Procesrecht  

IEF 5659

Het voorgaande laat onverlet

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 06-4100, Koninklijke Philips Electronics B.V. tegen Duplico 2000 S.L.

Vonnis in incident. “ 3.1. Duplico baseert haar vordering op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordermg (hierna: Rv). Op grond van dat artikel kan Duplico, indien zij daarbij rechtmatig belang, een afschrift vorderen van bepaalde stukken aangaande een rechtsbetrekking waarin zij of haar rechtsvoorgangers partij zijn.

3.4. Duplico voert in dit verband aan dat zij op grond van contacten in de markt” reden heeft om te vermoeden dat Philips haar benadeelt ten opzichte van andere licentiehouders.

3.2. De stukken waarvan Duplico een afschrift vordert, hebben — naar zij zelf stelt — betrekking op de rechtsbetrekking tussen Philips en licentiehouders die in een vergelijkbare positie verkeren als Duplico. De stukken betreffen dus een rechtsbetrekking waarbij Duplico en haar rechtsvoorgangers geen partij zijn. Voor de verstrekking van een afschrift van dergelijke stukken, biedt artikel 843a Rv geen grond.

3.9. Het voorgaande laat onverlet dat de rechtbank inziet dat het er op grond van de stellingname van Duplico in het incident naar uitziet dat het debat tussen partijen in de hoofdzaak zich zal toespitsen op de vraag of Philips Duplico op gelijke wijze heeft behandeld als Philips haar andere licentiehouders heeft behandeld. Met het oog op de proceseconomie is het gewenst dat dit debat direct vanaf de conclusie van antwoord wordt gevoerd op basis van alle relevante stukken die bij partijen beschikbaar zijn. Aangenomen moet worden dat Philips de beschikking heeft over documenten die in dit verband relevant kunnen zijn, zoals haar overeenkomsten met licentiehouders die zich in een vergelijkbare positie bevinden als Duplico. Derhalve zal de rechtbank Philips in de gelegenheid stellen de relevante stukken, voorzien van een korte toelichting, bij akte in het geding te brengen, nog voordat Duplico haar conclusie van antwoord heeft ingediend. Daarbij laat de rechtbank het vooralsnog aan Philips over om te bepalen welke delen van welke documenten zij in dit verband in het geding zal brengen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5658

Ex Parte

olda.JPGRechtbank ’s-Gravenhage, 14 februari 2008, KG RK 08/0243, Westland Kaas-Groep B.V tegen Roos.

“Westland heeft van een tipgever vernomen dat Roos producten heeft opgeslagen in een pakhuis, die voorzien zijn van een teken dat identiek, dan wel soortgelijk is aan de merken van Westland, zonder daartoe toestemming te hebben gekregen. Het is tevens bekend dat Roos, een marktkoopman op verschillende markten in Nederland zijn waren aanbiedt. Het is dan ook aannemelijk dat hij voornoemde inbreukmakende producten aldaar aanbiedt. In het pakhuis heeft de tipgever van Westland een foto van de betreffende kazen van Roos gemaakt met zijn mobiele telefoon.

(…) De voorzieningenrechter: beveelt Roos, onmiddellijk na betekening van deze beschikking de inbreukmakende handelingen van Roos op het merkrecht van Westland te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder ieder gebruik van het teken OLD AMSTERDAM, althans enig hiermee verwarringwekkend overeenstemmend teken te staken en gestaakt te houden.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5657

Schuldsanering

Rechtbank Haarlem, 22 januari 2008, LJN: BC4926. Verzoekschriftprocedure. 

Louter financieel vervolg op eerder vonnis over auteursrecht en echtheidscertificaten (IEF 1893). Verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoek afgewezen.

“…binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van Microsoft schriftelijk en gedetailleerd opgave te doen van namen en adressen van de personen en/of bedrijven van wie zij deze inbreukmakende Echtheidscertificaten heeft betrokken alsmede aan wie deze inbreukmakende Echtheidscertificaten zijn doorverkocht, een en ander onder overlegging van kopieën van alle documenten die betrekking hebben op aan- en verkoop of distributie van Microsoft Echtheidscertificaten alsmede kopieën van alle documenten die betrekking hebben op de aan- en verkoop of distributie van alle andere Microsoft software.”

Verzoeker heeft ter zitting verklaard niet aan voornoemde veroordeling te hebben voldaan omdat hij in het buitenland verbleef ten tijde van de uitspraak, mede als gevolg van een “burn-out”. Voorts heeft hij verklaard dat hij weliswaar het vonnis per e-mail van zijn raadsman heeft ontvangen, maar dat hij er niet toe gekomen is om dit te lezen. Ten gevolge hiervan is een dwangsom van € 100.000,- verbeurd. Verzoeker heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen het vonnis.

