Procesrecht  

IEF 10304

Documenteigenschappen

Rechtbank Zwolle 1 juni 2011, LJN BT6480 (Chip4power)

Domeinnaam. Handelsnaamrecht. Inschrijving in KvK-register. [eiser] houdt zich professioneel bezig met het 'tunen' van auto's (door wijzigen van de software van de auto deze sneller en zuiniger laten rijden) en heeft daartoe de domeinnaam chip4power.nl geregistreerd. Tussen [eiser] en [gedaagde] is in de loop van 2008 een samenwerkingsrelatie ontstaan. In dat kader heeft [eiser] de broncodes van de website aan [gedaagde] gegeven, waarna [gedaagde] deze website is gaan beheren. Gedaagde heeft zich onder de naam Chip4Power als eenmanszaak geregistreerd bij de KvK en na constatering van [eiser] dat er geen toegang tot website en mailadres had, heeft eiser navraag gedaan bij SIDN waaruit overdracht blijkt te hebben plaatsgevonden.

Echter de digitale "overeenkomst" is vervalst, dat valt op te maken uit de documenteigenschappen. Vorderingen betreft overdracht domeinnaam email, staken gebruik handelsnaam, en daaraan verknochte verwijdering uit handelsregister wordt toegewezen.

Overdracht domeinnaam en e-mail:
4.9.  [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat uit de 'documenteigenschappen' van de digitale versie van de verklaring volgt dat deze pas is vervaardigd op 22 april 2010, hetgeen volgens [eiser] erop wijst dat het document vals is.

4.10.  Het voorgaande leidt ertoe dat totdat in rechte is komen vast te staan dat [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [eiser] de eigendom van de domeinnaam aan [gedaagde] heeft overgedragen, de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt het gebruik van de domeinnaam en het e-mailadres te staken. De gevorderde dwangsom wordt beperkt toegewezen.

Domeinnaam en e-mail op naam eiser 4.11.  [eiser] vordert ten tweede dat [gedaagde] moet bevorderen dat de domeinnaam en het e-mailadres weer op naam van [eiser] komen te staan. Deze vordering hangt nauw samen met het onder I gevorderde: nu de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] het gebruik van de domeinnaam en het e-mailadres voorlopig moet staken, heeft [gedaagde] ook geen baat bij het op zijn naam houden daarvan. Gezien deze overweging en daarbij in aanmerking genomen dat het in de risicosfeer van [gedaagde] ligt dat hij het origineel van de verklaring niet boven tafel kan krijgen, zal de voorzieningenrechter het onder II gevorderde voorlopig toewijzen. De voorzieningenrechter veroordeelt [gedaagde] de domeinnaam en het e-mailadres terug op naam van [eiser] te stellen, althans te bevorderen dat deze op naam van [eiser] komen te staan.

Handelsnaam gebruik 4.18.  Uit het voorgaande volgt dat het [eiser] was die als eerste de naam 'Chip4power' heeft gebruikt. Het gebruik door [eiser] van de naam 'Chip4power' komt daarmee de bescherming van de Handelsnaamwet toe. De vordering onder III zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom beperkt wordt toegewezen.

Verwijdering uit handelsregister 4.20.  Nu de voorzieningenrechter heeft overwogen dat [eiser] bescherming toekomt van het gebruik van de handelsnaam, is de inschrijving in het handelsregister van [gedaagde] in strijd met het recht van [eiser] op de handelsnaam. De vordering van [eiser] tot verwijdering van de inschrijving van [gedaagde] in het handelsregister zal de voorzieningenrechter daarom toewijzen, waarbij de gevorderde dwangsom beperkt wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10298

Ontbollen

Vzr. Rechtbank ´s-Gravenhage 6 oktober 2011, KG ZA 11-902 (Potveer B.V. tegen Total Systems B.V.)

Met dank aan Marleen van den Horst en Annemieke Kooy, BarentsKrans

Octrooirecht. Inbreukprocedure in kort geding. Potveer is succesvol in de handhaving van haar Nederlandse octrooi voor een (bloem)ontbolmachine, gebruikt voor het verwijderen van bloembollen van onder meer tulpen.  NL 1027378 heeft als titel: “Richtwerkwijze voor het richten van te ontbollen bolgewassen, alsmede werkwijze en inrichting voor het ontbollen van bolgewassen.”  Bewijs middels videomateriaal geleverd. Proceskostenveroordeling á €49.359,38. Het verwijt van Total Systems dat Potveer zich door twee advocaten heeft laten vertegenwoordigen wordt door de rechter niet gehonoreerd. Het enkele feit dat de eigen kosten van Total Systems €21.582,13 bedragen, vormt niet een voldoende gemotiveerde bestrijding.

4.2. Total Systems bestrijdt niet dat haar ontbolmachine voldoet aan deelkenmerken 1 .a t/m 1 .h en betwist uitsluitend dat daarin de deelkenmerken 1 .i en 1 .j zijn toegepast, omdat de tweede geleiding in haar machine geen verend beweegbare elastische elementen in de zin van het octrooi zou bevatten. 4.3. Bij ontbolmachines volgens de stand van de techniek was bekend de toepassing van een eerste geleiding aan de zijde van de bolneus - in een hoek gepositioneerd ten opzichte van de transportrichting - die de bol van een bloem, die dwars op de transportrichting op de transportband is gelegd, naar een zijkant van de lopende band duwt, waar de bolbodem wordt tegengehouden door een tweede geleiding, waarna de steel op vaste afstand van de bolbodem wordt afgesneden.

