Presentatie gedenkbundel “Q” – sfeerimpressie

Op donderdag 20 maart 2025 vond aan de Radboud Universiteit Nijmegen de presentatie plaats van de bundel “Q” ter nagedachtenis van Antoon Quaedvlieg. Aan de bundel, die is geredigeerd door Roma Leuyerink, Peter Teunissen en Charlotte Vrendenbarg (RU), werkten meer dan dertig vooraanstaande wetenschappers op het gebied van het IE-recht, het (IE-)procesrecht en het mededingingsrecht. De uitgave en de boekpresentatie werden mogelijk gemaakt door deLex, Radboud Universiteit, Klos c.s., de Vereniging voor Auteursrecht, Stichting Berichten Industriële Eigendom, Claudia Zuidema en Mieke Merkelijn.
Totebags van Ølåf hebben geen eigen gezicht op de markt

Vzr. Rb. Amsterdam 23 december 2024, IEF 22610; ECLI:NL:RBAMS:2024:8763 (Ølåf tegen Tøte). Ølåf is een kledingmerk en een van haar producten is een draagtas, ook wel een totebag genoemd. Tøte verkoopt uitsluitend dit soort draagtassen. Doordat de tassen op elkaar lijken heeft Ølåf Tøte gesommeerd om elke inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Ølåf, dan wel ieder ander onrechtmatig handelen jegens Ølåf te staken. Tøte betwist de stelling van Ølåf, die gebaseerd is op het auteursrecht, slaafse nabootsing en merkinbreuk. Voor de voorzieningenrechter vordert Ølåf nu dat Tøte oplegging van een bevel tot staking van haar handelspraktijken. Ølåf legt aan de vordering ten grondslag dat de draagtas van Tøte te veel lijkt op haar draagtas. Tøte heeft volgens Ølåf een groot aantal elementen overgenomen. Dit maakt dat de draagtas van Tøte een look-a-like is. Omdat de draagtassen te veel op elkaar lijken is sprake van een misleidende handelspraktijk (artikel 6:193c lid 2 onder a BW) en slaafse nabootsing (onrechtmatige daad 6:162 BW), aldus Ølåf. Tøte betwist dat de elementen die Ølåf aandraagt overeenkomen. Van verwarring en misleiding is geen sprake. Daarom is het geen oneerlijke handelspraktijk en ook geen slaafse nabootsing. Bovendien heeft de draagtas van Ølåf volgens Tøte geen eigen gezicht op de markt.
Conclusie A-G in zaak tussen Bestseller c.s. en Only for Men c.s.

Parket bij de Hoge Raad 21 februari 2025, IEF 22609; ECLI:NL:PHR:2025:226 (Bestseller c.s. tegen OFM c.s.). Deze merkenzaak gaat over de vraag of OFM c.s. met verschillende Only for Men-tekens inbreuk maakt op de ONLY-merken van Bestseller c.s. (‘sub b’- en ‘sub c’-inbreuk). Volgens het hof is bij OFM c.s. geen sprake van ‘gebruik als merk’ van de gewraakte tekens, zijn het bovendien geen met de ONLY-merken overeenstemmende tekens en is er ook geen spake van verwarringsgevaar (nodig voor de b-grond) of ‘kielzog varen’ (nodig voor de c-grond), zodat geen sprake is van merkinbreuk door OFM c.s [zie IEF 21870]. Bestseller c.s. komt in cassatie op tegen het non-merkgebruik-oordeel, bestrijdt dat geen sprake is van overeenstemming, waarbij het hof onder meer de zogenoemde neutralisatieleer onjuist heeft toegepast volgens Bestseller c.s., terwijl ook wordt opgekomen tegen de oordelen over afwezigheid van verwarringsgevaar en kielzog varen. In feitelijke instanties hielden ook nog contractuele kwesties partijen verdeeld die voortkwamen uit een eerder tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, maar die spelen in cassatie geen rol meer. A-G Van Peursem ziet in de cassatiepoging geen doel treffen.
