Overige  

IEF 1974

Weliswaar lastig

Kamervragen met antwoord nr. 1309, 2e Kamer.  Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Economische Zaken over domeinnamen. Antwoord minister Brinkhorst.

“Mijn conclusie is dat de consequenties van onterechte verhuizingen voor houders weliswaar lastig zijn, maar dat de houder geen noemenswaardig risico loopt zijn domeinnaam kwijt te raken, zoals het artikel suggereert. De uitgifte van .nl gebeurt op basis van zelfregulering. Dit stelsel voorziet mijns inziens in voldoende waarborgen. SIDN zal, in afstemming met haar deelnemers en de markt, haar reglement en systemen blijven aanpassen om ervoor te zorgen dat de effecten van zaken zoals onterechte verhuizingen onder een acceptabel risiconiveau blijven voor haar klanten. Gezien de komende aanpassingen van het registratiesysteem blijkt dat SIDN ontvankelijk is voor suggesties voor beleidsmatige, technische en operationele verbeteringen. ”

“Bij het beheer van .nl-domeinnamen is sprake van zelfregulering. Ik evalueer het beheer derhalve niet. Wel laat de eerder onder vraag 5 genoemde toets van de staatssecretaris van V&W zien dat het systeem van zelfregulering bij de uitgifte van .nl-domeinnamen naar behoren werkt.”

Volledige tekst:

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens (SP) aan de Minister van Economische Zaken over domeinnamen. (Ingezonden 5 april 2006, kenmerk 2050611110)

1 Wat is uw reactie op het bericht “Verhuisbericht als digitale verdwijntruc”?

In het bericht wordt terecht aandacht gevraagd voor de lastige consequenties van onterechte verhuizingen van domeinnamen voor domeinnaamhouders.

Een .nl-domeinnaam staat op naam van een domeinnaamhouder (hierna: ‘houder’), die administratief en technisch ondersteund wordt door een registrar. De registrar treedt op als agent namens de houder, vergelijkbaar met de positie van een assurantie-tussenpersoon voor een verzekerde. SIDN telt een geautoriseerde groep van circa 2.000 bij haar aangesloten registrars. Bij de in het Volkskrantartikel bedoelde verhuizing wijzigt enkel de registrar, zonder dat de domeinnaam op naam van een andere houder komt te staan. De achtergrond hiervan is als volgt.

Een verzoek tot wijziging van registrar wordt in beginsel ingediend door de houder. De houder meldt SIDN via een door hem gekozen nieuwe registrar dat hij vertegenwoordigd wenst te worden door een nieuwe registrar. Aan een dergelijk verzoek ligt een door de houder ondertekende schriftelijke opdracht ten grondslag. Als onderdeel van de procedure bevestigt SIDN vervolgens de wijzigingsaanvraag aan de oorspronkelijke registrar en de houder. Maximaal 24 uur later wordt de wijziging van registrar automatisch geëffectueerd.

Bij een klein deel van de ingediende verhuisaanvragen wordt deze procedure door de registrar niet correct gevolgd. Indien de houder bijvoorbeeld geen opdracht heeft verstrekt, maar toch de registrar gewijzigd wordt, is sprake van een onterechte verhuizing. Registrar en houder zijn verplicht hun contactgegevens bij SIDN actueel te houden. Als de contactgegevens van de houder niet correct zijn doorgegeven waardoor de houder geen bevestiging van de verhuizing heeft gekregen, zal de houder de verhuizing pas bemerken als deze is geëffectueerd. Als exclusief beschikkingsbevoegde kan de houder te allen tijde de keuze van registrar bij SIDN doen aanpassen. De verhuisprocedure heeft op zichzelf geen effect op de tenaamstelling van de .nl-domeinnaam, noch op het functioneren daarvan.

SIDN heeft mij gemeld dat er in het jaar 2005 737 onterechte verhuizingen plaatsvonden die allen met succes op verzoek van de houder door SIDN zijn teruggedraaid. Op het totaal van 125.515 verhuizingen is dit minder dan 0,6 procent, op een totaal van (anno 2005) meer dan 1,5 miljoen domeinnamen is dit een klein aantal. SIDN heeft me verder verzekerd dat de huidige verhuizingprocedure verbeterd wordt. De verbeteringen zullen medio 2006 doorgevoerd worden in een nieuw registratiesysteem.