4.4. Volgens deelkenmerk l.i is de tweede (bolbodem)geleiding bij de inrichting volgens het octrooi voorzien van verend beweegbare elastische elementen. Blijkens NL 378 - en door Total Systems niet bestreden - is de functie van die verend beweegbare elastische elementen van de tweede geleiding dat de bloembol zoveel mogelijk met de bolneus tegen de eerste (bolneus)geleiding komt aan te liggen, waartoe de elementen weerstand moeten bieden in de afvoersectie (verwijzingsnummer 58 in figuur 2), derhalve daar waar de eerste en tweede geleiding in hoofdzaak evenwijdig zijn (deelkenmerk 1 .j). Tegelijkertijd wordt door de verend beweegbare elastische elementen aan grotere / langwerpige bollen ruimte gegeven doordat de dwars op de transportrichting beweegbare elementen dan enigszins naar buiten (van de eerste geleiding af) veren. In die - gefixeerde - positie wordt de bloembol langs de verwijdermiddelen geleid waardoor de steel zo dicht mogelijk tegen de bolneus wordt afgesneden. Gelet op deze functie van de verend beweegbare elastische elementen is uitsluitend van belang dat deze in dwarsrichting op de transportrichting verend beweegbaar zijn in de afvoersectie, dus daar waar de eerste en tweede geleiding evenwijdig zijn. Op de film van de ontbolmachine van Total Systems die door Potveer in het geding is gebracht, waarvan de waarheidsgetrouwheid door Total Systems niet gemotiveerd is bestreden, is te zien dat indien met een bloembol tegen de gegolfde kunststof strook wordt gedrukt op de plaats waar deze evenwijdig loopt aan de eerste geleiding, de strook in dwarsrichting inveert.

4.5. Op de door Total Systems in het geding gebrachte film is weliswaar te zien dat een bloembol tegen de gegolfde kunststof strook wordt gedrukt waarbij deze strook niet of nauwelijks in beweging komt, maar hieraan kan geen belang worden toegekend. Te zien is immers ook dat de bloembol tegen de strook wordt gedrukt ter plaatse van de keerrol waar de strook omheen draait. Die keerrol is vóór de afvoersectie gelegen, terwijl als gezegd slechts de flexibiliteit van de tweede geleiding in de afvoersectie relevant is. Dat de strook ter plaatse van de keerrol stijver is dan ter plaatse van de afvoersectie (waardoor deze ter plaatse van de keerrol niet inveert en ter plaatse van de afvoersectie wel) kan worden verklaard door de grotere spanning die door de omwenteling rond de keerrol op de strook komt te staan, zoals door Potveer is aangevoerd en door Total Systems is erkend. 4.6. Total Systems heeft aangevoerd dat het in dwarsrichting bewegen van de tweede (bolbodem)geleiding in haar machine onmogelijk zou zijn, omdat de strook vlak boven de ondergelegen transportband hangt en opzij drukken van de strook ertoe zou leiden dat deze tegen de transportband zou aanlopen. Daarnaast zou de beweegbaarheid van de strook worden belemmerd door de aanwezigheid van een metalen aanslag naast de kunststof strook. Ook dat wordt verworpen, reeds omdat uit de door Potveer ingebrachte film blijkt dat de afstand tussen de strook en de transportband respectievelijk metalen aanslag kennelijk nog zodanig is dat die belemmeringen zich in de praktijk niet voordoen.

4.7. Ook de stelling van Total Systems dat de gegolfde kunststof strook uit één geheel bestaat, zodat niet gezegd kan worden dat de tweede geleiding is voorzien van elastische elementen wordt verworpen. Aan Total Systems kan worden nagegeven dat van belang is dat de tweede (bolbodem)geleiding slechts lokaal opzij wordt gedrukt en niet over een grotere afstand. In het laatste geval zou immers een naastliggende kleinere bol niet meer tegen de tweede (bolbodem)geleiding aan komen te liggen en geen weerstand worden geboden zodat de bolneus niet tegen de eerste (bolneus)geleiding wordt gedrukt, waardoor het beoogde effect niet zou worden bereikt. Een zinvolle uitleg van \'elastische elementen\' in conclusie 1 in het licht van de tekeningen en beschrijving brengt echter niet met zich dat de elementen geheel van elkaar gescheiden zouden moeten zijn. In het bijzonder kan dat niet worden afgeleid uit de in de beschrijving gegeven voorbeelden van zulke elementen (rubber vingers of borstelelementen) of uit figuur 3, die immers slechts (uitvoerings)voorbeelden betreffen en niet beperkend zijn. Naar voorlopig oordeel dient de term \'elastische elementen\' zo te worden uitgelegd dat voldoende is als er onderdelen zijn die (nagenoeg) onafhankelijk van elkaar kunnen veren. Dat is blijkens de getoonde filmopnamen het geval bij de golven, die elk afzonderlijk kunnen worden ingedrukt, zonder dat de naastgelegen golven (te veel) meebewegen. Daarom kunnen de gevouwen golven naar voorlopig oordeel worden aangemerkt als elastische elementen in de zin van het octrooi.