Twee vastgoedondernemers Noordwijk niet onrechtmatig behandeld
Rb. Den Haag 12 Maart 2025, IEF 22608; ECLI:NL:RBDHA:2025:3453 (Eisers tegen gedaagden). Eisers zijn twee vastgoedondernemers, van wie één jarenlang wethouder is geweest van de gemeente. Zij hebben samen een lokale partij in Noordwijk opgericht. Drie oud-wethouders, een voormalig ambtenaar en een voormalig gemeenteraadslid zijn de gedaagden. In opdracht van de toenmalige burgemeester maakte een ambtenaar eind 2018 een document over ondermijning in de lokale democratie. In het document wordt met name een van de vastgoedondernemers in verband gebracht met verwijtbare ondermijning. Voor het document baseerde de voormalige ambtenaar zich onder meer op eerder verschenen rapporten en krantenartikelen en nam hij interviews af met vier (oud-)wethouders.. Het document is daarna door de burgemeester vertrouwelijk doorgestuurd naar de waarnemend gemeentesecretaris en is door één van de gedaagden, die op dat moment ook Statenlid was, in verkorte vorm gedeeld met een aantal commissieleden van Provinciale Staten. De gemeente heeft het document en aanverwante stukken in 2021 geanonimiseerd en met gedeeltelijk zwartgemaakte passages openbaar gemaakt na een WOB-verzoek van de vastgoedondernemers.
A-G Szpunar verduidelijkt modelbescherming voor Lego-bouwstenen in EU-recht
Conclusie A-G 6 maart 2025, IEF 22607, IEFbe 3892; ECLI:EU:C:2025:153 (Lego tegen Pozitív Energiaforrás). Deze zaak betreft de bescherming van het Lego-systeem van bouwstenen onder het modelrecht van de EU. Pozitív Energiaforrás wilde bouwspeelgoed invoeren onder het merk Qman. Lego diende hiertegen een klacht in en de Hongaarse douane nam de goederen in beslag wegens een mogelijke schending van Lego’s modelrechten. Het verzoek om een voorlopige maatregel werd echter door de rechter afgewezen. De vorm van de verbindingsonderdelen is technisch bepaald, wat de creatieve speelruimte beperkt. De rechter vond dat een geïnformeerde gebruiker de modellen met een hoge mate van aandacht beoordeelt en dat de producten van Pozitív Energiaforrás een andere algemene indruk wekten dan de Lego-modellen. Dit werd in hoger beroep wel toegewezen. Lego startte een inbreukprocedure bij de bodemrechter, die de zaak schorste en vragen aan het Hof van Justitie van de EU voorlegde. A-G Szpunar beantwoordt in deze uitspraak de eerste prejudiciële vraag. Het antwoord op de tweede vraag kan namelijk volgens hem zonder meer worden afgeleid uit vaste rechtspraak.
Gerecht bevestigt vervallenverklaring Uniemerk AMSTERDAM POPPERS wegens gebrek aan gebruik

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22606, IEFbe 3891; ECLI:EU:T:2025:205 (Funline tegen EUIPO). Funline International Corp. heeft een beroep ingesteld tegen het besluit van de Vijfde Kamer van Beroep van het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 19 oktober 2023, waarbij haar Uniemerk AMSTERDAM POPPERS werd doorgehaald wegens gebrek aan daadwerkelijk gebruik. Het merk werd op 21 juni 2010 geregistreerd voor waren in klasse 1 (chemische producten) en klasse 3 (cosmetica, parfums en massageoliën) In augustus 2021 diende MS Trade s.r.o. een vordering tot vervallenverklaring in. In november 2022 oordeelde de Nietigheidsafdeling van EUIPO dat het bewijs uitsluitend betrekking had op poppers, een product dat valt onder klasse 5 (farmaceutische producten), en niet op de klassen waarvoor het merk was geregistreerd. Daarom werd het merk voor alle geregistreerde waren vervallen verklaard. Funline ging hiertegen in beroep bij de Kamer van Beroep, die het beroep verwierp en het besluit van de Nietigheidsafdeling bevestigde.
Hof bevestigt afwijzing auteurs- en databankenrechtclaims door opdrachtnemer op resultaten onderzoek
Hof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2025, IEF 22605, IT 4814; ECLI:NL:GHARL:2025:1410 (Appellante tegen Universiteit Utrecht). De appellant (hierna: opdrachtnemer) heeft met de Universiteit Utrecht (hierna: de Universiteit) een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor twee onderzoeksprojecten: "Ontwikkeling Voorop!" (OV) en "Samen Laten Opgroeien" (SLO). Deze projecten richten zich op het volgen van de ontwikkeling van kinderen in kwetsbare gezinnen met behulp van de ASQ4-vragenlijst. In een juridisch geschil vordert de opdrachtnemer dat de Universiteit de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst naleeft en stelt zij dat zij mede-auteursrechthebbende is op de door de projecten gecreëerde werken. In hoger beroep, specifiek in grief 3, voert de opdrachtnemer aan dat zij als samenwerkingspartner van de Universiteit mede-auteursrechthebbende is op alle auteursrechtelijk beschermde werken die binnen de projecten zijn ontwikkeld. Dit zou onder meer volgen uit haar bijdrage aan het project, zoals het meedenken en meeschrijven aan de projectvoorstellen. De Universiteit betwist dit en stelt dat de auteursrechten op grond van artikel 7 Auteurswet aan haar toekomen. De opdrachtnemer betwist dit en stelt dat het auteursrecht op alles wat haar directrice als bestuurder van de opdrachtnemer heeft (mede)gecreëerd – naast haar parttime-aanstelling bij de Universiteit – en op wat zij vóór die periode heeft (mee)ontwikkeld, aan de opdrachtnemer toekomt.
