DOSSIERS
Alle dossiers

Bevoegdheid  

IEF 18016

Ono Pharmaceutical voert onterecht aan dat Nederlandse rechter bevoegd is in octrooiprocedure

Gerechtshoven 9 okt 2018, IEF 18016; ECLI:NL:GHDHA:2018:2606 (Ono Pharmaceutical tegen Pfizer), https://ie-forum.nl/artikelen/ono-pharmaceutical-voert-onterecht-aan-dat-nederlandse-rechter-bevoegd-is-in-octrooiprocedure

Hof Den Haag 9 oktober 2018, IEF 18016 (Ono Pharmaceutical tegen Pfizer) Octrooirecht. Procesrecht. Ono, Japanse onderneming die zich toelegt op ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, heeft in 2003 een Europese octrooiaanvrage gedaan bij het EOB, die in 2010 is gepubliceerd als EP 2 206 517 A1. Pfizer heeft bij het Verwaltungsgericht München een opeisingsprocedure aanhangig gemaakt strekkende tot het verkrijgen van mede-eigendom. Zij schrijft dat zij de zaak aanbrengt bij de onbevoegde bestuursrechter en verzoekt de zaak door te zenden naar het Landgericht München. Ook heeft zij het EOB verzocht de verleningsprocedure van EP 517 te schorsen. De Legal Division van het EOB heeft Ono c.s. meegedeeld dat de verleningsprocedure is geschorst. Ono c.s. stelt dat Pfizer onrechtmatig jegens haar handelt door in Duitsland een opeisingsactie te voeren als gevolg waarvan het octrooi niet door EOB wordt verleend, terwijl Pfizer weet dat de actie geen kans van slagen heeft. De schade is dat Ono c.s. geen octrooi verkrijgt en deze niet kan handhaven. Zij betoogt dat de Nederlandse rechter daarom als rechter van de plaats van de schade bevoegd is op grond van art. 6 sub e Rv. De voorzieningenrechter heeft zich echter onbevoegd verklaard en het hof gaat daar in mee.  Ono c.s. vordert ook opheffing van de schorsing van de verleningsprocedure bij het EOB. Hiermee vraagt zij in feite aan de Nederlandse rechter om op de stoel van het EOB te zitten. Dit vormt een ontoelaatbare doorkruising van het (systeem van het) EOV en de daarin besloten liggende toedeling van bevoegdheden. De Nederlandse rechter is daardoor niet bevoegd. 

IEF 18015

Geen bevoegdheid Nederlandse rechter octrooiprocedure "Salahieh octrooifamilie"

Hof Den Haag 9 okt 2018, IEF 18015; ECLI:NL:GHDHA:2018:2607 (Boston Scientific Scimed tegen Edwards Lifesciences Corporation), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-bevoegdheid-nederlandse-rechter-octrooiprocedure-salahieh-octrooifamilie

Hof Den Haag 9 oktober 2018, IEF 18015 (Boston Scientific Scimed tegen Edwards Lifesciences Corporation) Procesrecht. Partijen zijn sinds 2016 verwikkeld in octrooiprocedures over met behulp van een katheter implanteerbare kunstmatige hartkleppen, de ‘Salahieh octrooifamilie'. Boston Scientific heeft in toevoeging van de octrooifamilie EP 2 985 006 A1 aangevraagd. Geïntimeerde heeft het EOB verzocht de verleningsprocedure te schorsen, plus een opeisingsprocedure aanhangig gemaakt bij het Verwaltungsgericht München, waarbij zij de mede-eigendom claimt. Het EOB heeft de verleningsprocedure geschorst. Boston Scientific voert aan dat Lifesciences Corporation onrechtmatig jegens haar handelt door het bij het EOB indienen van een verzoek tot schorsing in de wetenschap dat de daaraan ten grondslag liggende opeisingsactie in Duitsland kansloos is. Daardoor lijdt zij schade: ze krijgt niet het Europese octrooi. Zij betoogt dat de Nederlandse rechter daarom als rechter van de plaats van de schade bevoegd is op grond van art. 6 sub e Rv. De voorzieningenrechter verklaarde zich echter onbevoegd op grond van hetzelfde artikel. Het hof gaat daar in mee. De vordering van Boston Scientific is ook gericht om de schorsing van de verleningsprocedure bij het EOB op te heffen. Nu het gaat om een verdragsrechtelijk systeem van bevoegdheidstoedeling, waarbij de aan de orde zijnde bevoegdheid bij verdrag is toegekend bij de door dat verdrag in het leven geroepen supranationale organisatie, ligt onbevoegdverklaring immers het meest voor de hand (en niet niet-ontvankelijkverklaring).