4.8. Total Systems heeft verder nog aangevoerd dat uit deelkenmerk 1 .j volgt dat de tweede (bolbodem)geleiding elastischer dient te zijn dan de eerste (bolneus)geleiding, omdat anders de bol de eerste (bolneus)geleiding opzij zal duwen in plaats van de tweede (bolbodem)geleiding en het door de uitvinding beoogde effect niet optreedt. Ook dit verweer kan Total Systems niet baten. Anders dan door Total Systems aangevoerd kan uit de in het geding gebrachte film niet worden afgeleid dat de eerste (bolneus)geleiding van haar ontbolmachine ter plaatse van de afvoersectie elastisch zou zijn, laat staan elastischer dan de tweede (bolbodem)geleiding bestaande uit de gegolfde kunststof strook.

4.9. Het standpunt van Total Systems ten slotte dat de gegolfde kunststof rand niet als tweede (bolbodem)geleiding zou kunnen functioneren omdat de golven een nauwkeurige uitrichting onmogelijk zou maken, wordt eveneens gepasseerd. De tussenruimte tussen twee golven is niet zodanig groot dat een bol daartussen zou wegzakken. Dat de afstand tot de eerste (bolneus)geleiding enigszins afwijkt afhankelijk van de positie waar de bol terecht komt - op een golf of tussen twee golven - maakt een gegolfde strook nog niet ongeschikt als geleiding in de zin van het octrooi, waar het immers om de samenwerking tussen beide geleidingen gaat, waarbij de weerstand uitgeoefend door de tweede (bolbodem)geleiding ervoor zorgt dat de bolneus tegen de eerste (bolneus)geleiding komt te liggen.

4.10. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de ontbolmachine van Total Systems deelkenmerken 1 .i en 1 .j van conclusie 1 van NL 378 omvat. Nu de aanwezigheid van de overige deelkenmerken niet is bestreden volgt daaruit dat naar voorlopig oordeel de ontbolmachine van Total Systems onder de beschermingsomvang valt van conclusie 1 van NL 378.

Lees het vonnis hier (grosse / opgeschoonde pdf)

IEF 10291

Ter land, ter zee en in de lucht

Rechtbank 's-Gravenhage 5 oktober 2011, HA ZA 10-3246 (Red Bull GmbH tegen Automobili Lamborghini Holding S.P.A.)

Met dank aan Lars Bakers & Christine Diepstraten, Bingh Advocaten

Merkenrecht. Tussenvonnis. Verzoek tot doorhaling bij WIPO, heeft geleid tot dit verzoek. Omdat in conventie inmiddels internationale merkregistratie is doorgehaald, geen belang bij toewijzing en beperkt geschil zich tot de proceskosten. Veroordeling aan de zijde van Red Bull ex 1019h Rv verdeling van de kosten ad €29.189,73 over de conventie en reconventie zorgt ervoor dat slechts een kwart hiervan aan conventie wordt toegerekend.

In reconventie: Bewijs van niet normaal gebruik: Red Bull heeft afgelopen vijf jaren zich wel beziggehouden met sponsoring binnen de racebranche (ter land, ter zee en in de lucht), echter slechts het enkele tonen van de RED BULL-merken op voertuigen. Dit is geen normaal gebruik; echter "wanneer het gebruik een werkelijk commercieel doel dient in omstandigheden als voormeld, kan zelfs een gering gebruik van het merk volstaan voor het bewijs van een normaal gebruik (r.o. 4.11)", tevens geen normaal gebruik voor waar voertuigen in geval van schaalmodellen. Voertuigen die door derden op de Beneluxmarkt worden gebracht met toestemming van de merkhouder, kunnen gelden als instandhoudend gebruik. Lamborghini stelt dat publiek RED BULL-merken op motorfietsen niet opvat als merkgebruik van de waar motorfietsen. Bewijsopdracht.

4.12. Ten aanzien van het gebruik van de RED BULL-merken (...) overweegt de rechtbank dat dit gebruik geen normaal gebruik inhoudt voor de waar voertuigen. Gesteld noch gebleken is immers dat RED BULL-merken overeenkomstig hun vernaamste functie, dat wil zeggen het waarborgen vande identiteit van de oorsprong van de waren waarvoor de merken zijn ingeschreven worden gebruikt teneinde voor de waar voertuigen een afzet te vinden of te behouden. Het aanbieden van schaalmodellen van voertuigen waarop de RED BULL-merken zijn aangebracht, kan evenmin worden gezien als gebruik voor de waar voertuigen noch als gebruik dat erop gericht is voor de waar voertuigen een afzet te vinden of te behouden. Voor zover het beschreveen gebruik betrekking heeft op andere waren of diensten dan voertuigen maar die rechtstreeks verband houden met de waar voertuigen, heeft te gelden dat dergelijk gebruik alleen in aanmerking komt als normaal gebruik indien dit gebruik betrekking heeft op reeds onder de merken op de markt gebrachte voertuigen en dient om aan de behoeften van de afnemers van die  voertuigen te voldoen. Duidelijk is dat daarvan hier geen sprake is.

4.13. In tegenstelling tot het hiervoor besproken gebruik van de RED BULL-merken (...) volgt uit het gebruik van de RED BULL-merken ...) wel dat er voertuigen in de Benelux op de markt worden gebruikt waarop de RED BULL-merken zijn aangebracht. Het gaat hier om motorfietsen die door KTM met toestemming van Red Bull zijn voorzien van de RED BULL-merken en die door KT ter verkoop worden aangeboden en worden verkocht. De rechtbank overweegt dat gebruik van een merk door derden  met toestemming van de merkhouder kan gelden als in stand houdend gebruik door de merkhouder (vergelijk artikel 2.26 lid 3 sub c BVIE), mits het merk overeenkomstig zijn voornaamste functie, dat wil zeggen het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt gebruikt.