(…) Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schuld aan Microsoft, die tweederde van de totale schuldenlast uitmaakt, niet te goeder trouw is ontstaan. Door niet te voldoen aan het vonnis, ten gevolge waarvan een dwangsom van € 100.000,- is verbeurd, heeft verzoeker blijk gegeven van onverantwoord ondernemerschap en zijn crediteuren ernstig benadeeld”

Lees de beslissing hier.

IEF 5656

Ex parte

chcht.JPGBeschikking Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 februari 2008,  rolnummer: KG RK 08/0313, Perfetti Van Melle S.p.A.tegen Mulder & Schneider.

“M&S heeft getracht in een pornografische context een toespeling op het begrip lollie te maken. Zij heeft gemeend dit te moeten doen door aan te haken bij de bekende CHUPA CHUPS Merken. De toespeling door M&S op de zorgvuldig door Verzoekster opgebouwde reputatie is bijzonder schadelijk. Dit geldt temeer daar hier het een product betreft dat doorgaans door kinderen wordt geconsumeerd. Het Inbreukmakende Teken worden in het economisch verkeer gebruikt daar de website (deels) een platform vormt voor betaalde pornosites. Deze pornosites betalen aan M&S een vergoeding voldoen voor het weergeven van de link. Aldus is sprake van merkinbreuk op basis van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE en artikel 9 lid 1 sub c GMVO.

(...) De voorzieningenrechter beveelt Mulder & Schneider, binnen 24 uur na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op de Gemeenschapsbeeldmerken van Perfetti Van Melle te staken en gestaakt te houden, met name door zich te onthouden van ieder gebruik van het hierboven afgebeelde logo “Chupa Tolly”.

Lees de ex parte beschikking hier.

IEF 5652

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage,  19 februari 2008, KG ZA 07-1504 Meubelfabriek Vermeer B.V. tegen Marcel Van Dam Meubelen Import-Export B.V.

“2.17. De gelijkenis tussen de meubels van Vermeer en Lapere en de meubels uit de Equatorlijn is zodanig dat vooralsnog moet worden aangenomen dat Van Dam Meubelen de meubels van Vermeer en Lapere heeft nagemaakt in de zin van artikel 19 lid 1 GeMoV. Het gevorderde verbod is dus in beginsel toewijsbaar. Het verbod dient te worden beperkt tot de lidstaten van de Europese Gemeenschap. Het verbod kan zich tot alle lidstaten uitstrekken op grond van het bepaalde in artikel 90 lid 3 GeMoV. Het verbod is op deze grondslag in tijd beperkt tot september 2008. Omdat de kasten voorshands tevens moeten worden aangemerkt als een slaafse nabootsing van de meubels van Vermeer en Lapere geldt het verbod ook nadien, maar uitsluitend voor Nederland. De auteursrechtelijke grondslag kan onbesproken blijven omdat deze grondslag niet kan leiden tot een ruimere toewijzing van de vorderingen.”.

Lees het vonnis hier.

GvEA, 18 februari 2008, beschikking in zaak T-410/07 R, Jurado Hermanos, SL tegen OHIM.

Doorhaling Gemeenschapsmerk. Gerecht bevestigt de afwijzing door de afdeling merkenadministratie en juridische aangelegenheden van het verzoek tot herstel in de vorige toestand dat is ingediend door verzoekster, licentiehoudster voor het merk waarop het geding betrekking heeft, op grond dat de inschrijving van het merk is doorgehaald omdat de merkhouder die inschrijving niet heeft vernieuwd.

Lees de beschikking hier (geen Nederlandse versie beschikbaar). 

HvJ EG, 14 februari 2008, zaakC-450/06, Varec SA tegen de Belgische Staat.

Prejudiciële vragen over overheidsopdrachten en het evenwicht tussen beginsel van hoor en wederhoor en recht op eerbiediging van zakengeheimen. “Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht: (…) dat de voor de beroepsprocedures verantwoordelijke instantie (…) de vertrouwelijkheid en het recht op eerbiediging van zakengeheimen moet waarborgen met betrekking tot de informatie die is vervat in door de betrokken partijen, in het bijzonder door de aanbestedende dienst, aan haar overgelegde dossiers, ook al kan zijzelf van deze informatie kennis nemen en deze in haar beschouwing betrekken. Het staat aan deze instantie om te oordelen in welke mate en op welke wijze de vertrouwelijkheid en het geheime karakter van deze informatie moet worden gewaarborgd, rekening houdend met de vereisten van een effectieve rechtsbescherming en van de eerbiediging van het recht van verweer van de procespartijen en, in het geval van een beroep bij een rechter of bij een instantie die een gerecht is in de zin van artikel 234 EG, met het vereiste dat de procedure op alle onderdelen het recht op een eerlijk proces eerbiedigt.”

