IEF 22752
16 juni 2025
Artikel

deLex zoekt Juridisch eindredacteur (32 uur)

 
IEF 22823
24 juli 2025
Uitspraak

Ongeoorloofde vergelijkende reclame en merkinbreuk in social media-campagne autoparfum

 
IEF 22824
24 juli 2025
Artikel

Bekendmaking nieuwe directeur Octrooicentrum Nederland

 
IEF 22823

Ongeoorloofde vergelijkende reclame en merkinbreuk in social media-campagne autoparfum

Rechtbank Den Haag 9 jul 2025, IEF 22823; ECLI:NL:RBDHA:2025:12887 (Bedrijf 1 tegen bedrijf 2), https://ie-forum.nl/artikelen/ongeoorloofde-vergelijkende-reclame-en-merkinbreuk-in-social-media-campagne-autoparfum

Rb. Den Haag 9 juli 2025, IEF 22823, RB 3920; ECLI:NL:RBDHA:2025:12887 (Bedrijf 1 tegen Bedrijf 2). [Bedrijf 2] verkoopt autoparfum en heeft met behulp van een influencer een reclamevideo laten maken ter promotie van dit parfum. In hetzelfde filmpje wordt ook een ander autoparfum getoond. De influencer haalt dat autoparfum van de binnenspiegel van haar auto en laat het in haar schoot vallen, voordat zij het autoparfum van [bedrijf 2] erbij pakt. Hierbij vergelijkt de influencer de parfum van [bedrijf 2] met ouderwetse geurhangers en namaakgeurtjes, waarbij de autoparfum van [bedrijf 1] in beeld komt. [Bedrijf 1] stelt dat haar autoparfum hiermee onnodig negatief in beeld wordt gebracht. Zo wordt onder meer gesuggereerd dat het product van [bedrijf 1] ouderwets is en een namaakgeurtje betreft. Ook is in de reclamevideo geen sprake van een objectieve vergelijking. Bij de rechter vordert zij gedaagde te gebieden om in de toekomst op een dergelijke manier reclame te maken en te gebieden een rectificatie te plaatsen en een schadevergoeding te betalen. Ze baseert haar vorderingen op art. 6:162 BW en artikel 6:194a lid 2 BW, of op inbreuk haar intellectuele eigendomsrechten. [Bedrijf 2] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering. Zij stelt dat er sprake is van een geoorloofde manier van reclame. In de reclamevideo heeft de ingehuurde influencer een merkloze autoparfumhanger van haar binnenspiegel gehaald, om vervolgens het product van [bedrijf 2] erbij te pakken en dat te promoten. Van vergelijkende reclame is geen sprake, noch van enige vorm van onrechtmatig handelen, aldus [bedrijf 2]. De rechter oordeelt als volgt. 

IEF 22824

Bekendmaking nieuwe directeur Octrooicentrum Nederland

Per 1 augustus 2025 wordt de functie van directeur Octrooicentrum Nederland ingevuld door dr. Maja Schmitt.

Maja gaat als directeur van Octrooicentrum Nederland (OCNL) een sleutelrol vervullen in het versterken van het Nederlandse innovatie- en verdienvermogen via intellectueel eigendom (IE). Zij geeft vanaf 1 augustus richting aan de uitvoering van de Rijksoctrooiwet, bevordert de bekendheid en benutting van IE bij ondernemers en bouwt aan OCNL als zichtbaar kenniscentrum. Samen met haar teams vertaalt zij beleid en maatschappelijke ontwikkelingen naar uitvoering, visie en impact. Daarnaast vertegenwoordigt zij Nederland in Europese en internationale gremia zoals het Europees Octrooibureau en leidt zij de samenwerking in het Benelux Patent Platform. Met verbindend leiderschap, strategisch inzicht en oog voor maatschappelijke transities draagt zij bij aan de ontwikkeling van een toekomstbestendige, innovatieve economie. OCNL is onderdeel van directie Innovatie & Ondernemerschap van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In nauwe samenwerking met RVO zal OCNL optimale ondersteuning bieden aan innovatief en ondernemend Nederland.