IEF 17968

Cassatie in belang der wet: Is rechtbank Den Haag ook in kort geding exclusief bevoegd?

Hoge Raad 31 aug 2018, IEF 17968; ECLI:NL:PHR:2018:957 (Spin Master tegen High5), https://ie-forum.nl/artikelen/cassatie-in-belang-der-wet-is-rechtbank-den-haag-ook-in-kort-geding-exclusief-bevoegd

Conclusie AG HR 31 augustus 2018, IEF 17968; ECLI:NL:PHR:2018:957 (Spin Master/High5) Cassatie in het belang der wet na IEF 16516. Is rechtbank Den Haag ook in KORT GEDING exclusief bevoegd in Gemeenschapsmodel inbreukzaken? Art. 90 en 81 GModVo en art. 3 Uitvoeringswet EG-verordening betreffende de Gemeenschapsmodellen. Zijn ook andere dan Haagse voorzieningenrechters bevoegd om kennis te nemen van Gemeenschapsmodelinbreuken? In bodemzaken is de als “rechtbank voor het Gemeenschapsmodel” aangewezen Haagse rechtbank exclusief bevoegd in Nederland, maar hoe zit dat in kort geding? Daarover bestaat al meer dan tien jaar ongewenste verdeeldheid in de rechtspraak, die wordt gevoed door een tekstverschil tussen art. 90 van de Gemeenschapsmodellenverordening (GModVo) en art. 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening betreffende de Gemeenschapsmodellen (Uvw): in art. 90 GModVo staat dat voor het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen inzake Gemeenschapsmodellen “rechterlijke instanties, met inbegrip van de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel” bevoegd zijn, terwijl art. 3 Uvw bepaalt dat uitsluitend de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank, als aangewezen “rechtbank voor het Gemeenschapsmodel”, bevoegd is. Dezelfde kwestie speelt ook bij Uniemerken.

IEF 17963

Rechtbank Rotterdam onbevoegd in zaak over weigering overdracht merkinschrijving Napoleonsnoepjes

Rechtbank Rotterdam 22 aug 2018, IEF 17963; ECLI:NL:RBROT:2018:7494 (Inter-Noba en Pervasco tegen Golden Star en Candy store), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-rotterdam-onbevoegd-in-zaak-over-weigering-overdracht-merkinschrijving-napoleonsnoepjes

