Procesrecht  

IEF 8243

Niet heeft gesteld of heeft doen stellen

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 30 september 2009, HA ZA 08-3656, Eiser, h.o.d.n. Designer Art India tegen Gedaagde

Niet-ontvankelijkheid na uitblijven zekerheidsstelling eiser. Geen 1019h-proceskosten bij gebreke van een voldoende specificatie.
 
2.1. De rechtbank verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar vorderingen, aangezien zij de bij incidenteel vonnis van 1 april 2009 bevolen zekerheid niet heeft gesteld of heeft doen stellen.

2.2. [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Volgens opgave van [gedaagde] bedragen de proceskosten € 7.236. Gelet op de betwisting door [eiseres] van de hoogte van deze kosten en gelet op het feit dat [gedaagde] slechts voor een deel van die kosten (€ 4.2373,25) een – summiere – toelichting heeft verschaft, waarin weliswaar het gehanteerde uurtarief en het aantal aan de zaak bestede uren, maar geen concrete omschrijving van de verrichte werkzaamheden wordt gegeven, zullen de proceskosten bij gebreke van een voldoende specificatie overeenkomstig het liquidatietarief worden begroot.

Lees het arrest hier.

IEF 8241

Dezelfde vermeend frauduleuze handelingen

Rechtbank ‘s-Gravenhage, vonnis in incident van 30 september 2009, HA ZA 09-2117, Stichting De Thuiskopie tegen Leli Holding B.V.

Auteursrecht. Voeging in Thuiskopie-zaak. “4.1. (…) Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de incidentele vordering aan het bepaalde in artikel 222 Rv. De onderhavige zaak en de Dexxon-procedure zijn beide voor dezelfde rechter aanhangig. Beide zaken zijn daarenboven aan elkaar verknocht, aangezien zij beide betrekking hebben op dezelfde vermeend frauduleuze handelingen en de daaruit voortvloeiende vorderingen. De incidentele vordering zal bijgevolg worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8397

Aucune explication

HvJ EG, beschikking van 17 september 2009, Canon Kabushiki Kaisha, zaak C-181/09m Canon Kabushiki Kaisha tegen IPN Bulgaria OOD (prejudiciële vragen Sofiyski gradski sad (Bulgarije). (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Merkenrecht. Prejudiciële vragen over artikel 5 Merkenrichtlijn en de  im- en export van naaamkartikelen. Kort arrest waarbij het prejudiciële verzoek als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De Bulgaarse rechter wordt te verstaan gegeven dat enige uitleg bij het stellen van vragen gewenst is.

12. En l’espèce, il y a lieu de relever que le Sofiyski gradski sad n’a transmis à la Cour que le dossier de l’affaire au principal et le libellé de la question préjudicielle, sans décrire le cadre factuel et réglementaire dans lequel s’inscrit celle-ci ni donner les raisons précises qui l’ont conduit à s’interroger sur l’interprétation du droit communautaire. En outre, ladite juridiction ne donne aucune explication sur les raisons du choix de la disposition communautaire dont il demande l’interprétation ni sur le lien qu’elle établit entre cette disposition et la législation nationale applicable au litige au principal. Partant, il y a lieu de constater que la demande de décision préjudicielle ne répond pas aux exigences rappelées aux points 8 à 11 de la présente ordonnance.

Lees het arrest hier.

IEF 8171

Van kleur verschieten

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 24 juli 2009, KG ZA 09-1006) The Wellcome Foundation Ltd & Glaxo Group Ltd tegen Pharmachemie B.V. Beroepschrift ex artikel 358 jo 1019e Rv van 31 juli 2009 in dezelfde zaak. (met dank aan Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer)

Octrooirecht. Procesrecht. Weigering verzoek tot ex parte verbod, sommatieverplichting. Poging tot ex parte hoger beroep. Zie ook vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 september 2009,  IEF 8168

De rechtbank weigert een verzoek tot een ex parte verbod ex artikel 1019e lid 1 Rv, omdat GSK niet eerst heeft gesommeerd de inbreuk te staken. De rechtbank overweegt:

2.2 Het ex parte bevel in de zin van artikel 1019e Rv is, vanwege de afwijking van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, een ingrijpende maatregel. Daarom komt een dergelijke maatregel alleen voor toepassing in aanmerking als aangenomen kan worden dat andere, minder ingrijpende maatregelen geen doel zullen treffen.