4.15. Aangezien Lamborghini zich beroept op het niet-gebruik van de RED BULL-merken en Red Bull dit betwist ligt, ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv, de bewijslast en het bewijsrisico van die stelling bij Lamborghini. De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd door partijen geen aanleiding om van die hoofdregel af te wijken. De rechtbank zal Lamborghini conform haar bewijsaanbod opdragen bewijs te leveren van haar stelling inhoudende dat het in aanmerking komende publiek het gebruik van de Red Bull-merken op de motorfietsen van KM niet opvat als merkgebruik ter onderscheiding van de waar motorfietsen van die van andere aanbieders van  deze wwaar. De rechtsbank zal Lamborghini bij hierna nader te noemen akte in de gelegenheid stellen zich uit te laten of een, zo ja, op welke wijze zij dit bewijs wenst te leveren.

Lees het tussenarrest hier (grosse / opgeschoonde pdf).

IEF 10282

Eisvermeerdering door inroepen tweede octrooi

Hof 's-Gravenhage 4 oktober 2011, HA ZA 09-418 (Medinol Ltd tegen Abbott)
Met dank aan Bert Oosting en Ruud van der Velden, Hogan Lovells.
Octrooirecht. Rolarrest. In eerste aanleg heeft Medinol inbreukverbod en rectificatie gevorderd. En inzake de eisvermeerdering t.a.v. het inroepen van een tweede octrooi ten behoeve van een inbreukverbod en nevenvorderingen (waaronder rectificatie) in appèl, overweegt het hof:

(r.o. 4) dat er een sterke samenhang is tussen inbreukprocedures ten aanzien van EP 449 en EP 902 en (r.o. 7) acht de vermeerdering van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal de vermeerdeling van eis toelaten en de bezwaren daartegen ongegrond verklaren. 

5. Abbott c.s. stelt, dat bewijsgaring ter onderbouwing van de stellingen voor Abbott c.s. een complex en tijdrovend proces zal zijn. Zij wijst erop dat Medinol 69 weken heeft gewacht alvorens een memorie van grieven te nemen. naar het oordeel van het hof vormt dit onvoldoende reden om de vermeerdering van eis niet toe te laten. Als Abbott c.s. meer tijd nodig heeft om een memorie van antwoord te nemen dan het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven toestaat, kan Abbott c.s. een gemotiveerd verzoek doen voor het verkrijgen van een nader uitstel. Bij de beoordeling van een dergelijk gemotiveerd verzoek tot nader uitstel kan de tijd die Medinol genomen heeft alvorens een memorie van grieven te nemen, een rol spelen.

6. Toelating van de vermeerdering van eis heeft het nadeel dat partijen met betrekking tot het geschil over EP 449 een instantie wordt ontnomen. Het hof beseft dat dit een belangrijk nadeel is, maar dat nadeel weegt niet op tegen de wenselijkheid dat de geschillen met betrekking tot de zeer sterk samenhangende octrooien EP 449 en EP 902 in één procedure worden beoordeeld.

7. Het hof acht de vermeerdering van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal de vermeerdering van eis toelaten en de bezwaren daartegen ongegrond verklaren. (...)

 

IEF 10272

Rectificatie: afbreuk gedaan aan deskundigebericht

Vzr. Rechtbank Almelo 29 september 2010, LJN BT6481 (Tema Process B.V. tegen gedaagde en Ventilex B.V.)

Als randvermelding: Rectificatie deskundigenonderzoek. Procesrecht: Belang bij voeging. Eenmaal doorbelasten van advocaatkosten

Vordering tot rectificatie en/of aanvulling van een rapport van een partijdeskundige afgewezen. Geen misleidende publicatie, vrijheid van partijdeskundige om onderzoek en conclusies naar eigen inzicht vorm te geven. Eiser heeft geen belang bij rectificatie.

2.1 (...) Door de rectificatie wordt volgens Ventilex afbreuk gedaan aan het bericht van deskundige [gedaagde sub 1].

3.3.5  Het memorandum van [gedaagde sub 1] is niet meer dan het is. Een verklaring van een eenzijdig door Ventilex ingeschakelde deskundige. Het staat Tema vrij om daar een eigen deskundige tegenover te stellen of in een bodemprocedure uit te leggen dat de deskundige van Ventilex naar haar oordeel elementen over het hoofd heeft gezien of niet heeft meegewogen die hij wel had moeten meewegen. Niet valt in te zien waarom in dit geval Tema belang heeft bij een veroordeling in kort geding, waarbij de deskundige van Ventilex wordt veroordeeld om een aanvulling op zijn eigen deskundigenrapport te schrijven.

3.3.6  Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat Tema haar vordering tot rectificatie/aanvulling niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt, zodat de vordering zal worden afgewezen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10271

Waarom zij kennelijk niet optreedt tegen Chinezen

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 11 mei 2010, KG RK 10-1253 (ex parte) (oudje, maar zojuist vrijgegeven)

Gemeenschapsmodel. Auteursrecht geweigerd ex parte verbod.

Y maakt inbreuk op Gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van X op het product, product van Y wekt geen andere algemene indruk bij de geïnformeerde gebruik wekt. Met de zomer voor de boeg zal het product van Y veelvuldig worden aangeboden en verkocht, gezien de publiciteit, bekendheid en zeer lage aanbiedingsprijs wordt aangeboden (2,95 ipv €29,95 zoals het origineel).