Mijn conclusie is dat de consequenties van onterechte verhuizingen voor houders weliswaar lastig zijn, maar dat de houder geen noemenswaardig risico loopt zijn domeinnaam kwijt te raken, zoals het artikel suggereert. De uitgifte van .nl gebeurt op basis van zelfregulering. Dit stelsel voorziet mijns inziens in voldoende waarborgen. SIDN zal, in afstemming met haar deelnemers en de markt, haar reglement en systemen blijven aanpassen om ervoor te zorgen dat de effecten van zaken zoals onterechte verhuizingen onder een acceptabel risiconiveau blijven voor haar klanten. Gezien de komende aanpassingen van het registratiesysteem blijkt dat SIDN ontvankelijk is voor suggesties voor beleidsmatige, technische en operationele verbeteringen.

2 Wat is uw reactie op de uitspraken van de directeur van TransIP bv, Ali Niknam, dat “SIDN al jaren tekortschiet in de veiligheid van .nl-domeinen” en “dat de vernieuwde registratie daar ook weinig aan zal veranderen”? Zo neen, waarom niet?

Uit het artikel blijkt niet op welk veiligheidsaspect van .nl-domeinnamen precies gedoeld wordt. Als de veiligheid van .nl-domeinnamen in algemene zin wordt bedoeld, kan ik alleen maar constateren dat er in de 10 jaar dat SIDN het .nl-domein beheert geen incidenten plaats hebben gevonden waardoor de veiligheid van het domein in het geding is geweest.

Voor zover de uitspraak betrekking heeft op het thema van het artikel, namelijk dat houders nog steeds ongemerkt hun domein (tijdelijk) kunnen kwijtraken als gevolg van een onterechte verhuizing voor houders, verwijs ik naar de beantwoording van vraag 1.
 
Mogelijk dat de Dhr. Niknam doelt op het verder in dit artikel niet genoemde risico dat de tenaamstelling van een .nl-domeinnaam onterecht wijzigt, waardoor de houder de naam kwijt raakt.

Een verzoek tot wijziging wordt in beginsel ingediend op initiatief van de oorspronkelijke houder die het verzoek ook moet tekenen. De oude en nieuwe houder verzoeken SIDN via een registrar de betreffende .nl-domeinnaam op naam van de nieuwe houder te stellen. Als onderdeel van de procedure bevestigt SIDN vervolgens de wijzigingsaanvraag aan de oorspronkelijke houder, de nieuwe houder en de registrar, waarbij ieder van deze partijen de gelegenheid heeft bezwaar aan te tekenen. Het wijzigen van de tenaamstelling heeft overigens geen onmiddellijk effect op het functioneren van de domeinnaam, en er is dus ook geen onmiddellijk risico van discontinuïteit. SIDN heeft over 2005 in totaal 54.557 van deze wijzigingen van houder verwerkt. In 68 gevallen heeft SIDN een wijziging teruggedraaid. Ook hier ben ik van mening dat er geen noemenswaardig veiligheidsrisico is.

3 Wat vindt u van de suggestie van Pauline Middelink van Internet Acces Facilities die pleit voor een unieke autorisatiecode voor opheffing of verhuizing van een domeinnaam?

De uitgifte van .nl gebeurt op basis van zelfregulering. Ik ben van mening dat SIDN in samenspraak met haar deelnemers en marktpartijen aan zet is om geschikte (technische) opties uit te werken en te implementeren om opheffingen of verhuizingen van domeinnamen soepel en veilig te laten plaatsvinden. Zoals mijn antwoord op vraag 1 aangeeft heb ik er vertrouwen in dat dit ook zo wordt opgepakt.

Overigens werkt de SIDN bij haar wijzigingsprocedures op een wijze die vergelijkbaar is met het hanteren van een autorisatiecode; wijzigingen kunnen namelijk alleen worden aangevraagd door geautoriseerde registrars, die toegang hebben tot het SIDN systeem via een inlogprocedure.

4 Deelt u de mening dat het toekennen van domeinnamen van eenzelfde belang is als het toekennen van telefoonnummers? Zo neen, waarom niet?

Ja.
 
5 Deelt u de mening dat de toekenning van domeinnamen op dit moment voldoende veilig en democratisch georganiseerd is? Zo ja waarom? Zo neen, wat gaat u doen om dit te verbeteren?

