnis van 8 maart opgelegde dwangsommen niet overeenkomstig artikel 611d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gematigd". M4C wordt in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 4073

Bewijs- en beschrijvend

Rechtbank Arnhem, 1 juni 2007, KG ZA 07-304. Synthon B.V. tegen Astallas Pharma Inc. (met dank aan Mark van Gardingen, Brinkhof).

Wellicht nootwaardig vonnis over (grensoverschrijdend) bewijs- en beschrijvend beslag (inzagerecht) ex. artt. 1019b-d Rv. in een farma-octrooizaak. 

Astallas Pharma Inc. had bewijs- en beschrijvend beslag gelegd ten laste van Synthon BV om bewijs te bewaren ten behoeve van een Duitse procedure over een Duits octrooi (geneesmiddel regen prostraatvergroting). Onmiddellijk na de beslaglegging door de deurwaarder hebben een advocaat en een octrooigemachtigde van Astellas Pharma van de deurwaarder inzage gekregen in de beslagen informatie, en zij hebben daarvan een rapport gemaakt. Dat rapport hebben zij ingebracht in de Duitse procedure.

De Rechtbank Arnhem beantwoord eerst de vraag vooraf of de bewijs- en beschrijvend beslag regels van artt. 1019 e.v. Rv wel toepasselijk zijn voor het verkrijgen en bewaren van bewijs in het kader van de handhaving van buitenlandse IE rechten. Synthon had gewezen op de tekst van art. 1019 Rv, op de MvT en op de tekst van art. 2 van de Handhavingsrichtlijn, die alle een territoriaal begrensde toepasselijkheid lijken voor te schrijven. De voorzieningenrechter stelt evenwel dat de Nederlandse regels ook toepasselijk moeten zijn in verband met de handhaving van buitenlandse IE rechten, en verwijst daarvoor onder meer paragrafen 7 en 8 van de considerans van de Handhavingsrichtlijn en naar art. 31 EEX-Verdrag / art. 24 EEX-Verordening.

“4.5 Met dit een en ander valt in het geheel niet te verenigen dat bij grensoverschrijdende inbreuken in ene geval als het onderhavige voor handhaving in een lidstaat geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van de in de nationale wetgeving van een andere lidstaat ter uitvoering van de Handhavingsrichtlijn geboden (handhavings)mogelijkheden.”

De rechter overweegt verder dat het doel van een conservatoir (bewijs)beslag uitsluitend is om bewijsstukken veilig te stellen en dus de bestaande situatie te conserveren, en niet om de beslaglegger de mogelijkheid te bieden om met het beslag inhoudelijk kennis te doen nemen van bewijsstukken en daarover de beschikking te krijgen. Het is volgens de Voorzieningenrechter vervolgens aan de bodemrechter na een contradictoir debat om te beslissen wat er met de in beslaggenomen stukken moet gebeuren. Een verlof tot het leggen van bewijsbeslag kan dus niet automatisch ook een inzagerecht inhouden voor de beslaglegger. (4.13)

De rechter overweegt ook, in r.o. 4.14, dat in geval van beschrijvend beslag, de beschrijving door de deurwaarder had dienen te geschieden, en niet door de beslaglegger (of haar advocaat/octrooigemachtigde) zelf. Een dergelijke beschrijving moet, zie r.o. 4.15, overigens beperkt blijven tot een omschrijving van hetgeen is ingezien zodat het in een later stadium identificeerbaar is. De beschrijving mag derhalve geen gedetailleerde gegevens bevatten.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4052

Ik ben van de kaas (executiegeschil)

bmstrks.gifRechtbank Haarlem, 29 mei 2007, LJN: BA5846. Cono B.A. tegen Campina B.V.,

Vordering tot schorsing van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. Ook de door Cono aangepaste tv-commercial valt onder de reikwijdte van het bij dat vonnis opgelegde verbod. 