Lees het arrest hier.

IEF 5609

Bij kwade trouw

Nog niet op de BenGh-website, wel op Van Engelens IEPT: Benelux Gerechtshof, 11 februari 2008, zaak A 2006/4, Ondeo Nalco tegen Michel Company.

“Winstafdracht bij kwade trouw merkinbreuk: niet beperkt tot gevallen van piraterij; moedwillige inbreuk vereist. Kwade trouw bij inbreuk kan ontbreken vanwege jarenlangecontractuele relatie, die niet rechtsgeldig is opgezegd of in geval van geschil over vraag wie rechthebbende van het merkrecht was. Allerhande omstandigheden kunnen vervolgens in de weg staan aan toewijziging winstafdracht.

Lees het arrest hier.

IEF 5577

Bewijzen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-3434 (vonnis in vrijwaring), Heco Stekcultures B.V. tegen Van Zuilen.

Eerder gemeld, nog niet besproken. Heco is in de hoofdzaak veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 34.468,02, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmdede de proceskosten van Spek (EUR 1.989,32). De eigen proceskosten in de hoofdzaak (incl. vrijwaringsincident) van Heco zijn begroot op EUR 2.497,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door Heco aan derden geleverde stekken een inbreuk vormden op de communautaire kwekersrechten van Spek en dat Heco daarvoor een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding dient te betalen.

Heco stelt dat een deel van de betreffende stekken door Van Zuilen aan Heco is geleverd. Een ander deel is indirect van Van Zuilen afkomstig (Van Zuilen leverde aan Van Vliet, waarop Van Vliet doorleverde aan Heco). Heco stelt (o.a.) dat sprake is van wanprestatie, vanwege levering van kennelijk kwekersrechtelijk beschermd materiaal, althans dat Heco geredelijk ervan mocht uitgaan dat Van Zuilen over afdoende (sub)licentierechten zou beschikken.

Van Zuilen stelt dat hij voorafgaand aan de verkoop van de stekken (i) aan Heco mondeling heeft medegedeeld dat de stekken van beschermde rozenstruiken afkomstig waren, (ii) welke de daadwerkelijk rasnamen waren (Fairy Queen en Crystal Fairy) en (iii) dat Heco zelf afspraken moest maken met Spek over de kwekersrechtelijke bescherming. Heco zou voorts (mondeling) hebben verzocht dat Van Zuilen op de facturen de kleuren van de rozen (Rosa The Fairy Wit en Rosa The Fairy Rood) zou noemen en niet de werkelijke rasbenamingen.

De rechtbank draagt Van Zuilen op zijn bewijsaanbod te bewijzen en houdt iedere verde beslissing aan.

Lees het vonnis hier

IEF 5492

Niet buitensporig en daarom aanvaardbaar

rmc.gifGerechtshof Amsterdam, 13 december 2007, M-Media B.V. tegen Taminiau Televison B.V.(met dank aan Diederik Donk, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Uitleg van een vaststellingsovereenkomst. Geen reden tot matiging boete. Slechts wanneer toepassing van een boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, mag de rechter van zijn bevoegdheid gebruik maken.

M-Media heeft een overeenkomst gesloten met Taminiau voor het leveren van audiovisuele producties ten behoeve van een closed circuit televisiekanaal bij McDonalds restaurants. M-Media heeft op enig moment de betaling van de facturen van Taminiau stopgezet. Met betrekking tot deze achterstallige betaling is vervolgens een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen partijen. Een aantal facturen wordt door M-Media betaald, inclusief een bedrag aan verbeurde boetes. Eén factuur laat M-Media echter onbetaald. Taminiau vordert in dit geschil betaling van die factuur opgehoogd met de overeengekomen boete. De rechtbank geeft Taminiau (grotendeels) gelijk.

In hoger beroep stelt M-Media zich op het standpunt dat een aantal facturen van vóór de datum van de vaststellingsovereenkomst, welke zijn betaald ná de datum van de vaststellingsovereenkomst, verrekend hadden moeten worden met de betalingsverplichting van M-Media zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst. Per saldo zou M-Media dus naar haar mening meer hebben betaald dan waartoe zij op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden was.

Het Hof gaat niet mee in de door M-Media voorgestane uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Het Hof is van mening dat M-Media onvoldoende heeft gesteld dat met de betaling van het in de vaststellingsovereenkomst genoemde totaalbedrag ook de facturen van vóór de vaststellingsovereenkomst zijn voldaan. In de bijlage van de vaststellingsovereenkomst zijn immers uitdrukkelijk de facturen vermeld die M-Media onbetaald heeft gelaten. De facturen waar het nu om gaat waren daar niet in gemeld. Bovendien acht het Hof het onbegrijpelijk dat, als de stelling van M-Media juist is, M-Media de betreffende facturen onder de expliciete vermelding van de factuurdata en factuurnummers na de datum van de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan. Ook de overige omstandigheden die M-Media aanvoert leiden volgens het Hof niet tot een andere conclusie.