Ja. Door het principe van zelfregulering dat in Nederland gehanteerd wordt, zijn beheerders van domeinnaamzones, marktpartijen en consumenten zelf aan zet. Ik ben van mening dat dit mechanisme, dat ook internationaal in brede zin succesvol wordt toegepast, tegemoetkomt aan de economische en maatschappelijke eisen die burgers, bedrijven en instellingen stellen op het gebied van de beschikbaarheid van domeinnamen. Zelfregulering heeft ertoe geleid dat er een grote keuzevrijheid is bij domeinnamen (.nl, .com, etc), en dat domeinnamen door meerdere partijen in onderlinge concurrentie aangeboden worden. Voor wat betreft de uitgifte van .nl-domeinnamen heeft de staatssecretaris van V&W  in 2001 al geconcludeerd dat het mechanisme van zelfregulering naar behoren werkt . Voor wat betreft de veiligheid verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.

6 Wanneer kunnen wij de door u beloofde evaluatie over het beheer van de .nl-domeinnamen verwachten?

Bij het beheer van .nl-domeinnamen is sprake van zelfregulering. Ik evalueer het beheer derhalve niet. Wel laat de eerder onder vraag 5 genoemde toets van de staatssecretaris van V&W zien dat het systeem van zelfregulering bij de uitgifte van .nl-domeinnamen naar behoren werkt.

7 Deelt u de mening dat met het oog op het economisch belang als wel de veiligheid van de digitale samenleving het wenselijk is dat het beheer van domeinnamen (die eindigen op .nl) in de toekomst onder de Opta komt te vallen, net zoals de telefoonnummers? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u van plan met een wetswijziging te komen? Zo ja, wanneer?

Nee.

Ik onderken zeker het economisch en maatschappelijk belang van het .nl-domein. In vervolg op de brief van het Kabinet van 9 juli 2001 waarin de Tweede Kamer geïnformeerd 2 is dat het Kabinet de relatie tussen de overheid en SIDN nader wenst vast te leggen, heb ik in 2004 onderzoek  laten doen naar de schade als gevolg van het eventueel uitvallen van het .nl-domein. Het onderzoek geeft aan dat in geval van het niet bereikbaar zijn van .nl-domeinnamen de maatschappelijke en economische gevolgen aanzienlijk zullen zijn. Consumenten, instellingen en bedrijven in Nederland zijn in verregaande mate afhankelijk geworden van de internetinfrastructuur. Communicatie verloopt veelal via e-mail, en meer en meer betalingen en consumenten- en handelstransacties geschieden middels internetbankieren of via webwinkels. Ook de overheid biedt on-line diensten aan. In Nederland worden voor deze handelingen hoofdzakelijk gebruik gemaakt van domeinnamen in het .nl-domein.
Ik heb daaruit geconcludeerd dat het .nl-domein met meer waarborgen moet worden omkleed; het is noodzakelijk dat het .nl-domein onder alle omstandigheden bereikbaar blijft op het internet, en dat het .nl domein aan Nederland verbonden blijft.

In dit kader, en in lijn met het door de overheid ingezette beleid om waar mogelijk aan te sluiten op het bestaande systeem van zelfregulering, hebben EZ en SIDN zich in 2005 gecommitteerd om maatregelen en afspraken uit te werken om het ‘.nl’ domein verder te waarborgen zonder additionele wetgeving. De belangrijkste aspecten daarbij zijn dat de relatie tussen de overheid en de SIDN wordt vastgelegd, en dat de continuïteit en de bereikbaarheid van het .nl domein verzekerd blijft. Naast maatregelen en afspraken die ten doel hebben de stabiliteit van de huidige dienstverlening te versterken, zullen er ook afspraken gemaakt worden voor het uitzonderlijke geval dat SIDN haar activiteiten onherroepelijk moet stopzetten of niet meer kan uitvoeren, bijvoorbeeld als gevolg van ernstig technisch of organisatorisch falen, faillissement of vrijwillige beëindiging. De afspraken zullen erin voorzien dat het .nl-domein zonder onderbreking in de lucht blijft totdat het beheer wordt overgenomen door een opvolger, die de instemming heeft van de overheid en de locale internetgemeenschap (local internet community). Het onderbrengen van het beheer van .nl-domeinnamen bij de OPTA is dus vooralsnog niet aan de orde.