Uit de toelichting volgt dat Product X door diverse (veelal) Chinese bedrijven wordt nagemaakt, hiertegen is nooit actie ondernomen. Een bewijs van sommatie zou hier nuttig zijn geweest, daarnaast is toelichting waarom zij niet optreedt tegen producenten van namaak in China zeer wenselijke geweest. Het bewijs bestaat uit een ongedateerde nieuwsbrief bestaande uit één pagina, waaruit niet blijkt dat deze ook is verspreid. Ongeschikt voor behandeling.

2.2. Uit de namens verzoekster gegeven toelichting begrijpt de voorzieningenrechter dat verzoekster bekend is met het gegeven dat het Product van X door diverse (veelal) Chinese bedrijven veelvuldig wordt nagemaakt. Niet is gebleken dat tegen deze bedrijven enigerlei actie is of wordt ondernomen. Met een mogelijk verweer van gerekwestreerde, dat gerelateerd kan zijn aan de bovenbedoelde herkomst van de gestelde inbreukmakende producten, zijn verzoekster en de voorzieningenrechter niet bekend. Een sommatie zou hier nuttig kunnen zijn geweest. Daarnaast had het op de weg van verzoekster gelegen om toe te lichten waarom zij kennelijk niet optreedt tegen de producenten van namaak in China. Ten slotte is niet voldoende duidelijk gemaakt dat er in deze zaak sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod geboden is. Dat gerekwestreerde een inbreukmakende product heeft aangeboden blijkt voorshands alleen uit een nieuwsbrief waarvan de voorzieningenrechter één ongedateerde bladzijde heeft ontvangen en waaruit niet blijkt wanneer deze is verspreid. Raadpleging van de website van gerekwestreerde waarnaar verzoekster verwijst leert dat thans geen inbreukmakende producten meer worden aangeboden. Bij deze stand van zaken – niettegenstaande de op zich evidente inbreuk - dient deze zaak als ongeschikt voor ex parte behandeling te worden aangemerkt. Behandeling in een gewoon kort ge-ding op tegenspraak ligt dan meer in de rede. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

IEF 10270

Drie monsters ex parte

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 29 juni 2011, KG RK 11-2074 (ex parte bewijsbeslag buiten Nederland)

Ex parte. Octrooirecht. Bewijsbeslag: conservatoir beslag tot afgifte en conservatoir verhaalsbeslag. Doorgeleid van Rechtbank Amsterdam.

vermeende inbreuk in Duitsland: EEX-Vo, Handhavingsrichtlijn, Bewijsverordening, Wetboek Burgerlijke Rv en onderlinge verhoudingen. Rechter zet uiteen dat rondom deze verhouding prejudiciële vragen zouden kunnen worden gesteld, maar in dit geval moet dat niet, omdat het ex parte betreft en vanwege de vrees voor verduistering en wordt op grond daarvan ex parte behandeld.

Er wordt verlof verleent tot het nemen van monsters, echter geen conservatoir beslag vanwege ontbrekende toelichting. Vanuit het oogpunt van behoorlijke rechtspleging mogen binnen 90 dagen maximaal drie monsters worden genomen.

Eenmalig conservatoir bewijsbeslag op digitale en/of fysieke documenten. Deurwaarder kan zich bij laten staan door octrooigemachtigde vergezeld door andere onafhankelijke octrooigemachtige en ICT-deskundigen.

rechtsmacht en grondslag
2.2. De genoemde meningsverschillen brengen mee dat het wenselijk zou zijn om in deze zaak prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. Dat is in deze zaak echter niet mogelijk gelet op het spoedeisend belang dat verzoeksters hebben bij de verzochte maatregelen. Het feit dat op grond van artikel 700 lid 2 Rv geen hoger beroep open staat van een beschikking tot het verlenen van verlof tot het leggen van beslag, brengt ook niet mee dat in deze zaak een prejudiciële vraag moet worden gesteld. De gerekwesteerden kunnen immers wel een ander rechtsmiddel aanwenden tegen die beslissing, te weten het opheffingskortgeding (art. 705 Rv). Bovendien is de beslissing in dat opheffingskortgeding vatbaar voor hoger beroep en vervolgens cassatie. In dat licht kunnen beslagverloven niet worden aangemerkt als “beslissingen [die] volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep” in de zin van artikel 267 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). De ratio van die bepaling is immers om een uniforme uitleg van het Unierecht te waarborgen en met name om te voorkomen dat zich in een lidstaat een rechtspraak ontwikkelt die niet met de regels van het Unierecht strookt (HvJ EG 4 juni 2002, C-99/00, Lyckeslog). In dit geval wordt die doelstelling gewaarborgd door de bevoegdheid, respectievelijk verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen van de voorzieningenrechter, het hof en de Hoge Raad in een eventueel opheffingskortgeding. Het is ook wenselijker dat vragen worden gesteld door een van de rechterlijke instanties in een eventueel opheffingskortgeding dan door de voorzieningenrechter in de onderhavige procedure, omdat in een eventueel opheffingskortgeding gerekwesteerden hun visie op dit punt naar voren kunnen brengen. Dat laatste is niet mogelijk in de onderhavige procedure, vanwege de gestelde vrees voor verduistering en het op grond daarvan gehonoreerde verzoek om het verzoekschrift ex parte te behandelen (zie hierna r.o. 2.4).