IEF 22819

Gerecht EU bevestigt weigering registratie golvende rechthoek wegens gebrek aan onderscheidend vermogen

Gerecht EU (voorheen GvEA) 16 jul 2025, IEF 22819; ECLI:EU:T:2025:733 (Rigo Trading SA tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/gerecht-eu-bevestigt-weigering-registratie-golvende-rechthoek-wegens-gebrek-aan-onderscheidend-vermogen

Gerecht EU 16 juli 2025, T‑215/24; ECLI:EU:T:2025:733 (Rigo Trading SA tegen EUIPO). Rigo Trading SA, houdster van het merk HARIBO, diende 19 april 2022 een aanvraag in voor internationale registratie van een beeldmerk. Het gaat om een eenvoudige, tweedimensionale golvende rechthoek, bestemd voor uiteenlopende warenklassen. Het EUIPO weigerde inschrijving wegens gebrek aan onderscheidend vermogen (art. 7(1)(b) UMV), en de Vijfde Kamer van Beroep bevestigde die weigering op 23 februari 2024. Rigo Trading stelt daarop beroep in bij het Gerecht van de EU en verzoekt om vernietiging van de beslissing. Het Gerecht toetst of het EUIPO het Uniemerkenrecht correct heeft toegepast. Volgens Rigo Trading herkent het publiek de vorm als de contour van een Haribo Goudbeertje, maar het Gerecht verwerpt dat standpunt wegens gebrek aan bewijs. De vorm is te eenvoudig, bevat geen memorabele of onderscheidende elementen en wordt door het relevante publiek, zowel consumenten als professionals, louter als decoratief of esthetisch ervaren. Anders dan bij een eerder geregistreerd 3D-beeldmerk van de Haribo-beer [zie IEF 21755], waarin hoofd, poten en gelaatstrekken zichtbaar zijn, ontbreekt bij het 2D-merk iedere concrete figuratieve invulling.

IEF 22817

Vorderingen SeeYou op grond van auteursrecht en slaafse nabootsing afgewezen wegens gemotiveerde betwisting en onvoldoende onderbouwing

Rechtbank Den Haag 26 jun 2025, IEF 22817; ECLI:NL:RBDHA:2025:12705 (SeeYou tegen gedaagde ), https://ie-forum.nl/artikelen/vorderingen-seeyou-op-grond-van-auteursrecht-en-slaafse-nabootsing-afgewezen-wegens-gemotiveerde-betwisting-en-onvoldoende-onderbouwing

Vzr. Rb. Den Haag 26 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:12705 (SeeYou tegen gedaagde). See You B.V. ontwerpt en verkoopt gepersonaliseerde gedenksieraden, waarin bijvoorbeeld as, moedermelk of vingerafdrukken zijn verwerkt. [gedaagde] B.V. verkoopt eveneens gedenksieraden, deels van eigen ontwerp, deels ingekocht, en is tot augustus 2024 wederverkoper van SeeYou. Nadat die commerciële relatie is beëindigd, biedt [gedaagde] soortgelijke sieraden aan. Daarop vordert SeeYou in kort geding een verbod op auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing van haar gepersonaliseerde gedenksieraden door [gedaagde], alsmede nevenvorderingen strekkende tot opgave, rectificatie, oplegging van dwangsommen en een proceskostenveroordeling ex art. 1019h Rv. SeeYou stelt dat haar sieraden nieuw en oorspronkelijk zijn, met een eigen gezicht in de markt, en dat [gedaagde] met vrijwel identieke sieraden een inbreuk pleegt en onrechtmatig handelt.

IEF 22821

Geen auteursrechtinbreuk op boek over het enneagram: colofon bevat ondubbelzinnige hergebruiktoestemming

Rechtbank Amsterdam 26 mrt 2025, IEF 22821; ECLI:NL:RBAMS:2025:4440 (Eiser tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-auteursrechtinbreuk-op-boek-over-het-enneagram-colofon-bevat-ondubbelzinnige-hergebruiktoestemming

Rb. Amsterdam 26 maart 2025, IEF 22821; ECLI:NL:RBAMS:2025:4440 (Eiser tegen gedaagde). Eiser verzorgt onder de naam ‘Enneagram Nederland’ opleidingen op het gebied van het ‘enneagram’. Het enneagram is een model voor persoonlijke ontwikkeling op basis van negen persoonlijkheidstypen. Zij verzorgt hierin opleidingen en heeft meerdere boeken geschreven over het enneagram, onder andere ‘Typisch Coachen, Typisch Counselen’ (hierna: TCTC) en ‘Enneagram door dummies’ (hierna: EvD). Gedaagde is business-coach en zij is in 2016 ingehuurd door eiser voor marketingwerkzaamheden. Later is zij verschillende opleidingen bij eiser over het enneagram gaan volgen. De opleiding ‘Enneagram Coach & Counselor’ heeft zij niet afgemaakt. Begin 2023 heeft gedaagde het boek ‘Hoe word je een Topcoach’ (hierna: het e-book) geschreven, dat gratis te downloaden was. Eiser stelt dat gedaagde haar werk heeft gekopieerd in het e-book. In deze zaak vordert eiser onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door zich onterecht uit te geven als gecertificeerd Enneagram Coach, en door inbreuk te maken op de auteursrechten van eiser. Gedaagde stelt dat zij verschillende opleidingen bij eiser heeft gevolgd, en dat de gebruikte titels niet beschermd zijn. Ook ontkent zij de auteursrecht inbreuk en stelt hiertoe onder andere dat de enneagram-theorie niet auteursrechtelijk beschermd is, gebruik werd gemaakt mét bronvermelding en eiser in haar eigen boek aanmoedigt tot verspreiding van de inhoud.