Rechtbank Rotterdam 22 augustus 2018, IEF 17963; ECLI:NL:RBROT:2018:7494 (Inter-Noba en Pervasco tegen Golden Star en Candy store) Bevoegdheidsincident. Merkenrecht. Inter-Noba c.s. maken deel uit van het concern Pervasco Groep, dat zich bezighoudt met de productie, verkoop, distributie en marketing van hoogwaardige zoetwaren (snoep). In dit kader is Inter-Noba houdster van meerdere, in de dagvaarding nader gespecificeerde Uniemerken en Beneluxmerken, waaronder registraties die zien op het Napoleon snoepmerk. Pervasco gebruikt de merkregistraties van Inter-Noba op basis van een exclusieve licentieovereenkomst en is auteursrechthebbende op de verpakkingen van het Napoleon snoepmerk. Eind 2014 is een intentieovereenkomst gesloten met betrekking tot de overdracht van Pervasco Groep aan GSI. Vooruitlopend op de voorgenomen overname zijn merkregistraties voor het Napoleon snoepmerk verricht op naam van CS (dochtervennootschap van GSI). Het gaat om drie Beneluxmerken en drie internationale merkregistraties met gelding voor de Europese Unie dan wel de Benelux (de litigieuze merken). De registraties zijn later overgedragen aan GSI. De overname van Pervasco Groep is uiteindelijk niet doorgegaan. GSI c.s. weigeren echter de merkinschrijvingen over te dragen dan wel door te halen. GSI vordert dat rechtbank Rotterdam onbevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Inter-Noba in de hoofdvordering (o.a. stakingsvordering). Voor vorderingen die zien op inbreuk op Uniemerken en Gemeenschapsmerken is de rechtbank Den Haag exclusief bevoegd. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak.

IEF 17918

Nederlandse rechter bevoegd op basis van vestigingsplaats Nikon

Rechtbank Den Haag 1 aug 2018, IEF 17918; ECLI:NL:RBDHA:2018:9926 (Nikon tegen Primary Holding), https://ie-forum.nl/artikelen/nederlandse-rechter-bevoegd-op-basis-van-vestigingsplaats-nikon

Rechtbank Den Haag 1 augustus 2018, IEF 17918; ECLI:NL:RBDHA:2018:9926 (Nikon tegen Primary Holdings) Intellectuele eigendom. Bevoegdheidsincident. Bodemprocedure. Primary Holdings Limited (PHL) is gevestigd in Gibraltar. In hoofdzaak vordert Nikon dat PHL iedere inbreuk in de gehele EU staken. In dit incident vordert PHL dat de rechtbank zich onbevoegd verklaard. Gibraltar maakt volgens artikel 52 VEU4 jo artikel 355 lid 3 VWEU onderdeel uit van het Europees grondgebied waar het Unierecht van toepassing is en waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat, te weten het Verenigd Koninkrijk, worden behartigd. Nikon grondt de bevoegdheid op artikel 125 lid 1 UMVo. Gibraltar is geen onderdeel van Spanje en is weliswaar een Brits overzees gebiedsdeel, maar volgens het HvJ EU is Gibraltar geen onderdeel van het Verenigd Koninkrijk. Daarmee kan PHL niet op basis van artikel 125 lid 1 UMVo worden gedagvaard voor de rechterlijke instantie van de lidstaat waar zij haar woonplaats heeft. Dat betekent dat de vorderingen op basis van artikel 125 lid 2 UMVo kunnen worden ingesteld bij de rechterlijke instantie van de lidstaat waar eiser zijn woonplaats, dan wel vestigingsplaats, heeft. Nikon Europe heeft haar woonplaats in Nederland en is krachtens volmacht van Nikon Corporation gerechtigd in eigen naam op te treden. Gelet op de vestigingsplaats van Nikon Europe is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de vorderingen. Ten aanzien van Nikon Corporation is de rechtbank bevoegd op grond van diezelfde bepalingen, aangezien Nikon Europe kan worden beschouwd als een vestiging van Nikon Corporation met een werkelijke en stabiele aanwezigheid van waaruit een bedrijfsactiviteit wordt verricht. De incidentele bevoegdheidsvordering wordt afgewezen.