3.4. bepaalt dat indien om welke reden dan ook ter plaatse van het beslag geen toegang kan worden verkregen tot de gegevensdragers waarop de documenten staan, of indien om welke reden dan ook deze gegevensdragers ter plaatse niet onderzocht kunnen worden, dan wel daarvan geen kopie gemaakt kan worden, deze ten behoeve van de daarvan te maken kopie door de deurwaarder kunnen worden overgebracht naar zijn kantoor, opdat de documenten aldaar kunnen worden gekopieerd door de deurwaarder en/of de deskundige(n), waarna de genoemde gegevensdragers binnen vier werkdagen aan gerekwestreerden zullen worden geretourneerd;

3.5. bepaalt dat indien de deurwaarder dit noodzakelijk acht, hij zich bij de monsterneming en beslaglegging kan laten bijstaan door de octrooigemachtigde dr. H. de Boer, eventueel vergezeld of vervangen door een of meer andere onafhankelijke octrooigemachtigden van het kantoor N.V. Nederlandsch Octrooibureau, alsmede door een of meer onafhankelijke ICT-deskundigen van het bedrijf DigiJuris B.V. (...)

IEF 10269

Monsterneming ex parte

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 28 juli 2011, KG RK 11-1798 (bewijsbeslag monsterneming kwekersrecht)

Kwekersrecht. Procesrechtelijke vordering tot leggen van (conservatoir) bewijsbeslag met gerechtelijke bewaring, beschrijving en monsterneming (ex parte). Toegewezen. M.u.v. morfologisch en plantkundig onderzoek, die gaat 1019d Rv te buiten, daarbij komt het overeen met een voorlopig deskundigenonderzoek, past niet binnen ex parte procedure, niet inzichtelijk waarom dit eveneens zonder de wederpartij te horen moet worden beslist. Monsterneming niet tussen 17:00 en 9:00 evenmin in't weekend of algemeen erkende feestdag.

2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de stelling van verzoekster dat gerekwestreerde inbreuk heeft gemaakt op de ingeroepen kwekersrechten voldoende gesubstantieerd voor toewijzing van maatregelen tot bescherming van bewijs en conservatoir beslag tot afgifte op de wijze als hierna verwoord. Tevens heeft verzoekster voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat het nodig is de verzochte maatregelen te nemen zonder de gerekwestreerde te horen.

2.3. De voorzieningenrechter zal afwijzen het gevorderde verlof voorzover dit ziet op een morfologisch en plantkundig onderzoek uit te voeren door Naktuinbouw. Die vordering gaat de loutere beschrijving door de deurwaarder ter plaatse van de beslaglegging als bedoeld in 1019d Rv te buiten. In wezen wordt daarmee reeds een voorlopig deskundigenonderzoek gevraagd, hetgeen niet past binnen het kader van de verzochte maatregelen. Hierbij komt dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom over het gewenste deskundigenonderzoek eveneens zonder de wederpartij te horen zou moeten worden beslist.

 

Beslissing (ex parte)
3.1. verleent verlof tot het laten maken van een gedetailleerde beschrijving (waaronder foto's) van materiaal van de onder nummer 3 en 4 van het verzoekschrift bedoelde variëteiten, toebehorende aan gerekwestreerde en welke zich bevindt op locaties te, gemeente Westland, waarbij de deurwaarder zich mag laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen, medewerkers bij de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw);

3.2. verleent verlof om in het bijzijn van onafhankelijke deskundigen, medewerkers bij de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw), op locaties aan te Westland, 5 planten van de onder nummer 3 en 4 van het verzoekschrift bedoelde variëteiten te verwijderen en in handen te stellen van Naktuinbouw,
gevestigd aan de Sotaweg 22, (2370 AA) te Roelofarendsveen, die als gerechtelijk bewaarder zal optreden;

3.3. bepaalt dat de deurwaarder en personen werkzaam bij de gerechtelijk bewaarder geen informatie omtrent de materiële inhoud van de beschrijving en de monsters, met uitzondering van het door de deurwaarder op te maken proces-verbaal, ter kennis mogen brengen aan Klinge of derden, behoudens toestemming van Bock of nader
rechterlijk bevel;

IEF 10255

Video-informatie

Hof Leeuwarden 9 augustus 2011, LJN BT5839 (Bermeltec B.V. tegen geïntimeerden)

Als randvermelding. Procesrecht. Depotverzoek tonen van video-informatie. Aanleiding tot deze beschikking is het door [geïntimeerden] gedane verzoek om depot van digitale gegevensdragers met video-informatie en om een akte te mogen nemen. Hof heeft vertoning video tijdens pleidooi geweigerd, want niet tijdig vooraf bekend bij wederpartij. Na intrekken pleidooiverzoek wenst partij video bij akte ter griffie te deponeren. Depot akte geweigerd vanwege omvang, onduidelijke ondertekening en ontbreken van een deugdelijke toelichting.

 

10. Het hof heeft daarmee te beslissen op de toelaatbaarheid van de akte en het depot. Nu het procesreglement (art. 2.22) partijen ongeclausuleerd de mogelijkheid biedt voorwerpen ter griffie te deponeren zal het door [geïntimeerden] gewenste depot worden toegestaan. De griffie zal van het depot een akte opmaken, die aan het griffiedossier toevoegen en in kopie aan partijen ter beschikking stellen. Het hof zal aan de gedeponeerde zaak als bewijsmiddel echter geen aandacht schenken om in het navolgende te noemen reden.