IEF 22820

Beperkte creatieve inbreng sluit auteursrecht uit, maar voorzieningenrechter erkent onrechtmatige nabootsing van luiertas

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 jun 2025, IEF 22820; ECLI:NL:RBZWB:2025:4513 (Eiseres tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/beperkte-creatieve-inbreng-sluit-auteursrecht-uit-maar-voorzieningenrechter-erkent-onrechtmatige-nabootsing-van-luiertas

Vzr. Rb. Zeeland-West-Brabant 6 juni 2025, IEF 22820; ECLI:NL:RBZWB:2025:4513 (Eiseres tegen gedaagde). Mevrouw [naam] heeft onder de handelsnaam [eiseres] een eenmanszaak gedreven en in 2021 een luiertas op de markt gebracht (hierna: [tas eiseres]). in 2025 is deze eenmanszaak overgegaan in een besloten vennootschap onder dezelfde naam. Gedaagde heeft in december 2024 op haar website eveneens een luiertas gelanceerd (hierna: [tas gedaagde]). Eiseres stelt auteursrechthebbende te zijn op de [tas eiseres] en dat gedaagde hierop inbreuk maakt, dan wel dit ontwerp slaafs nabootst. Daarom vordert eiseres onder andere een breed stakingsbevel, een rectificatieplicht en een meldingsplicht aan professionele afnemers met het verzoek tot terugzending van de inbreukmakende tassen. Gedaagde betwist dat [naam] de ontwerper van de tas is, dat eiseres auteursrechthebbende is, dat de [tas eiseres] auteursrechtelijk beschermd is en dat er sprake is van inbreuk of slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter gaat aan het argument van gedaagde dat eiseres niet de maker is voorbij. Het is namelijk voldoende aannemelijk dat [naam] de maker is. In de stukken en op de mondelinge behandeling heeft [naam] uitgelegd hoe het ontwerpproces is verlopen. 

IEF 22818

Benelux Merkencongres spreker uitgelicht: Tomas Westenbroek

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, hoort u onder meer Tomas Westenbroek. Hij is verbonden aan het Instituut voor Informatierecht (IViR) en doceerde eerder aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Verder werkt hij als Legal Officer bij het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP). In zijn bijdrage tijdens het Benelux Merkencongres zal Westenbroek ingaan op de manier waarop onderscheidend vermogen thans beoordeeld wordt en hoe dat is geëvolueerd. 

Westenbroek geldt als een bevlogen merkenrechtjurist. Zijn fascinatie voor het vakgebied begon al in 2011, toen hij zijn scriptie publiceerde bij deLex: Waarom is Bio Claire beschrijvend en AquaClean niet? Deze scriptie markeerde het begin van een loopbaan gewijd aan merkenrecht, dat hem sindsdien niet meer heeft losgelaten. Westenbroek haalt veel voldoening uit het delen van zijn passie voor het merkenrecht en inspireert als docent nieuwe generaties rechtenstudenten met zijn kennis en enthousiasme. Binnenkort verschijnt zijn artikel POSTKANTOOR IN ICELAND – On a margin of appreciation for European IP Offices in assessing the descriptiveness of trademarks in het tijdschrift Berichten Industriële Eigendom (BIE). 

Aanmelden voor het Benelux Merkencongres kan via deze link. Meer informatie over het programma vindt u hier.

IEF 22816

Rechtbank acht opzettelijk in voorraad hebben van vervalste merkkleding bewezen

Rechtbank Oost-Brabant 17 jul 2025, IEF 22816; ECLI:NL:RBOBR:2025:4591 (Verdachte tegen OM), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-acht-opzettelijk-in-voorraad-hebben-van-vervalste-merkkleding-bewezen

Rb. Oost-Brabant 17 juli 2025, IEF 22816; ECLI:NL:RBOBR:2025:4591 (verdachte tegen OM). In deze zaak acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid merkvervalste kleding en tassen in voorraad heeft. De aangetroffen goederen zijn voorzien van valse of vervalste merken, waaronder de beschermde woord- en beeldmerken Balenciaga, Louis Vuitton, Prada en andere. De partij wordt tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen. Verdachte verklaart dat de kleding van hem is en dat hij ervan uitgaat dat de merken echt zijn. Daarnaast voert hij aan dat hij kleding na gebruik terug in de verpakking heeft gestopt en dat het niet vreemd is dat sommige maten afwijken. De rechtbank verwerpt deze verweren. Uit onderzoek van een buitengewoon opsporingsambtenaar van de Douane, opgeleid in het herkennen van inbreuken op intellectuele eigendomsrechten, blijkt dat de kleding merkvervalst is. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid van dit deskundigenonderzoek te twijfelen.