2.3 In dit verband is van belang dat GSK Pharmachemie niet eerst heeft gesommeerd de gestelde inbreuk te staken, maar direct om een ex parte bevel heeft verzocht. Aldus heeft GSK Pharmachemie de gelegenheid ontnomen om de gestelde inbreuk vrijwillig te staken, dan wel om toe te lichten waarom in de visie van Pharmachemie geen sprake is van inbreuk. Gesteld noch gebleken is dat een voorafgaande sommatie en het afwachten van een antwoord daarop in dit geval redelijkerwijs niet mogelijk was. GSK heeft in dit verband slechts aangevoerd dat sommatie naar verwachting zou leiden tot een reactie waarin zonder nadere motivering zou worden gesteld dat Pharmachemie geen inbreuk maakt op een geldig octrooi of ABC. Die verwachting acht de voorzieningenrechter onvoldoende om Pharmachemie de mogelijkheid te ontnemen zich zowel voorafgaand als tijdens deze procedure te verweren. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek weigeren.

GSK ging in hoger beroep tegen deze beschikking en vorderde een ex parte verbod totdat in het inmiddels aanhangige (Zie vonnis, IEF 8168) reguliere kort geding zou zijn beslist. 

In het beroepschrift betoogt GSK dat artikel 1019e Rv in hoger beroep niet ‘van kleur zou [moeten] verschieten in de zin dat de verzoekschriftprocedure van een ex parte in een inter partes behandeling zou veranderen’. 

Naar schrijven van één van de advocaten van GSK (Rutger Kleemans) gaf het Hof op 11 augustus aan dat zij toch voornemens was Pharmachemie in de gelegenheid te stellen verweer te voeren, tegen 22 september 2009. Daarop heeft GSK het beroepschrift ingetrokken. Ten behoeve van de discussie over het ex parte verbod in octrooizaken is ook het genoemde beroepschrift bij dit bericht opgenomen.

Lees de beschikking van de rechtbank hier. Lees het beroepschrift hier. Beschikking van het hof hier.

IEF 8169

Principieel toelaatbaar

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 3 september 2009, LJN: BJ7141, Eisers tegen Vision Led Lighting Technologies Limited

Bewijsbeslag in niet-IE-zaak toelaatbaar. Vordering bewijsbeslag op grond van 730 Rv en 843a Rv toegewezen “In dat verband verdient opmerking dat de wetgever het leggen van dit type beslag principieel toelaatbaar heeft geacht blijkt ook uit art. 1019c Rv. Weliswaar werd het daar noodzakelijk geacht een specifieke wettelijke basis te bieden voor bewijsbeslag in zaken, waarin de inbreuk op een intellectuele eigendomrecht wordt vermoed, maar dat moet gezien worden als het nakomen van een Europeesrechtelijke verplichting tot eenduidige implementatie.”

Met verwijzing naar Gerechtshof Leeuwarden, 4 augustus 2009, IEF 8110 (binnentreding in strijd met Grondwet); Andere omstandigheden.

Lees het vonnis hier

IEF 8124

Geen vordering die strikt genomen strekt tot handhaving

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 5 augustus 2009, LJN: BJ5623, [L] tegen Bucan International B.V.

Merkenrecht. Verstekvonnis zonder feiten, maar met beoordeling en beslissing. Voldoende belang bij verval rechten op het woordmerk LONNEKE ENGEL. Doorhaling. Vordering tot vergoeding volledige proceskosten afgewezen. Toepassing artikel 1019h Rv naar doel en strekking van de Handhavingsrichtlijn. De vordering strekkende tot verval van de inschrijving van een ouder merk van gedaagde met het oog op een door eiseres gewenste inschrijving van haar eigen jonger merk kan niet worden aangemerkt als een vordering die strikt genomen strekt tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Artikel 1019h Rv blijft in deze zaak buiten toepassing. 