Bovengenoemd traject tussen EZ en SIDN is gaande. Mocht dit, tegen de verwachting in, geen succes hebben, dan is de optie van wetgeving alsnog aan de orde. Ik verwacht in het najaar van 2006 hierover meer duidelijkheid te hebben, en ik zal u hier dan terstond over inlichten.

(w.g.) mr. L.J. Brinkhorst
Minister van Economische Zaken

IEF 1972

Respect

Om alvast in de stemming te komen voor Wereld IE Dag: “The first group of 23 scout leaders have qualified as Scout "Respect for Intellectual Property Rights" Instructors. The Intellectual Property Department said since the launch of the Scout Programme on Respect for Intellectual Property Rights last April, over 60 scout members have participated in intellectual property seminars, workshops and visits.

The department and the Scout Association today organised a fun fair at Kowloon Park to mark World Intellectual Property Day on April 26. Launching the fair, Director of Intellectual Property Stephen Selby said ideas are unique, and creative work takes tremendous time and effort. Mr Selby said. He encouraged the instructors to fulfill the mission of promoting respect for intellectual property rights to other scout members. The theme of this year's World Intellectual Property Day is "it starts with an idea".

Lees hier meer. Enige Nederlandse bijdrage aan Wereld IE dag 2006 hier.

IEF 1968

Kunnen wij dat namaken?

De Telegraaf van 18 april bericht dat het  OM bij de rechtbank in Haarlem een half jaar voorwaardelijke gevangenisstraf, 240 uur werkstraf en 10.000en  euro’s  boete heeft geeïst voor de handel in nagemaakte Bob de Bouwer-poppen, Nijntjes en Winnie the Pooh-beren.

“In 2002 verkocht het bedrijf een partij van ruim 38.000 vervalste Bob de Bouwer-poppen aan het Kruidvat. De drogisterijketen ging ervan uit dat het om de originele poppen ging. (…) Volgens verkoopleider Van der S. handelde hij te goeder trouw: „In mijn beleving waren ze uitdrukkelijk in orde.” Ook zei hij dat hij een monster uit China en de originele poppen had laten zien bij het Kruidvat en dat men daar ook geen argwaan had gekregen.

De verdachte gaf wel toe dat hij e-mails aan de Stichting Namaakbestrijding had vervalst om de schade in de zaak van de Nijntjes te beperken. „Dat waren misstappen.” (…) Officier van justitie A. Drogt vond bewezen dat de verantwoordelijken bij de groothandel bewust inbreuk hebben gemaakt op het merkenrecht. „Hier is winst gemaakt over de rug van de rechthebbenden.” Volgens advocaat A. van Voorthuizen was er geen sprake van opzet.”

Lees hier meer.

IEF 1960

00035

Hoewel het zaaknummer 00035 is, zou de uit Nederland afkomstige zaak Vestering – Eurid volgens Trademark Blog (bericht hier) de allereerste .EU domeinnaamarbitragezaak zijn. Waar een klein land groot in kan zijn.

As per information provided by the Complainant, the opposition at the Benelux Merkenbureau registered under number 40761530, against the subsection `word’ trademark “PST” as requested by PST Business Solutions B.V., on considering the Complainant that such an application is based on the violation of the logo and word trademark “PST” of Peripheral Systems Technology B.V.
 
 The Complainant challenges the assignment of the eu.domain name PST to PST Business Solutions B.V. for understanding that he enjoys preferential right to be assigned that domain name, base don the arguments below.

The Complainant maintains that (i) he has older rights to the name PST in dispute, for being owner of the registered trademark since 01-08-2000 (publication date) deposited at the Benelux Merkenbureau; (ii) the trademark presented by Solutions has been acquired in a speed procedure base on a subsection `word’ trademark and is not legitimate as it is still subject to an appeal, while PST filed an opposition against the requested trademark.
Respondent

The Respondant maintains that (i) it is sufficient to submit as documentary evidence a copy of an official document issued by the competent trademark office proving that the applicant is the reported owner of the registered trademark; (ii) PST Business Solutions has filed an application for the registration of the domain name on the ground of a registered trademark; (iii) the Registry has accepted the application of PST Business Solutions and decided to register the domain name on the first come, first served basis.