IEF 22815

Gerecht EU bevestigt nietigverklaring merk ICELAND wegens beschrijvend karakter

Gerecht EU (voorheen GvEA) 10 jul 2025, IEF 22815; ECLI:EU:T:2025:729 (Iceland Foods en INTA tegen EUIPO en Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland), https://ie-forum.nl/artikelen/gerecht-eu-bevestigt-nietigverklaring-merk-iceland-wegens-beschrijvend-karakter

Gerecht EU 16 juli 2025, IEF 22815, IEFbe 3944; ECLI:EU:T:2025:729 (Iceland Foods en INTA tegen EUIPO en Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland). Iceland Foods Ltd (Hierna: Iceland Foods) vordert bij het Gerecht van de EU de nietigverklaring van de beslissing van de Grote Kamer van Beroep van het EUIPO. Deze beslissing bevestigde de eerdere nietigverklaring van het Uniemerk ICELAND, dat geregistreerd was voor een breed scala aan waren en diensten in de klassen 7, 11, 16, 29–32 en 35 van de Nice-classificatie. In 2002 heeft zij het woordmerk ICELAND laten registreren. In 2016 dienden Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland een verzoek tot nietigverklaring in bij het EUIPO. Het merk werd hierop nietig verklaard. Iceland Foods ging hiertegen in beroep. De Grote Kamer van Beroep bevestigt dat het merk ICELAND niet in aanmerking kwam voor registratie als Uniemerk vanwege zijn beschrijvende karakter en gebrek aan onderscheidend vermogen. Het beroep van Iceland Foods tegen de nietigverklaring wordt verworpen. Bij het Gerecht verzoekt Iceland Foods dat deze beslissing van de Grote Kamer van Beroep wordt vernietigd. Het EUIPO verzoekt de vordering af te wijzen, net als Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland. De INTA, als interveniënt, verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing. Iceland Foods baseert haar vorderingen op artikel 7 lid 1 onder c, en onder b, van de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk.

IEF 22814

HvJ EU in UPFR/DADA Music: Geen Unierechtelijke plicht tot forfaitaire minimumvergoeding voor fonogramproducenten, mits vergoeding billijk blijft

HvJ EU 10 jul 2025, IEF 22814; ECLI:EU:C:2025:551 (UPFR tegen DADA Music), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-in-upfr-dada-music-geen-unierechtelijke-plicht-tot-forfaitaire-minimumvergoeding-voor-fonogramproducenten-mits-vergoeding-billijk-blijft

HvJEU 10 juli 2025, IEF 22814, IEFbe 3943; ECLI:EU:C:2025:551 (UPFR tegen DADA Music). De zaak betreft een geschil tussen de Uniunea Producătorilor de Fonograme din România (hierna: UPFR), een organisatie voor collectief beheer van de naburige rechten van fonogramproducenten, en DADA Music SRL (hierna: DADA Music), exploitant van een lokaal radiostation.De UPFR (Roemeense collectieve beheerorganisatie voor naburige rechten van fonogramproducenten) sloot op 20 oktober 2011 een niet-exclusieve licentieovereenkomst met DADA Music. Deze overeenkomst verleende DADA Music het recht om commerciële fonogrammen via de radio uit te zenden. De vergoeding was afhankelijk van de inkomsten of uitgaven van de omroepactiviteiten, met een minimale forfaitaire vergoeding van 250 EUR per kwartaal (lokaal station) of 500 EUR (nationaal station). Na de inwerkingtreding van Roemeense wet nr. 74/2018, die de wettelijke basis voor deze minimumvergoedingen introk, weigerde DADA Music deze nog te betalen. UPFR bleef echter van mening dat deze verplichting bleef gelden totdat een nieuwe vergoedingsmethode werd vastgesteld. In het kader van deze zaak heeft de verwijzende rechter de prejudiciële vragen gesteld aan het Hof [zie IEF 21961]. Hiermee wenst de rechter opheldering over de reikwijdte van het recht op een billijke vergoeding voor fonogramproducenten bij mededeling aan het publiek (artikel 8, lid 2), en over de toelaatbaarheid van een nationale regeling die voorziet in een forfaitaire minimumvergoeding, in het licht van het Handvest en de regels inzake collectief beheer.