2.2. Als gesteld en niet weersproken gaat de rechtbank er vanuit dat gedaagde het woordmerk LONNEKE als Benelux merk heeft ingeschreven onder nummer 622100 voor waren en diensten in de klassen 3, 9, 14, 16, 18, 35, 39, 41, 42, 43, 44 en 45. Eveneens is onweersproken gesteld dat gedaagde gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren zonder geldige reden geen normaal gebruik van het merk LONNEKE heeft gemaakt binnen het Benelux-gebied voor de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven.

2.3. Nu eiseres ook voldoende belang heeft gesteld bij het verval van de uit de voornoemde inschrijving voortvloeiende rechten op het woordmerk LONNEKE ENGEL, komt de rechtbank de vordering tot vervallenverklaring van het merkrecht niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal deze op de voet van artikel 2.26 lid 2 BVIE aanhef en sub a worden toegewezen evenals het medegevorderde bevel tot doorhaling van de inschrijving.

2.4. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor toewijzing van de volledige proceskosten ingevolge artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bestaat in deze procedure onvoldoende grond. Artikel 1019h Rv maakt deel uit van een reeks wettelijke bepalingen (in een nieuwe titel 15 Rv) die op 1 mei 2007 in werking traden ter uitvoering van de Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (verder: de Handhavingsrichtlijn). Die richtlijn beoogt de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te harmoniseren teneinde inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in het algemeen en grootschalige namaak en piraterij in het bijzonder effectiever te kunnen bestrijden. Artikel 1019h Rv moet naar doel en strekking van de Handhavingsrichtlijn worden toegepast.
De onderhavige procedure - die strekt tot verval van de inschrijving van een ouder merk van gedaagde met het oog op een door eiseres gewenste inschrijving van haar eigen jonger merk - kan niet worden aangemerkt als een procedure die strikt genomen strekt tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Daarmee blijft artikel 1019h Rv hier buiten toepassing.

Lees het vonnis hier.

IEF 8117

Geheel of gedeeltelijk verhaal

Rechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in het incident van 19 augustus 2009, HA ZA 09-1523, Cisco Technology, Inc. c.s. tegen Comtek Communications B.V.

Merkenrecht. Vermeende inbreuk door verhandelen goederen met merk Cisco. Vrijwaringsincident. Vordering toegewezen.

3.1. (…) [Comtek] stelt daartoe  dat HP (gebruikte) producten in consignatie aan haar levert, welke producten door haar aan derden kunnen worden verkocht, en dat HP eigenaresse is van vijfentwintig van de negentig in conservatoir beslag genomen producten. Daarenboven stelt Comtek dat HP haar in de positie heeft gebracht dat zij mogelijk namaak ‘Cisco’- producten in voorraad had, dat HP daardoor onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat HP bijgevolg aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden schade.

4.1. (…) Comtek heeft het bestaan van zo een rechtsverhouding voldoende gemotiveerd en concreet gesteld, zodat niet valt uit te sluiten dat Comtek, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op HP. Aan dit oordeel doet niet af dat deze rechtsverhouding niet reeds nu onomstotelijk is komen vast te staan, zoals Cisco aanvoert. De incidentele vordering zal bijgevolg worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8116

Verhalen

Vermeend inbreukmakende schoenendoosRechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in het incident van 19 augustus 2009, HA ZA 09-1807, Adidas AG c.s. tegen Sporttrading Holland B.V.

Merkenrecht. Auteursrecht. Vermeend inbreukmakend schoeisel. Vrijwaringsincident. Gedeeltelijke toewijzing.