11. Ten aanzien van de akte die [geïntimeerden] willen nemen overweegt het hof het volgende. De omvang van dit door een niet nader genoemde kantoorgenoot van mr. Pots ondertekende processtuk, dat is gesteld op briefpapier van het Arubaanse advocatenkantoor van mr. De Hoogd is niet een korte mededeling (art. 1.2. onder g procesreglement) maar een meerdere bladzijden omvattend betoog door [geïntimeerden], terwijl bij overlegging daarvan reeds is aangekondigd "dat een verbeterde versie volgt". Aan de akte zijn voorts meerdere nieuwe producties gehecht. Het hof zal daarom geen aandacht schenken aan de door [geïntimeerden] gedeponeerde voorwerpen, nu deugdelijke toelichting daarop niet op juiste wijze in het proces is gebracht.

Het hof: weigert de akte door [geïntimeerden] op de rolzitting van 2 augustus 2011 genomen akte en verwijst de zaak naar de rol van 16 augustus 2011 voor fourneren door beide partijen, waarna arrest zal worden bepaald.

IEF 10251

Eerste schakel in de distributieketen

Rechtbank 's-Gravenhage 28 september 2011, HA ZA 10-3620 (Stichting de Thuiskopie tegen W v.o.f. c.s.)

Collectieve exploitatie. Blanco informatiedragers. Heffingen niet in strijd met eerste protocol EVRM. Bewijskracht van proces-verbaal. Onthoudingsverklaring. Het begrip importeur (tijdens transport) in relatie met eigendomsvoorbehoud en betaling van facturen. Betreffende inning van heffing, gen 1019h Rv.

Stichting de Thuiskopie is de collectieve beheersorganisatie die belast is met inning en verdeling van de heffing op blanco geluidsdragers ex 16c lid 1 Aw, Stichting onderhandelingen ex 16e Aw stelt de hoogte vast van deze heffing. W heeft blanco informatiedragers gekocht van een Belgische onderneming, welke W op de Beverwijkse Bazaar heeft aangeboden; bij controle heeft W een onthoudingsverklaring voorgelegd met contractuele boete. Na opgave bij De Thuiskopie werd wederom controle uitgevoerd en werden meer blanco informatiedragers aangetroffen dan opgegeven.

W beroept zich op artikel  1 Eerste Protocol EVRM stellende dat art. 16c t/m 16ga Aw in strijd zijn hiermee omdat niet aan de evenredigheidseis noch fair balance wordt voldaan; dit verweer wordt afgewezen.

Het begrip importeur wordt uitgebreid uiteen gezet. Enerzijds is er een (niet-succesvol) beroep op oordeel van de belastingkamer, ook omdat er in die specifieke zaak geen oordeel wordt gegeven over de vraag wie als importeur aangemerkt dient te worden bij de transactie (r.o. 4.6). Blijkens de parlementaire geschiedenis van de thuiskopieregeling was het de bedoeling van de wetgever om de thuiskopievergoeding te heffen bij de eerste schakel in de distributieketen van blanco informatiedragers in Nederland (r.o. 4.7). Vervolgens wordt gesproken over het toepasselijke recht inzake internationale koopovereenkomsten waarbij een eigendomsvoorbehoud is gemaakt tot de algehele betaling van de factuur. Er is geen bewijs geleverd dat pas op het moment van aflevering facturen zijn betaald, integendeel en daarmee is W ten tijde van de invoer van de blanco informatiedragers van Boveme in Nederland de eigenaar (r.o. 4.10)

Betreffende de tellingen die plaatsvonden op 1 december 2007, 31 januari 2009, 7 maart 2009 wordt verweer gevoerd dat deze onjuist zijn geschied, dan wel dat genoemde aantallen uit het proces-verbaal, een authentiek akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv en dwingende bewijskracht heeft, niet in de genoemde bestelbus met die inhoud zou passen. Dit verweer wordt onvoldoende gemotiveerd en tegenbewijs wordt niet toegelaten (r.o. 4.19). W en haar vennoten worden veroordeeld tot betaling van € 90.411 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 maaart 2010.

Nevenvorderingen: opgave door W en haar vennoten binnen zes weken. Rekening en verantwoording betreft geïmporteerdee en verhandelde blanco informatiedragers. beiden onder last van Dwangsom. Geen inbreuk op IE-recht, maar op de inning van thuiskopie, dus geen toepassing van 1019h Rv, maar het liquidatietarief.

In reconventie: Geen onrechtmatige beslagen, hetgeen Z [medewerker van W v.s.] heeft voldaan dient door De Thuiskopie te worden terugbetaald met wettelijke rente. Geen vernietiging van de [onder gestelde dwang en bedrog ondertekende] onthoudingsverklaring.

