AFB betaalt proceskosten wegens ingetrokken kort geding

Hof Den Haag 14 januari 2025, IEF 22942; ECLI:NL:GHDHA:2025:191 (Hidalgo tegen AFB). Hidalgo is actief als groothandel in sportartikelen. AFB exploiteert fitnesscentra. In 2023 startte AFB een kort geding tegen Hidalgo wegens inbreuk op de handelsnaam en merkenrechten en het offline halen van de 'maartcampagne'. AFB trok de zaak een paar dagen voor de zitting in. Hidalgo vordert vergoeding van haar volledige proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep, te begroten op grond van artikel 1019h Rv. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen. Hidalgo is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep.
HvJEU: partner van advocatenkantoor mag in beginsel eigen kantoor vertegenwoordigen

HvJ EU 4 september 2025, IEF 22940; IEFbe 3985; ECLI:EU:C:2025:644 (Studio Legale Ughi e Nunziante tegen EUIPO). Het Italiaanse advocatenkantoor Studio Legale Ughi e Nunziante wil dat het Hof een beschikking van het Gerecht vernietigt. In die beschikking werd het verzoek tot vervallenverklaring van het Uniewoordmerk ‘UGHI E NUNZIANTE’ afgewezen. Volgens het Gerecht was het verzoek niet-ontvankelijk, omdat het kantoor zich niet correct had laten vertegenwoordigen. Het Gerecht oordeelde dat de advocaten die het kantoor vertegenwoordigden, als partners onvoldoende onafhankelijk waren. Voor de vertegenwoordiging moet het een andere advocaat inschakelen. Het kantoor vraagt het Hof om de beschikking te vernietigen, of om te bevestigen dat het wél rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door de advocaten die gemachtigd waren voor het beroep bij het Gerecht. Volgens het kantoor heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat een advocaat die partner is bij het kantoor, niet onafhankelijk genoeg is om het kantoor te vertegenwoordigen. Daarmee zou het Gerecht artikel 19 van het Statuut van het Hof en artikel 51 van het Reglement van het Gerecht onjuist hebben uitgelegd. Het EUIPO, met steun van de Europese Commissie, voert verweer.
Google hoeft gegevens niet te delen: reviews zijn niet onrechtmatig

Vzr. Rb. Noord-Nederland 15 september 2025, IEF 22939; IT 4957; ECLI:NL:RBNNE:2025:3760 ([eisende partijen] tegen Google). [eiser sub 2] is enig aandeelhouder, bestuurder en advocaat bij [eiser sub 1]. Bij [eiser sub 1] werken op dit moment meerdere mensen waaronder [eiser sub 2]. Op de Google-bedrijfspagina zijn negatieve reviews geplaatst. [eisende partijen] willen dat de reviews worden verwijderd en dat Google de gegevens van de reviewers bekendmaakt. Volgens hen zijn het overduidelijk valse reviews die schade brengen aan hun naam en reputatie. In korte tijd verschenen vijftien negatieve reviews, maar in dit kort geding ging het alleen om de vier reviews die nog online stonden. Volgens [eisende partijen] is er daarom sprake van een trendbreuk: eerder kwamen zulke reacties niet voor. Google laat weten dat de reviews binnen het beleid vallen en dus niet worden verwijderd. Ook deelt Google de gegevens van de betrokkenen niet.
Unga maakt inbreuk op modellen van Lego

Rb. Den Haag 27 augustus 2025, IEF 22936; ECLI:NL:RBDHA:2025:16030 (Lego tegen Unga). Lego maakt speelgoed. Unga verkoopt producten ten behoeve van loyaliteitscampagnes, vooral voor supermarktketens. Voor verschillende ketens ontwikkelt Unga campagnes met producten van bouwsteentjes. In 2022 hield de Nederlandse douane twee zendingen voor Unga tegen, want ze vermoedde inbreuk op Lego’s intellectuele eigendomsrechten. De zendingen zijn daarna vernietigd. Unga zegt dat het gaat om sets ontworpen voor de Australische, Nieuw-Zeelandse en Russische markt en er dus geen sprake is van handelingen binnen de EER. Unga betwist verder de geldigheid van de door Lego ingeroepen modellen wegens nietigheidsprocedures bij het EUIPO. Lego vraagt de rechtbank om Unga te verbieden de vermeende inbreukmakende producten te maken, aan te bieden of te verkopen, op straffe van een dwangsom. In de hoofdzaak gaat het ook om een verbod op inbreuk. Lego legt daaraan ten grondslag dat Unga inbreuk maakt op haar modellen in de zin van artikel 19 UModVo door het invoeren van de producten. De producten bevatten immers elementen die exacte kopieën zijn van de Lego-modellen, althans geen andere algemene indruk wekken.
Zaak IKEA/Vlaams Belang besproken tijdens het Benelux Merkencongres 2025