IEF 17855

Voorschot schadevergoeding afgewezen: geen concrete aanwijzingen dat HR vordering zal toewijzen

Rechtbank Midden-Nederland 18 jul 2018, IEF 17855; ECLI:NL:RBMNE:2018:3359 (Voorschot schadevergoeding), https://ie-forum.nl/artikelen/voorschot-schadevergoeding-afgewezen-geen-concrete-aanwijzingen-dat-hr-vordering-zal-toewijzen

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 18 juli 2018 IEF 17855; ECLI:NL:RBMNE:2018:3359 (Journalist tegen oud-rechter) Onrechtmatige daad. Mediarecht. Procesrecht. Journalist heeft een boek geschreven over de Schipholbrandzaak. Gedaagde was destijds rechter en heeft twee procedures in verband met de Schipholbrand voorgeten. In het boek is een citaat vermeld over de gedaagde. Gedaagde heeft een bodemprocedure tegen de journalist aanhangig gemaakt en schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad geeist. Dit is afgewezen. Daarna heeft de journalist een bodemprocedure tegen de gedaagde aanhangig gemaakt en schadevergoeding geeist o.g.v. misbruik van procesbevoegdheid door de bodemprocedure van hiervoor te voeren. Dit is afgewezen en de journalist is in hoger beroep gegaan. Het hoger beroep is doorverwezen naar het gerechtshof en zij hebben een tussenarrest gewezen. Er kan sprake zijn van misbruik van procesrecht. De oud-rechter heeft tussentijds cassatieberoep ingesteld. In dit kort geding vordert de journalist een voorschot op de schadevergoeding. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de Hoge Raad de vordering zal toewijzen. De vordering wordt afgewezen.

IEF 17745

Forumshopping op grond van 102 Rv onaanvaardbaar bij auteursrechtinbreuk

Kantonrechter 24 mei 2018, IEF 17745; ECLI:NL:RBDHA:2018:6549 (Flextension), https://ie-forum.nl/artikelen/forumshopping-op-grond-van-102-rv-onaanvaardbaar-bij-auteursrechtinbreuk

Ktr. Rechtbank Den Haag 24 mei 2018, IEF 17745; ECLI:NL:RBDHA:2018:6549 (Flextension) Procesrecht. Bevoegdheid. Eiseres meent evenwel dat er een uitzondering aan de orde is, namelijk de bevoegdheid van de Rechtbank waar het uit de gestelde onrechtmatige gedraging voortvloeiende schadebrengende feit – inbreuk op auteursrecht - zich zou hebben voorgedaan (art. 102 Rv). De gestelde inbreuk vond volgens eiseres plaats in het gehele land en dus ook in Den Haag. Deze redenering volgende zou iedere rechter in ons land daardoor bevoegd zijn. Op deze wijze wordt de deur geopend voor forumshopping, een onwenselijk fenomeen. Uit de akte van eiseres blijkt bovendien dat er inderdaad sprake is van forumshopping, waar zij aangeeft zich tot de Haagse rechter te wenden omdat deze “meer bekend is met het auteursrecht dan de rechtbank Midden Nederland”. Dit standpunt is rechtens niet aanvaardbaar. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de onderhavige zaak niet in goede handen zou zijn bij de rechtbank Midden Nederland, die zowel bevoegd is op grond van artikel 99 Rv als – volgens de stellingen van eiseres - artikel 102 Rv. Verwijzing naar Rechtbank Midden Nederland.

IEF 17644

Vragen aan HvJ EU over reclame maken voor imitatieproducten in ander land en de bevoegdheid van de Uniemerkrechter

HvJ EU 12 feb 2018, IEF 17644; (AMS Neve tegen Heritage Audio), https://ie-forum.nl/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-reclame-maken-voor-imitatieproducten-in-ander-land-en-de-bevoegdheid-van-de-u