According to the documentation filed with the Case File it is inferred that PST Business Solutions VV is owner of the trademark registered b the Benelux Trademarks Office “PST” nº 0779280, with publication date 01-01-2006;

Bearing in mind that although the Complainant has filed an opposition against the aforementioned trademark, according to the documentation filed by EURid such an opposition has finalized, without any statement that the trademark has been rejected;

Bearing in mind that PST Business Solutions has applied for the domain name on December 7, 2006 at 11:01:21.274 h. and Peripheral Systems Technology B.V. has applied for it on December 7, 2006 at 1:07:59.072 hr.;

Bearing in mind that the Registry shall register the domain name on the first come, first served basis, as per article 14 of the Commission Regulation (EC) No. 874/2004;

Bearing in mind that it is not realized that the Decision made by the Registry conflicts with the European Union Regulations. I decide to reject the claim and confirm the decision made by the Registry.
 
For all the foregoing reasons, in accordance with Paragraphs B12 (b) and (c) of the Rules, the Panel orders that  the Complaint is Denied

Lees de uitspraak hier.

IEF 1956

Prinses X

Rechtbank Amsterdam, 19 april 2006, LJN: AW2164, Eiser tegen De Telegraaf Tijdschriften Groep B.V. Portretrecht en onrechtmatige perspublicatie.

Eiser is op 28 juni 1975 getrouwd met Prinses X. der Nederlanden, welk huwelijk op 25 april 1996 door echtscheiding is geëindigd. Zowel de (freelance) fotograaf als de verslaggever zijn in opdracht van het weekblad Privé afgereisd naar Frankrijk om eiser op te zoeken.  In het daaropvolgende artikel uit 2005 kopt Privé onder meer: “Eiser woont nu samen... met een man!” met als onderschrift: "Al tijdens zijn huwelijk leidde hij een dubbelleven!". Na een dagvaarding door Eiser heeft Privé een rectificatie geplaatst.

Het televisieprogramma RTL Boulevard heeft op 20 april 2005 en op 9 mei 2005 aandacht besteed aan de beweringen geuit in het gewraakte artikel in de Privé van 20 april 2005. In de uitzending wordt het artikel uit Privé ook getoond en noemt een tweede verslaggever de naam van de plaats  waar eiser in Frankrijk een (vakantie)huis heeft gekocht. Tevens is de hoofdredacteur van de Privé ingegaan op het interview bij Radio 538 en stonden de foto's afgebeeld op de internetsite www.denieuwstefoto.nl.

Eiser vordert onder meer TTG te verbieden foto's over zijn privé-leven te publiceren, daaronder begrepen publicaties over zijn seksuele geaardheid, zijn gezondheid, zijn woon- en/of verblijfplaats, zijn gedragingen tijdens zijn huwelijk met Prinses X., zijn echtscheiding en zijn relatie met zijn kinderen en andere familieleden.

Voor de rechtbank staat niet ter discussie dat eiser door het artikel in zijn eer en goede naam is aangetast en dat zijn persoonlijke levenssfeer door die publicatie is geschonden. Of deze ook onrechtmatig is dient beoordeeld te worden aan de hand van de bekende belangenafweging. Nu, gelet op de rectificatie van 25 mei 2005, vast dat de inhoud van het gewraakte artikel (in ieder geval deels) onjuist is en desalniettemin overgegaan is tot publicatie, heeft TTG onrechtmatig jegens eiser gehandeld, waardoor zij schadeplichtig is.

Ten aanzien van het portrecht van Eiser stelt de rechtbank dat eiser de publiciteit niet heeft gezocht en evenmin is aan te merken als een publiek figuur, nu hij al jarenlang in de anonimiteit leeft en sinds zijn echtscheiding niet meer als aanverwant is verbonden aan het Koninklijk Huis. De foto's leveren tevens geen bijdrage aan het publieke debat. De publicatie ervan is derhalve onrechtmatig. Het door eiser gevorderde acht de rechtbank echter te algemeen geformuleerd en te verstrekkend en wordt dan ook afgewezen: "Zo omvat het primair gevorderde verbod niet alleen de huidige levensfase van Eiser, waarin hij een teruggetrokken bestaan leidt, maar omvat deze tevens de periode waarin hij getrouwd was met Prinses X., met betrekking tot welke periode eiser in ieder geval enige aandacht van de media en derhalve ook van Privé zal hebben te dulden, zolang het gaat om zakelijke en juiste informatie."