“Daarmee komt de vraag aan de orde of de thans voorliggende, enigszins gewijzigde, commercial, gezien moet worden als een “andere reclame-uiting (…) die op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt bij de in het lichaam van de dagvaarding beschreven televisiecommercial van Campina, voorheen Melkunie, met Peer Mascini in de hoofdrol.”

Dat is onmiskenbaar het geval. De in het Bossche vonnis onder 2.6 weergegeven tekst: “Nee, nee, nee, nee, ik ben het niet. Ik ben mijn broer. Ik ben van de kaas.” is weliswaar uit de commercial geschrapt – en daarmee is de expliciete, zelfgekozen, associatie met de Melkuniereclame verdwenen – maar die wijziging brengt niet met zich dat niet meer sprake zou zijn van een commercial die “op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt” bij de televisiecommercial van Campina. Het dictum van het Bossche vonnis voor zover het gaat om de andere overeenkomstige reclame-uitingen moet enerzijds restrictief worden uitgelegd, maar anderzijds moet de uitleg wel geschieden aan de hand van de overwegingen van het vonnis. Overweging 4.4.2 van dat vonnis spreekt het oordeel uit dat de televisiecommercial van Cono een kopie is van de eerdere reclamecampagne van Melkunie.” (1.4 - 1.5)

Lees het vonnis hier. Eerder berichten + vonnis Rechtbank DB: IEF 3979 (14 mei 2007).   

IEF 4025

Retour afzender

rentc.gifGerechtshof Amsterdam 10 mei 2007, rolnummer 224/06, Euromedica tegen Merck & Co en Merck Sharp & Dohme. (Met dank aan Freya van Schaik van Houthoff Buruma).

Hoger beroep in executegeschil in ompakkingszaak. Beroep op verjaring dwangsommen slaagt, de bankgarantie moet worden geretourneerd.

Dit arrest vormt een vervolg op twee andere merkenrechtelijke procedures tussen dezelfde partijen. In 1999 is tussen partijen geschil ontstaan over de vraag of Euromedica met haar wijze van  ompakken van het geneesmiddel Renitec inbreuk maakte op de merkrechten van Merck. In kort geding heeft de voorzieningenrechter Arnhem Euromedica bij vonnis van 9 juli 1999 bevolen om met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis de inbreuken op de merkrechten van Merck ten aanzien van het merkRenitec te staken en gestaakt te houden en verboden om na betekening van het vonnis de inbreukmakende verpakkingen te verhandelen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van NLG 10.000 per overtreding tot een maximum van in totaal Fl. 1.000.000 (zie ook HR 15 april 2005, IEF 200, NJ 2006, 55, m.nt. Ch. Gielen). Dit arrest is gewezen in een opvolgend geschil over de vraag of door Euromedica verbeurde dwangsommen al dan niet zijn verjaard.

Euromedica heeft na het vonnis van 9 juli 1999 aan het opgelegde verbod voldaan en de oorspronkelijke Griekse verpakking door middel van heretikettering geschikt gemaakt voor de Nederlandse markt. Merck heeft zich daarop in een executiegeschil echter op het standpunt gesteld dat het verbod van 9 juli 1999 ook met de nieuwe Renitec verpakking was overtreden. Nadat Merck aanvankelijk op 17 december 1999 in het ongelijk was gesteld door de Voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, heeft het Amsterdamse hof - evenals eerder het Arnhemse hof - na verwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 27 november 2003 beslist dat Euromedica het verbod van 9 juli 1999 met de aangepaste verpakking had overtreden (zie HR 5 april 2002, NJ 2003,356, m.nt. Ch. Gielen).