4.3. Als meest verstrekkende verweer heeft [W] V.O.F. c.s. aangevoerd dat de artikelen 16c tot en met 16ga Aw (hierna: ‘de thuiskopieregeling’) in strijd zijn met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: art. 1 EP EVRM), omdat de thuiskopieregeling niet aan de evenredigheidseis voldoet. Volgens [W] V.O.F. c.s. is dat het geval omdat de heffing plaatsvindt ongeacht de vraag of de eindgebruiker op een blanco informatiedrager thuiskopieën maakt of niet. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Een verdragsstaat dient bij het treffen van een maatregel die leidt tot een verstoring of ontneming van eigendom een ‘fair balance’ te treffen tussen de eisen van het algemeen belang en die van de bescherming van fundamentele rechten van het individu. Bij de beoordeling van de vraag of een staat aan dit vereiste heeft voldaan dient een ruime beoordelingsmarge aan die staat te worden toegekend. Slechts als sprake is van een buitensporige last voor het individu wiens eigendom wordt ontnomen, is er sprake van strijdigheid met art. 1 EP EVRM. De rechtbank is van oordeel dat er van een zodanige buitensporige last geen sprake is. Daarbij is van belang dat de thuiskopieregeling bescherming biedt aan een ander eigendomsrecht: het auteursrecht en/of naburig recht van degene van wie een werk op een blanco gegevensdrager wordt gekopieerd. Voorts is van belang dat bij de vaststelling van de hoogte van de thuiskopievergoeding per drager rekening wordt gehouden met het feit dat een deel van de dragers wordt gebruikt voor andere doeleinden dan het thuiskopiëren van werken en materialen als bedoeld in artikel 16c Aw en artikel 10 onder e Wet op de naburige rechten (WNR). Dat bij de heffing geen rekening wordt gehouden met de vraag of de eindgebruiker een individuele blanco informatiedrager (volledig) gebruikt voor de reproductie van werken waarop auteursrechten en/of naburige rechten rusten, is gezien het feit dat het praktisch niet mogelijk is de vergoeding bij thuiskopiërende eindgebruikers te heffen, niet aan te merken als een buitensporige last voor een individuele eigenaar van een blanco informatiedrager. Daarbij zij opgemerkt dat de thuiskopieregeling dient te voldoen aan de in het Padawan arrest1 gestelde voorwaarden voor gedifferentieerde toepassing afhankelijk van de bestemming van informatiedragers, wil er sprake zijn van een ‘billijke vergoeding’. [W] V.O.F. c.s. hebben niet gesteld dat de Nederlandse thuiskopieregeling niet aan die voorwaarden voldoet of dat zij de blanco informatiedragers heeft geleverd aan eindgebruikers die die dragers gebruiken voor duidelijk andere doeleinden dan het maken van thuiskopieën. Het beroep van De Thuiskopie op de thuiskopieregeling is dan ook niet in strijd met het beginsel van ‘fair balance’ dat volgt uit art. 1 EP EVRM.

4.7. Bij de beantwoording van de vraag of [W] als importeur in de zin van de thuiskopieregeling aangemerkt kan worden, zijn de volgende omstandigheden van belang. De in Nederland gevestigde onderneming van [W] kocht in 2006 en 2007 regelmatig grote partijen blanco informatiedragers in uit het buitenland ter verhandeling in Nederland. Blijkbaar maakte [W] zijn bedrijf van de inkoop van blanco informatiedragers in het buitenland ter verhandeling in Nederland. Gezien deze omstandigheid ligt het voor de hand dat [W] als importeur gezien moet worden in de zin van de thuiskopieregeling: hij is de eerste schakel in de distributieketen van de blanco informatiedragers in Nederland zelf. Blijkens de parlementaire geschiedenis van de thuiskopieregeling2 was het de bedoeling van de wetgever om de thuiskopievergoeding te heffen bij de eerste schakel in de distributieketen van blanco informatiedragers in Nederland.

4.10. Boveme heeft zich blijkens haar facturen de eigendom voorbehouden tot de algehele betaling van de betreffende factuur. [W] heeft gesteld dat hij de goederen betaalde bij aflevering in Nederland. Bij de door [W] overgelegde facturen bevinden zich echter een aantal vrachtbrieven uit 2006 en 2007 waaruit blijkt dat hij daags voor een transport contante bedragen vervoerde of liet vervoeren naar Direkt Supplies of Boveme, ter betaling van de facturen die in die vrachtbrieven zijn vermeld. In een factuur van Boveme die [W] zelf in het geding heeft gebracht van 19 april 2004 (die overigens niet door De Thuiskopie ten grondslag is gelegd aan haar vordering) is bovendien vermeld dat een deel van de goederen niet in een transport is meegenomen ‘omdat betaling niet volledig binnengekomen was’. Ook ten aanzien van het transport van Boveme naar [W] in december 2006, neemt de rechtbank daarom aan dat betaling voorafgaand aan het transport heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat [W] ten tijde van de invoer van de blanco informatiedragers van Boveme in Nederland de eigenaar daarvan was.

4.22. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van De Thuiskopie jegens [W] V.O.F. en haar vennoten tot betaling van € 86.913,- en € 364,- toewijsbaar is. De gevorderde hoofdelijke veroordeling is eveneens toewijsbaar, zoals in 4.17. al is overwogen. Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 maart 2010 is toewijsbaar.

4.29. Partijen vorderen een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv, zodat de rechtbank begrijpt dat zij zich alle op het standpunt stellen dat de onderhavige procedure is aan te merken als een procedure in de zin van artikel 1019 Rv. Nu de onderhavige procedure geen betrekking heeft op een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht maar op de inning van thuiskopievergoedingen, dient het er vooralsnog voor te worden gehouden dat de onderhavige procedure niet binnen het toepassingsbereik van artikel 1019h Rv valt4. De rechtbank dient de proceskosten in dit geval derhalve aan de hand van het liquidatietarief te begroten.