Bij de schadetoekenning van EUR 20.000,- wordt rekening gehouden "(...) met de omstandigheid dat het gewraakte artikel in Privé door andere media is overgenomen, waardoor brede aandacht is ontstaan voor het privé-leven van [eiser]. Ook de omstandigheid dat de hoofdredacteur van Privé hieraan actief heeft bijgedragen, gelet op de verschillende interviews die hij heeft gegeven, alsmede gelet op de informatie die hij aan RTL Boulevard heeft doorgespeeld en in het bijzonder de omstandigheid dat de hoofdredactuer kennelijk zelfs de verblijfplaats van Eiser aan RTL Boulevard heeft meegedeeld, wegen mee. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de  hoofdredacteur zelfs na de gepubliceerde rectificatie ongefundeerde mededelingen over Eiser is blijven herhalen.

Tenslotte speelt bij het toe te kennen bedrag mee dat TTG een ernstige inbreuk heeft gemaakt op het privé-leven van Eiser door een fotograaf en een journalist speciaal naar de verblijfplaats van Eiser in Frankrijk te sturen om heimelijk foto’s te maken van zijn dagelijks leven en dat Eiser door hen in de periode van 5 tot en met 9 april 2005 op zijn gangen is gevolgd."

Lees het vonnis hier.

IEF 1947

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Haarlem, 14 april 2006, LJN: AW2496. Biretco B.V. tegen Halfords Nederland B.V.

“Geoorloofde (prijsvergelijkende) reclame door Halfords voor een Union merkfiets voor € 499. Niet aannemelijk is geworden die fiets geen “uitstekende merkfiets” is, zoals in de reclame wordt gesteld en dat een “vergelijkbaar model” bij de rijwielhandel niet € 749 kost. Overweging ten overvloede: in reclame met een vergelijking met de goederen of diensten van een concurrent in het algemeen - in het onderhavige geval met ‘de rijwielhandel’ – is voor degene die de reclame maakt meer “speelruimte” dan in reclame waarbij de concurrent met name wordt genoemd. Dat is alleen anders wanneer de consument de vergelijking kan herleiden tot een bepaald goed, dienst of merk. Daarvan lijkt in casu geen sprake.” Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Arnhem, 8 maart 2006, LJN: AW2487. Primagaz Nederland B.V. & Compagnie Des Gaz De Pétrole "Primagaz" tegen Kavegas B.V.

“De rechtbank wil wel aannemen dat er Primagaz-flessen met nagemaakte seals in omloop zijn, maar overweegt dat het enkele feit dat kavegas Primagaz-flessen met namaakseals in haar bezit heeft (gehad) nog geen indicatie is dat Kaegas verantwoordelijk is voor het aanbrengen van die namaakseals op de Primagaz-flessen en het in omloop brengen van die flessen.” Lees hier meer.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 april 2006 (bij vervroeging), HA ZA 05-2015. Wijbenga Machines B.V. Tegen  Eisenkolb Confectiemachines B.V. & Inprotec International B.V. Octrooirecht. Lees het vonnis hier. Eerder vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 19 april 2006, LJN: AW2164, Eiser tegen De Telegraaf Tijdschriften Groep B.V.

 “Onrechtmatige perspublicatie: Artikel met foto's van eiser in Privé van 20 april 2005 onrechtmatig jegens eiser. Artikel is niet gebaseerd op feitenmateriaal en daardoor onrechtmatig. Ook de foto's zijn in combinatie met de begeleidende tekst onrechtmatig en vormen een inbreuk op het privé-leven van eiser. TTG dient een bedrag van € 20.000,= aan schadevergoeding te betalen.” Lees het vonnis hier.

IEF 1946

Mercedes Novatie

Rechtbank Almelo, 19 april 2006, rolnr. 77614/ KG ZA 06-80. X B.V. tegen B. Executiegeschil.