Kort na het voor haar gunstige arrest van het Gerechtshof Arnhem van 9 mei 2000 heeft Merck in het executiegeschil aanspraak gemaakt op de dwangsommen. Na overleg tussen partijen heeft Merck zich verbonden op dat moment af te zien van executie van het vonnis van 9 juli 1999. In ruil daarvoor heeft Euromedica een bankgarantie afgegeven. Omdat Merck na de afgifte van de bankgarantie geen schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling heeft gedaan waarin zij zich ondubbelzinnig het recht heeft voorbehouden op betaling van de door Euromedica eventueel verbeurde dwangsommen, noch een andere stuitingshandeling heeft verricht, heeft Euromedica in 2004 een beroep gedaan op de verjaring van eventueel verbeurde dwangsommen (ex art. 611g Rv) en verzocht om retourzending van de bankgarantie. Nadat de rechtbank Haarlem aanvankelijk dat beroep op verjaring had afgewezen (zie Rechtbank Haarlem 28 december 2005, IEF 1490, LJN: AU 9273), oordeelt het Hof Amsterdam thans dat de eventuele dwangsomvordering van Merck inderdaad is verjaard en wijst het de vorderingen van Euromedica toe.

Lees het arrest hier.

IEF 3954

Handhaving in België

Joris Deene, Belgisch advocaat, onderzoeker en auteursrechtblogger (hier),  bericht dat de Handhavingsrichtlijn ook in Belgisch recht is omgezet. Gisteren verschenen in het Belgisch Staatsblad twee wetten die de omzetting ervan beogen. De eerste wet behandelt de materieelrechtelijke aspecten, de andere de procesrechtelijke aspecten. Artikel 14 van de Richtlijn (advocatenhonoraria) is niet omgezet. Het betreft de volgende wetten:

- Wet betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (10 mei 2007). Lees deze wet hier.

- Wet betreffende de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (19 april 2007). Lees deze wet hier.

IEF 3907

Criminal measures

European Parliament legislative resolution of 25 April 2007 on the amended proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on criminal measures aimed at ensuring the enforcement of intellectual property rights (COM(2006)0168 – C6-0233/2005 – 2005/0127(COD))   
 
The European Parliament:

1.  Approves the Commission proposal as amended;

2.  Calls on the Commission to refer the matter to Parliament again if it intends to amend the proposal substantially or replace it with another text;

3.  Instructs its President to forward its position to the Council and the Commission.

Lees hier meer. Lees commentaar Elsevier.nl ('Bemoeit Europa zich nu ook met ons strafrecht?')
hier

IEF 3896

Implementatie handhavingsrichtlijn

Let op: Vandaag treedt in werking de Wet van 8 maart 2007 tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaaden plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195).

Lees alle wijzigingen hier nog eens na in Stb 2007, 108.

IEF 3836

België is erfolgsort

Rechtbank Eerste Aanleg Gent, 4 april 2007, J. Talpe en N.V. Locinox tegen Fratelli Comunello SPA en Mauriks Import Nederland (A.R. nr.: 03/4146/A)  (met dank aan Gino van Roeyen, Banning)

Octrooirecht. Naar verluidt één van de eerste beslissingen op het gebied van indirecte inbreuk en inbreuk bij wijze van equivalentie. Het vonnis bevat enkele interessante overwegingen over de bevoegdheid van de Gentse rechtbank op grond van artikel 5 lid 3 EEX-Verordening.

Talpe en Locinox vorderen grensoverschrijdende maatregelen tegen Communello en Mauriks Import terzake van inbreuk op twee Europese octrooien op deursloten.

De Gentse rechtbank besteedt in het kader van de beoordeling van de bevoegdheid op grond van artikel 5(3) EEX-Vo uitgebreid aandacht aan het onderscheid tussen het Handlungsort (de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis) en het Erfolgsort (de plaats waarde schade is ingetreden) en overweegt dat enkel de bevoegdheid van de rechter van het Erfolgsort op grond van artikel 5(3) EEX territoriaal beperkt is. Volgens de rechtbank is België in dit geval alleen aan te merken als Erfolgsort, en niet als Handlungsort. Derhalve bestaat geen extraterritoriale bevoegdheid. De rechtbank neem in haar oordeel mee dat octrooirechten per definitie territoriaal beperkt zijn.

Lees het vonnis hier.