Het Hof ziet ook geen reden tot matiging van de door partijen overeengekomen boeteclausule.

“De in artikel 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts plaats kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het ebding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (NJ 2007, 262).”

Volgens het Hof heeft M-Media terecht aangevoerd dat de boete ten opzichte van het verschuldigde bedrag zeer hoog is. Desalniettemin ziet het Hof geen reden tot matiging nu beide partijen professioneel in de uitoefening van hun bedrijf hebben gehandeld en de afspraken expliciet in een vaststellingsovereenkomst hebben vastgelegd vanwege een bestaand geschil terzake door M-Media onbetaald gelaten facturen en de boetes het gevolg zijn van het wederom onbetaald laten van facturen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de omstandigheid dat er aan de boetes geen maximum is verbonden door M-Media had kunnen worden ondervangen door de nog openstaande factuur onderprotest te betalen, zoals zij al eerder had gedaan.

Lees het arrest hier.

IEF 5442

Ex parte sfeerhaarden

safhrd.gif(Ex Parte) beschikking van de Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG 08/0022, Safretti B.V. tegen Van der Meulen en Wolters

Wel gemeld, nog niet samengevat. Ex parte verzoek op basis van gemeenschapsmodel, toegewezen.

Safretti verhandelt onder meer stalen kleinmeubelen, waaronder diverse soorten sfeerhaarden. Zij heeft voor haar sfeerhaard(en) Riviere LE LG een gemeenschapsmodel gedeponeerd. Wolters en Van der Meulen zouden handelen volgens het verzoekschrift via E-bay en de website www.kaminton24.de in sfeerhaarden, waardoor sprake zou zijn van modelrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De onherstelbare schade van Safretti zou erin bestaan dat de inbreukmakende haarden nog altijd worden aangeboden en dat Van der Meulen en Wolters zouden hebben aangegeven voornemens te zijn de inbreukmakende haarden en de handel daarin te verplaatsen naar Duitsland, waardoor het risico bestaat dat de producten alsnog ergens in Europa in het verkeer worden gebracht en aan het zich van Safretti onttrokken worden. Tot op de dag van het verzoek is de website nog steeds actief en zijn op E-bay nog steeds inbreukmakende producten te koop.

De Rechtbank “beveelt Van der Meulen en Wolters, ieder afzonderlijk, onmiddellijk na betekening van deze beschikking ieder verkopen, aanbieden (waaronder begrepen via Internet), distribueren, exporteren of anderszins naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap (doen) vervoeren, importeren, marketen, of anderszins in het verkeer brengen van op Gemeenschapsmodel nummer 000646385-0001 inbreukmakende sfeerhaarden, te staken en gestaakt te houden”

Lees de beschikking hier.

IEF 5440

Proceskosten Amsterdam

Gerechtshof Amsterdam, 25 oktober 2007, LJN: BC1420, Dicom Art Invest B.V. c.s. IAG Group B.V. c.s.

Arrest over geschil tussen Dicom en IAG over betaling in het kader van door partijen overeengekomen intentieverklaring, akte van overdracht en addendum, met betrekking tot een softwarepakket.

“4.8. Het onderhavige geding betreft de nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De intellectuele eigendomsrechten zelf staan niet ter discussie; het geding strekt dan ook niet tot handhaving daarvan. Dit brengt mee dat de Handhavingsrichtlijn en het bepaalde in artikel 1019h Rv niet van toepassing zijn. Het hof zal de hoogte van de proceskosten berekenen op basis van het gebruikelijke liquidatietarief.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, KG ZA 07-2166 OdC/MV, ACS Filtertechniek tegen Group Air Cooling Services B.V.(met dank aan Annelies van Zoest, GoversVanZoest). 

Partijen, althans hun advocaten, hebben n.a.v. een handelsnaam- en merkenrechtelijk geschil (inmiddels op de Haarlemse slaaprol) over het teken ACS een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Eiser stelt dat gedaagde in strijd met deze overeenkomst heeft gehandeld, gedaagde betwist de geldigheid van de overeenkomst. De voorzieningenrechter acht het echter aannemelijk dat er sprake was van wilsovereenstemming en gaat uit van de geldigheid van de overeenkomst. Gedaagde heeft de overeenkomst geschonden en dient de volledige proceskosten van eiser te vergoeden:

“4.7 Group Air Cooling Services zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hierbij worden de volledige kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv toegewezen, aangezien hier sprake is van inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van ACS, Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van ACS.”

Lees het vonnis hier.