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, houden we een discussie over de vraag of de vrijheid van meningsuiting een geldige reden kan vormen om gebruik te maken van een bekend merk en welke criteria daarbij in aanmerking genomen moeten worden.
Deze vraag komt aan bod in de zaak IKEA/Vlaams Belang. Aanleiding is het gebruik van de bekende Ikea-handleidingstijl in een politieke parodie van Vlaams Belang. Als afsluiter van het congres gaan twee IE-specialisten hierover in debat: Peter Teunissen (Radboud Universiteit) en Elena Izyumenko (IViR).
Teunissen is universitair docent Burgerlijk recht met een specialisatie in het intellectuele-eigendomsrecht. Hij is daarnaast verbonden aan het Onderzoekcentrum Onderneming en Recht (OO&R). In 2024 verdedigde hij zijn proefschrift "Verbod en evenredigheid in het intellectuele-eigendomsrecht". In deze discussie richt hij zich op de merkrechtelijke en doctrinaire aspecten van de zaak.
Izyumenko is universitair docent aan het Instituut voor Informatierecht. Ze doet onderzoek naar het Europese auteurs- en merkenrecht, met bijzondere aandacht voor de impact daarvan op het publieke belang en op mensen- en grondrechten. Vanuit haar expertise plaatst zij de zaak in een bredere grondrechtelijke context.
Samen zetten ze de belangrijkste juridische, ethische en praktische afwegingen op scherp.
Gerecht: voor sommige klassen geen overeenstemming tussen 'Sherwood' en 'SHER-WOOD'

Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22934; IEFbe 3982; ECLI:EU:T:2025:855 (JSherwood tegen EUIPO, INA International). Het Gerecht van de EU behandelt in deze zaak een merkenconflict tussen JSherwood en INA International. JSherwood vordert vernietiging van een beslissing van het EUIPO waarin de aanvraag voor het beeldmerk 'Sherwood wear with pride' wordt afgewezen wegens het bestaan van een ouder merk, 'SHER-WOOD', van Ina International. JSherwood betoogt dat de Kamer van Beroep in de bestreden beslissing artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 heeft geschonden door te oordelen dat er sprake was van overeenstemming met het oudere merk.
Beschuldigingen [appellanten] zijn onrechtmatig: recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer weegt zwaarder