Tussen partijen bestaat sinds het vroege najaar van 2004 een geschil over de intellectuele eigendom van de typeaanduiding ‘X5’, alsmede over een aantal door X geregistreerde domeinnamen. Het hof heeft X onder meer veroordeeld tot wijziging van de handelsnaam en doorhaling van de domeinnamen. Nu dit laatste niet gebeurd is, heeft B executoriaal beslag laten leggen op een automobiel van het merk Mercedes-Benz, type SLR McLaren. Dit beslag is de reden dat X thans B heeft gedagvaard in kort geding. X vordert de opheffing van het beslag.

X stelt dat de door partijen naar aanleiding van het arrest van het hof getekende overeenkomst dient te worden aangemerkt als een zogenaamde novatie in die zin dat de overeenkomst in de plaats van het arrest van het hof treedt. X stelt verder dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van die overeenkomst. De beslaglegging is daarom ongegrond en onrechtmatig.

De rechtbank oordeelt: "Uit de tekst van de overeenkomst leidt de voorzieningenrechter af dat partijen slechts in onderhandeling zijn getreden over de wijze waarop (een gedeelte van) de executie van het arrest van het hof zou plaatsvinden en dat de overeenkomst derhalve een aanvullende werking heeft, waarbij het dictum van het arrest onverkort in stand blijft. [...] Ook de stelling van X dat in het bijzonder de dwangsombepaling haar executoriale kracht heeft verloren gaat niet op."

"Dat X vervolgens heeft gedraald met de doorhaling dan wel opheffing van de op haar naam geregistreerde domeinnamen, is een omstandigheid waarvan de gevolgen thans voor rekening en risico van X dienen te komen. De stelling van X dat zij gewacht heeft met de doorhaling c.q. opheffing van de registraties omdat B volgens X een rechtspersoon zou moeten aandragen aan wie de domeinnamen overgedragen zouden kunnen worden, doet aan het voorgaande niet af. Uit het arrest van het hof valt dit in ieder geval niet af te leiden en de brief waarop X zich beroept is gedateerd vóór de procedure bij het hof en dat maakt dat aan deze brief in het kader van de onderhavige procedure geen waarde gehecht kan worden. Ook de stelling van X dat een definitieve doorhaling van de domeinnamen voor X zeer riskant zou zijn, gaat niet op als argument voor het niet tijdig doorhalen van de domeinnamen. Dat een derde er mee aan de haal zou kunnen gaan, is een omstandigheid waar X part noch deel aan heeft. In dat geval had B die derde kunnen aanspreken op eventueel onrechtmatig gedrag, zonder dat dit van invloed was op de rechtsverhouding tussen partijen."

De conclusie luidt dan ook dat X niet (volledig) heeft voldaan aan ten eerste het arrest van het hof en ten tweede de aanvullende overeenkomst. Hierdoor kan en mag B overgaan tot het vorderen van dwangsommen.
Lees hier het vonnis.

IEF 1943

1 Euro Provisioneel

Het Volk bericht dat over een veroordeling tot een symbolische auteursrechtveroordeling: “Tekenaar Suske en Wiske moet commentaar bij ontslag niet pikken. Mark Verhaegen heeft recht op 7.500 euro morele schadevergoeding van Studio Vandersteen, omdat in een persbericht over het beëindigen van de samenwerking ,,ongepast en overbodig commentaar werd geleverd''.

Anderzijds moet Verhaegen 1 euro provisioneel aan de Studio Vandersteen omdat hij de laatste ontwerptekening aan het Algemeen Dagblad had gegeven, terwijl de arbeidsovereenkomst voorzag dat het auteursrecht te allen tijde bij Studio Vandersteen berust.” Lees hier iets meer.

IEF 1925

Paashaas

"In het verleden hebben we zelf nog wel eens foto's laten uitlekken, maar als we dat deden was dat een of twee dagen van te voren. Nooit twee weken voordat het blad in de winkels lag". Dit meldt de woordvoerder van Playboy naar aanleiding van het uitlekken van de foto's van presentatrice Bridget Maasland (eerder bericht hier).

Playboy zond verschillende sommatiebrieven, om hiermee de publicatie van de foto's - het blad ligt vanaf 20 april in de winkel - op verschillende websites tegen te gaan. Het weblog Jaggle denkt een pragmatische oplossing te hebben ter ontduiking van het publicatieverbod: Jaggle biedt de foto's op verzoek per email aan. "Publiceren mag dan wel niet, je vrienden mailen is wel een optie. Stuur ons een e-mail en je krijgt zaterdag een gezellige paasbunny in je mailbox. Vrolijk Pasen!" De tentamenvraag is natuurlijk of en waarom dat dan wel of niet zou mogen. Lees ook hier meer.