Prejudicieel gestelde vragen gesteld aan HvJ EU 12 februari 2018, IEF  17644; IEFbe 2555; C-172/18 (AMS Neve tegen Heritage Audio) Bevoegdheid. Merkenrecht. Verzoekers produceren, verkopen en leveren audioapparatuur in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Zij stellen dat verweerders inbreuk hebben gepleegd op hun Uniemerk en hun twee Britse nationale merken door reclame te maken voor imitaties van hun producten en deze goederen te verkopen en te leveren aan consumenten in het Verenigd Koninkrijk. Verzoekers hebben een inbreukprocedure ingesteld bij de Britse merkenrechtbank (IPEC). Verweerders hebben een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. De IPEC-rechter is van oordeel dat zij krachtens artikel 7 van verordening nr. 1215/2012 bevoegd is ten aanzien van inbreuken op de Britse nationale merken, aangezien het schadeveroorzakende feit zich dan heeft voorgedaan in het Verenigd Koninkrijk. Voorts stelt de IPEC dat zij niet bevoegd is ten aanzien van inbreuken  op het Uniemerk, gelet op artikel 97(5) van de gecodificeerde Uniemerkverordening, aangezien de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden Spanje is, waar verweerders stappen hebben ondernomen om de desbetreffende tekens op hun website te plaatsen.

IEF 17588

Geen ruimte voor ruime interpretatie van 8 EEX-Vo bij meerdere gedaagden met woonplaats in het buitenland

Rechtbank Den Haag 6 dec 2017, IEF 17588; ECLI:NL:RBDHA:2017:16306 (Hennessy tegen Loendersloot-vennootschappen), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-ruimte-voor-ruime-interpretatie-van-8-eex-vo-bij-meerdere-gedaagden-met-woonplaats-in-het-buite

Rechtbank Den Haag 6 december 2017, IEF ; ECLI:NL:RBDHA:2017:16306 (Hennessy tegen Loendersloot-vennootschappen) Bevoegdheidsincident opgeworpen door in België woonachtige gedaagde. Artikel 8 aanhef en onder 1 EEX-Vo. Gedaagden, waaronder gedaagden sub 1 tot en met 4 (hierna: de Loendersloot-vennootschappen), gedaagde sub 6 (hierna: Pure Handling) en gedaagden sub 7 tot en met 14 (hierna: de Van Caem-vennootschappen) zijn betrokken bij grootschalige inbreuk op de Hennessy-merken. Gedaagde sub 5 woont niet in Nederland, dus is de rechtbank niet bevoegd ex 4 EEX II-Vo. Terughoudendheid bij de uitleg van artikel 8 EEX II-Vo bij meerdere gedaagden, dus geen ruime interpretatie. Ook de alternatieve bevoegdheid via artikel 7 EEX II-Vo,  plaats van het schadebrengend feit - het arrondissement Zeeland-West-Brabant - maakt het niet dat de Rechtbank Den Haag bevoegd is. De rechtbank verklaart zich deels bevoegd en deels onbevoegd.

IEF 17462

HvJ EU: Schrems mag individuele rechtsvordering stellen tegen Facebook in Oostenrijk

HvJ EU 25 jan 2018, IEF 17462; ECLI:EU:C:2018:37 (Maximilian Schrems tegen Facebook Ireland), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-schrems-mag-individuele-rechtsvordering-stellen-tegen-facebook-in-oostenrijk

HvJ EU 25 januari 2018, IT 2473; IEF 2466; ECLI:EU:C:2018:37; C-498/16 (Maximilian Schrems tegen Facebook Ireland) Rechterlijke bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten – Begrip ‚consument’ – Cessie tussen consumenten van rechten die zij kunnen doen gelden ten aanzien van eenzelfde ondernemer. Uit het persbericht: Maximilian Schrems mag in Oostenrijk een individuele rechtsvordering instellen tegen Facebook Ireland. Als cessionaris van rechten van andere consumenten kan hij zich daarentegen niet op het forum consumentis beroepen om een collectieve vordering in te stellen. HvJ EU:

1) Artikel 15 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat een gebruiker van een particuliere Facebookaccount niet de hoedanigheid van „consument” in de zin van deze bepaling verliest wanneer hij boeken publiceert, lezingen houdt, websites exploiteert, giften inzamelt en de rechten van talrijke consumenten aan zich laat cederen om deze rechten te doen gelden in rechte.