Dezelfde handelsnaam, maar aard van de onderneming te verschillend
Vzr. Rb. Amsterdam 11 maart 2025, IEF ; ECLI:NL:RBAMS:2025:1477 (Stichting Casa Latina tegen gedaagden). Kort geding. De Stichting Casa Latina is een culturele organisatie die een podium biedt voor Latijns-Amerika. Met haar activiteiten probeert de stichting de participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Nederlandse en in het bijzonder de Utrechtse samenleving te bevorderen. In dat kader organiseert zij culturele activiteiten, workshops, taal- en danslessen en speciale thema-avonden. Gedaagden, bestaande uit meerdere gedaagden die samen de bedrijfsstructuur vormen, is een organisatie die concerten, evenementen en bijeenkomsten organiseert. Dit doet zij onder de naam Casa Latina. Dat beide organisaties dezelfde handelsnaam gebruiken staat centraal in dit geschil. De stichting vordert staking hiervan, omdat de handelsnamen identiek zijn en beide partijen zich richten op Latijns-Amerikaanse bezoekers van evenementen.
Vorderingen tegen dance-organisatoren afgewezen, wel proceskosten verschuldigd
Vzr. Rb. Rotterdam 7 maart 2025, IEF 22603; ECLI:NL:RBROT:2025:3083 (Eiseres tegen gedaagde 1 c.s.). Gedaagde 1 en 2 (hierna: gedaagde 1 c.s. ) hebben vanaf 2022 meerde dance evenementen georganiseerd, waarop zij muziek draaien. Hiervoor moeten zij een billijke vergoeding betalen aan de nabuurrechthebbenden op die muziek. Eiseres is in de wet aangewezen om die billijke vergoeding te innen. Volgens eiseres hebben gedaagde 1 c.s. voor meerdere dance evenementen die zij in het verleden hebben georganiseerd – ondanks herhaalde verzoeken van eiseres – geen opgave van de recettes van die evenementen gedaan. Zij hebben daardoor ook geen billijke vergoeding voor die evenementen betaald, terwijl dit volgens eiseres wel moest. Eiseres vreest dat gedaagde 1 c.s. ook in de toekomst geen opgave gaan doen van de recettes van door hen te organiseren evenementen doen. Eiseres vordert een verbod op openbaar muziekgebruik, betaling van een voorschot op de billijke vergoeding, opgave van recettes van eerdere evenementen en tijdige opgave van toekomstige recettes, deels onder dwangsom.
Gedaagde moet uitingen over grensoverschrijdend gedrag rectificeren, maar mag eiser wel ‘predator’ noemen
Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten 14 maart 2025, IEF 22602, IT 4811; ECLI:NL:OGEAM:2025:11 (Eiser tegen gedaagde). Eiser, inspecteur bij de politie in Sint Maarten, wordt beschuldigd door een collega van seksuele intimidatie. Hij zou zijn gezicht in haar borsten hebben gedrukt, terwijl hij stelt dat het slechts om een knuffel ging. Het strafrechtelijk onderzoek leidde niet tot vervolging. Gedaagde volgt de zaak nauwgezet en plaatst updates op Facebook en zijn nieuwssites, waarin hij de beschuldigingen bespreekt, ook via video’s. Eiser eist in kort geding verwijdering van deze video's, teksten en commentaren, op straffe van een dwangsom, en een rectificatie. Hij stelt dat hij onterecht wordt beschuldigd en dat de uitingen opruiend en lasterlijk zijn, wat zou aanzetten tot geweld en een onrechtmatige daad vormt. Gedaagde betwist onder meer de spoedeisendheid en stelt dat het uit de video’s niet duidelijk wordt dat het om eiser gaat, omdat zijn naam niet genoemd wordt.