4.1. (…) Sporttrading Holland heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld voor toewijzing van de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van D.I.S.A.C. De rechtbank acht daartoe redengevend dat Sporttrading Holland het schoeisel niet van D.I.S.A.C. heeft betrokken en dat de verklaring [‘origineel adidas-schoeisel’ – IEF] van D.I.S.A.C. dateert van 4 februari 2009 en derhalve van na de aankoop van het schoeisel bij Edilsport, waardoor deze verklaring niet in causaal verband staat tot de schade. Sporttrading Holland heeft daarentegen voldoende gesteld voor toewijzing van de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van Edilsport. Zelfs indien aan de geloofwaardigheid van de facturen van Edilsport zou moeten worden getwijfeld, valt gelet op de verklaring van Edilsport  [‘origineel adidas-schoeisel’ – IEF] niet uit te sluiten dat Sporttrading Holland, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op Edilsport.

4.2. Het betoog van Adidas dat het oproepen van Edilsport in vrijwaring tot zeer onredelijke vertraging in de hoofdzaak zou kunnen leiden, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het bij deze rechtbank van kracht zijnde Landelijke Procesreglement biedt voldoende waarborgen om onnodige vertraging te voorkomen. De rechtbank merkt daarbij op dat Adidas krachtens het bepaalde in artikel 215 Rv afzonderlijke afdoening van de hoofdzaak kan vorderen, indien de vrees voor vertraging bewaarheid wordt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8110

De inhoud van de computer

Gerechtshof Leeuwarden, 4 augustus 2009, LJN: BJ4901, Kohler Mira Limited tegen De Melker Sanitairtechniek B.V.

Bewijsbeslag en huiszoeking. Hof staat huiszoeking naar bedrijfsinformatie door (voormalig) werkgever niet toe. Artikel 10 Grondwet Eerst even kort:

8. Het Nederlandse burgerlijke procesrecht kent geen algemene regeling voor bewijsbeslag. Wel is artikel 1019c Rv het bewijsbeslag geregeld voor zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom. Het hof constateert dat het gelegde beslag door De Melker is gebaseerd op artikel 843a Rv en kennelijk mede op artikel 730 Rv. Volgens De Melker kan dit artikel dienen als een wettelijke grondslag voor bewijsbeslag. Ook vóór de inwerkingtreding van 1019c Rv op 1 mei 2007 zijn conservatoire bewijsbeslagen in intellectuele eigendomszaken gelegd, waarbij de rechtsgrond werd gezocht in artikel 730 Rv. Ook in andere niet-intellectuele eigendomsprocedures is in die bepaling een voldoende grondslag aanwezig geacht voor bewijsbeslagen, ook door enige gerechtshoven. In de door verschillende rechtbanken gehanteerde beslagsyllabus, waaraan door [appellant 1] en [appellant 2] is gerefereerd, staat over dit type beslag het volgende te lezen (versie februari 2009, pagina 20): "NB 8: Bewijsbeslag in niet-IE zaken (dat doorgaans wordt gebaseerd op artikel 730 Rv juncto 843a Rv) is naar de mening van het LOVC niet onmogelijk (besluit 13 juni 2008)."

9. Het hof stelt vast dat artikel 843a Rv alleen een vorderingsrecht toekent aan degene die daarbij rechtmatig belang heeft, om, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel te vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Dit artikel kent geen bevoegdheid tot beslaglegging toe, laat staan een bevoegdheid om een woning te doorzoeken.

10. Artikel 730 Rv ziet op het conservatoire beslag tot afgifte van zaken en levering van goederen als zodanig. Het hof stelt vast dat deze bepaling niet aansluit op artikel 843a Rv, dat immers geen vorderingsrecht tot afgifte of levering toekent (zie ook Hof Den Haag, 24 augustus 2006, LJNAY7534). Naar 's hofs oordeel kan het gelegde bewijsbeslag dan ook niet op de artikelen waarop De Melker zich heeft beroepen worden gebaseerd.