Hof 's-Hertogenbosch 22 april 2025, IEF 22932; ECLI:NL:GHSHE:2025:1149 ([appellanten] tegen de gemeente en [geïntimeerde sub 2]). Partijen hebben al jaren een moeizame relatie met elkaar. [geïntimeerde] werkt bij de gemeente, [appellanten] zijn inwoners. [appellanten] beschuldigen [geïntimeerde sub 2] onder andere van aanranding van [appellante sub 2]. De gemeente en [geïntimeerde sub 2] willen dat [appellanten] stoppen met het uiten van onterechte beschuldigingen. Zij hebben hierover een procedure gestart bij de rechtbank. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen voor zover deze ziet op de beschuldiging van aanranding, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Er is sprake van een ernstige beschuldiging die geen steun vindt in het feitenmateriaal. De beschuldiging is herhaaldelijk in het openbaar geuit. De beschuldiging heeft schadelijke gevolgen voor de gemeente en [geïntimeerde sub 2]. Dit maakt dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting en dat het gevorderde gebod (grotendeels) toewijsbaar is. Het opleggen van een dwangsom is nodig omdat uit niets blijkt dat [appellanten] bereid zijn vrijwillig aan de veroordeling te voldoen. Hun tegenvordering, dat sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst die vordering af.
Op maandag 27 oktober om 12:00 uur verdedigt Jorn Torenbosch zijn proefschrift “De slaafse nabootsingsleer getoetst aan het Europese recht"
In het proefschrift onderzoekt Torenbosch de vraag of de Nederlandse slaafse nabootsingsleer in strijd is met het Europese modellenrecht, het Europese merkenrecht, de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken, het recht van het vrij verkeer van goederen (artikel 34 VWEU), artikel 2 lid 1 van de Overeenkomst inzake handelsaspecten van de intellectuele eigendom en/of artikel 10bis lid 3 onder 1 van het Unieverdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom. Het proefschrift bevat een uitputtende bespreking van het relevante Europese recht, de Nederlandse slaafse nabootsingsleer en de verenigbaarheid van de slaafse nabootsingsleer met het Europese recht.
De verdediging vindt plaats in de Senaatszaal van het Academiegebouw van de universiteit Utrecht. Geïnteresseerden zijn van harte uitgenodigd om deze gebeurtenis bij te wonen. Vanwege het beperkt aantal fysieke plekken in de Senaatzaal, moet worden bijgehouden wie komt. Daarom geldt dat wanneer je de verdediging wilt bijwonen, je jouw aanwezigheid kan doorgeven via j.r.torenbosch@uu.nl.
De verdediging zal op 27 oktober ook te volgen zijn via een livestream. Geïnteresseerden die de verdediging willen volgen via de livestream, kunnen dit ook aangeven via j.r.torenbosch@uu.nl.
Interesse om het proefschrift zelf te lezen? Vanaf vandaag kunt u een pre-order plaatsen via deze pagina.
Gerecht: 'OMV' is een merk met uitzonderlijke mate van bekendheid

Gerecht EU 3 september 2024, IEF 22935; IEFbe 3983; ECLI:EU:T:2025:823 (OMV AG tegen EUIPO, Combe International). De Kamer van Beroep oordeelde dat de merken visueel in grote mate overeenstemmen, auditief 'slechts' gemiddeld overeenstemmen en begripsmatig niet overeenstemmen. Het Gerecht volgt deze redenering. Merkhouder OMV AG voert aan dat het EUIPO bij zijn beoordeling had moeten erkennen dat het oudere merk een uitzonderlijke mate van bekendheid heeft, die niet beperkt is tot de ingeschreven klassen. Hier sluit het Gerecht zich bij aan, door te oordelen dat de Kamer van Beroep een beoordelingsfout heeft gemaakt. Uit het voorgelegde bewijsmateriaal bleek dat deze merken van OMV AG een uitzonderlijke bekendheid genoten die verder reikte dan het relevante publiek voor de waren en diensten waarvoor deze merken waren ingeschreven.
RME maakt geen inbreuk op de IE-rechten van PMC

Vzr. Rb. Den Haag 16 september 2025, IEF 22933; ECLI:NL:RBDHA:2025:17010 (PMC tegen RME). Promotion Care (hierna: PMC) wil met dit kort geding dat RME Solutions (hierna: RME) per direct stopt met het schenden van auteursrechten, de merk- en handelsnaamrechten van PMC. PMC houdt zich bezig met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van bedrijfswageninrichtingen. Klanten kiezen uit een aantal standaarden, op basis daarvan ontwerpt PMC een inrchting op maat. PMC is houder van twee Benelux merken (waaronder het woordmerk 'Transportainer'). RME is in mei 2023 opgericht en houdt zich bezig met het vervaardigen van werkplaatsinrichtingen en het vervaardigen van de inrichting van bedrijfswagens. PMC heeft RME op 30 december 2024 gesommeerd de inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten te staken en gestaakt te houden. Volgens PMC maakt RME met het aanbieden van haar bedrijfswageninrichtingen en onderdelen daarvan inbreuk op de auteursrechten van PMC. Mocht er geen sprake zijn van auteursrechtelijke bescherming, dan is sprake van onrechtmatige slaafse nabootsing van de bedrijfswageninrichtingen van PMC door RME. Daarnaast maakt RME inbreuk op de merkrechten en handelsnaamrechten van PMC door het teken ‘Transportainer’ te gebruiken in haar Google-advertenties.