Update: "Jaggle zal de fotoserie van Bridget niet per e-mail verspreiden. Playboy-uitgever Sanoma stuurde het weblog donderdag een dagvaarding, nadat het een e-mailactie rondom de foto's had opgezet. Wie Jaggle een mailtje stuurde, zou zaterdag alle Playboyfoto's van Bridget in zijn mailbox krijgen. De advocaat van Jaggle heeft beloofd dat er niks per e-mail zal worden verstuurd, zo stelt Sanoma tegenover NU.nl. (Nu..nl).

IEF 1918

Ten onrechte uitgevoerd

Rechtbank Roermond, 29 maart 2006, LJN: AW1476. Ondernemer tegen Webhoster.

Hoewel de samenvatting uitnodigt tot lezen (tussen een ondernemer en degene die haar websites host ontstaat een conflict. De webhoster blokkeert de toegang tot de websites en voorts blijkt een van de domeinnamen onterecht aan een derde te zijn overgedragen), blijkt de uitspraak wat minder spannend te zijn.

Over de, ten onrechte uitgevoerde, overdracht van een domeinnaam door de webhoster aan een derde, worden in de uitspraak geen uitgebreide feiten beschreven. Uit de uitspraak is af te leiden dat de webhoster een domeinnaam op zijn naam geregistreerd had staan en de hosting van de website die aan de betreffende domeinnaam was gekoppeld voor de ondernemer verzorgde. Op enig moment lijkt de webhoster de domeinnamen te hebben overdragen en stond deze niet (meer) ter beschikking tot de ondernemer. De domeinnaam moest worden teruggekocht van de derde, waardoor de ondernemer schade lijdt. De webhoster is daardoor toerekenbaar tekort geschoten volgens de Rechtbank.

“Tussen partijen staat vast dat er tussen hen overeengekomen is dat gedaagde per 7 november 2002 een handeling zou verrichten met betrekking tot www.spray-vitamins-health.com. Kennelijk bestaat er discussie over de uitleg van het begrip ‘verhuizen’ in dit verband. De rechtbank acht deze vraag minder relevant, nu in beide gevallen vast staat dat het domein feitelijk op naam van gedaagde is komen te staan.

De rechtbank is van oordeel dat uit de geschetste omstandigheden volgt dat gedaagde zijn verplichting uit hoofde van de webhostingsovereenkomst op dit punt onvoldoende is nagekomen. Wat er verder ook moge zijn van de oorzaak volgt uit de overgelegde stukken dat het domein niet langer in ‘bezit’ was van gedaagde maar teruggekocht moest worden.

Hiermee is een toerekenbaar tekortschieten van gedaagde op dit punt gegeven, tenzij de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot deze domeinnaam niet meer bestond en de rechtsverhouding tussen eiseres en gedaagde in dit verband met zich zou hebben gebracht dat ook bij beëindiging van de overeenkomst de rechten op de domeinnaam bij gedaagde zouden verblijven. Dit is door gedaagde niet gesteld of gebleken uit de stukken. Het is evenmin aannemelijk, nu de domeinnaam direct verband hield met commerciële activiteiten van eiseres en voor haar dus waarde vertegenwoordigde.”

De webhoster heeft zich m.b.t. de blokkering ten onrechte op opschortingsrechten beroepen: er was geen opeisbare vordering van de webhoster jegens de ondernemer.

Het vonnis bevat nogal wat overwegingen waaruit blijkt dat de eiser en gedaagde te weinig gesteld of onderbouwd hebben, een onjuiste rechtsgrond aanvoeren, of zelfs stellingen naar voren brengen die elkaar tegenspreken. Een aardige passsage:

“De rechtbank signaleert daarnaast dat de stellingen van gedaagde in dit verband niet concludent zijn. Enerzijds biedt gedaagde aan te bewijzen dat de domeinnaam niet door hem zou zijn overgedragen terwijl anderzijds door hem wordt erkent dat de domeinnaam is overgedragen. Ook op dit punt acht de rechtbank het verweer van gedaagde onvoldoende.”

Lees het vonnis hier.