(…) 14. Het hof is, alles in ogenschouw nemende, van oordeel dat de wettelijke grondslag waarop de civielrechtelijke huiszoeking in het kader van het gelegde bewijsbeslag berust, als ondeugdelijk moet worden beoordeeld. Deze niet toereikende regeling kan een zo grote inbreuk op het huisrecht als in de gevallen van [appellant 1] en [appellant 2] heeft plaats gevonden, niet rechtvaardigen. Het hof oordeelt voorts dat deze regeling onvoldoende
15. "garanties adéquates et suffisantes contre les abus" biedt en dat niet gezegd kan worden dat deze voldoet aan het criterium "noodzakelijk in een democratische samenleving".

15.  Het hof dient verder nog te onderzoeken of de in beslagname van de gegevensdragers van [appellant 1], [appellant 2] en hun huisgenoten een inbreuk oplevert van artikel 10 van de Grondwet. Dit artikel bepaalt dat ieder, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer heeft.
Het hof is van oordeel dat de kennisneming, tegen de wil van de eigenaren van de inhoud van de computer, onder dit recht valt. Artikel 843a Rv is een wettelijke beperking op dit recht. Een wettelijke regeling die het mogelijk maakt dat, alvorens een rechterlijke beslissing op deze grondslag is gegeven, derden bij wege van conservatoire maatregel een computer op zijn inhoud mogen onderzoeken, ontbreekt evenwel. Voor het onderzoek door [betrokkene 5] van de computers van [appellant 1] en [appellant 2] ontbreekt dan ook een voldoende wettelijke grondslag, zodat op dit punt artikel 10 van de Grondwet is geschonden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8100

De uploader

Rechtbank Amsterdam 5 augustus 2009, HA ZA 09-185. Kim Holland Productions B.V. c.s. tegen 123 Video B.V. (Met dank aan Maarten Haak, Hoogenraad & Haak advocaten)

Vonnis in incident, verzoek tot inzage afgewezen. Geen rechtmatig belang, aangezien 123 Video zelf het recht heeft de gegevens bij de derde op te vragen.

Auteursrecht. Merkenrecht. Kim Holland vordert in de hoofdzaak onder meer een verklaring voor recht dat het (doen) plaatsen van Kim Holland beelden op de websites www.123video.nl en www.123video.com moet worden aangemerkt als een (mede-)openbaarmaking in de zin van artikel 12 en 13 Aw, als gebruik van een met het Beneluxmerk KIM HOLLAND overeenstemmend teken en als onrechtmatig handelen.

In het incident vordert 123 Video Holland te bevelen de persoonlijke gegevens te verstrekken van een derde (de uploader) als ontvangen van de provider, althans die gegevens te verstrekken die Holland heeft ontvangen van de provider naar aanleiding van hun verzoek tot het verstrekken van deze gegevens.

"De rechtbank stelt vast dat Kim Holland c.s. de bescheiden waar het in het incident om gaat niet onder zich heeft. Deze bescheiden bevinden zich onder een derde. Dit houdt niet noodzakelijkerwijs in dat de vordering moet worden afgewezen. Artikel 843a Rv kan ook toepassing vinden indien de betrokkene (Kim Holland c.s.) het recht heeft om de bescheiden door een derde aan haar te doen verstrekken. De rechtbank ziet in het onderhavige geval echter geen aanleiding artikel 843a Rv toe te passen. Daartoe is van belang dat de rechtbank geen - hier relevant - verschil ziet tussen het door 123 Video gestelde 'recht' van Kim Holland c.s. (dat zou voortvloeien uit de gestelde inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten) en de mogelijkheid die 123 Video zelf heeft om de bescheiden bij de derde op te vragen (maar dan gegrond op onrechtmatig handelen door de uploader jegens 123 Video). Onder die omstandigheden heeft 123 Video geen rechtmatig belang op grond waarvan Kim Holland c.s. gehouden zou zijn te proberen de betreffende bescheiden van de derde te verkrijgen. 123 Video kan daartoe zelf overgaan. De vordering dient reeds om die reden te worden afgewezen."

Lees het vonnis hier.