Royalty's als resultaat uit overige werkzaamheden
Ontvangen royalty’s in Nederland belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
Belanghebbende heeft in de jaren 1990 tot en met 1992 postdoctoraal wetenschappelijk onderzoek verricht in Engeland. Daar waar belanghebbende onderzoek verrichtte [red. in't arrest A genoemd] werd van alle werknemers en 'visiting workers' verlangd dat zij een verklaring ondertekenden waarin zij afstand deden van eventuele octrooien of patentrechten voortvloeiende uit hun werk. De door belanghebbende ontvangen bruto bedragen worden in het arrest genoemd, oplopende tot 2,1 miljoen euro per jaar.
Eerst bepleit belanghebbende dat er geen oorzakelijk verband is tussen de door hem ontvangen bedragen en de verrichte werkzaamheden, omdat hij geen afdwingbaar recht had op de royalty's. Vervolgens stelt belanghebbende dat het Verenigd Koninkrijk heffingsbevoegd is. Er volgt discussie over de uitzondering op het heffingsrecht dat toekomt aan de woonstaat; het vaste inrichting of vast middelpunt-principe. Dat faalt eveneens, omdat het moet gaan om recht op de zaak uit hoofde waarvan royalty's verschuldigd zijn dat tot het beroepsvermogen behoort. Van dat recht had belanghebbende reeds afstand gedaan.
In citaten:
4.9. Belanghebbende bestrijdt het bestaan van een oorzakelijk verband tussen de door hem ontvangen bedragen en de door hem bij A verrichte werkzaamheden. Hij acht redengevend, dat hij, naar hij stelt, geen (afdwingbaar) recht had op die bedragen. Hij stelt dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid van (de betrokken projectleider bij) A, die jaarlijks bepaalde wie, en tot welk bedrag, betalingen zou ontvangen. Hij stelt tevens dat hij bedragen heeft ontvangen die betrekking hebben op octrooien, aan de totstandkoming waarvan hij in het geheel niet heeft meegewerkt. Dat betekent, aldus belanghebbende, dat de door hem ontvangen bedragen niet aan die werkzaamheden kunnen worden toegerekend en het ondersteunt, zo stelt hij, zijn opvatting dat er geen, dan wel onvoldoende, causaal verband bestaat tussen zijn werkzaamheden en de door hem ontvangen baten. Hij verwijst voorts naar een opinie van advocaat David Rainford, die expert op het gebied van de Patent Act 1977 zou zijn, en die te kennen geeft dat belanghebbende als 'inventor' geen rechtens afdwingbare rechten op royalty's zou hebben, nu hij de afstandsverklaring heeft ondertekend (zijnde een overeenkomst in de zin van artikel zeven, lid 2 b van de Patent Act 1977). Uitsluitend werknemers die 'inventor' zijn, zouden namelijk een afdwingbaar recht op royalty's hebben ten aanzien van door hen gedane uitvindingen, maar belanghebbende was geen werknemer. 4.13. Artikel 12, eerste lid, kent het heffingsrecht voor royalty's toe aan de woonstaat. Het derde lid introduceert een uitzondering op deze regel, en luidt als volgt.4.9.1. Het Hof verwerpt belanghebbendes standpunt. Naar het oordeel van het Hof vinden de door belanghebbende ontvangen bedragen hun enige oorzaak in de door hem bij A verrichte werkzaamheden.
4.9.2. De vraag of belanghebbende juridisch afdwingbare rechten had jegens A op betalingen, kan in het midden blijven. De stukken van het geding - in het bijzonder de afstandsverklaring, de e-mails aan belanghebbendes gemachtigde, en de brieven van A aan belanghebbende zelf - tonen aan, dat A belanghebbende beschouwde als rechthebbende, dat wil zeggen als een der personen die - hetzij als 'inventor', hetzij anderszins - met zijn werkzaamheden heeft bijgedragen aan de totstandkoming van een profijtbrengend octrooi, of in ieder geval als iemand die, in verband met zijn bij A verrichte werkzaamheden, verdiende een deel van de opbrengsten te ontvangen. Daarin ligt de oorzaak van de betalingen door A aan belanghebbende.4.13. (...) De bepaling van het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing, indien de uiteindelijke gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht op de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vast middelpunt behoort. In dat geval zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
4.14. Belanghebbende stelt, dat de laboratoria van A te D en de destijds door hem in het Verenigd Koninkrijk gehuurde woning als vast middelpunt kwalificeren. Voor de door belanghebbende verdedigde toepassing van artikel 12, derde lid, van het Verdrag is, naast de aanwezigheid van een vast middelpunt in het Verenigd Koninkrijk, tevens vereist, dat het recht op de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het beroepsvermogen van dat vast middelpunt behoort. Aan die laatste voorwaarde is niet voldaan, zodat reeds om die reden belanghebbendes beroep op deze bepaling wordt verworpen.
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer,
Uitspraak ingezonden door Charissa Koster en Freek Stoove,
Berner Conventie. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op grote schaal bedrijfsmatig illegaal vervaardigde kopieën van diverse films, te weten Yash Raj Films International Limited en Tip Top Entertainment Limited, ter verspreiding voorhanden gehad en heeft zo in belangrijke mate het illegale circuit gefaciliteerd. Het hof stelt vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Gelijkenis met IEF
Incident. Auteursrecht. Algemene voorwaarden.Onsia heeft ontwerpwerkzaamheden voor Liniper verricht voor de verbouwing en uitbreiding van een voormalige wagenschuur te Nootdorp. De opdracht is met wederzijdse instemming beëindigd. Onsia vordert verbod op uitvoering op basis van auteursrecht. Ingevolge de algemene voorwaarden is het auteursrecht niet overgedragen zolang de factuur niet is betaald. Hierdoor staat het Liniper niet vrij met medewerking van een andere architect het project uit te voeren. Vorderingen worden afgewezen.
Als randvermelding. Kwekersrechten in faillissement. Actio pauliana. Vernietiging overeenkomst tot verdeling vermogen v.o.f.. Verbintenissen tot waardevergoeding.
Kunst & recht.
Afwikkeling van een contractuele relatie. Uitleg prijsclausule. Opschorting; partij moet wel daadwerkelijk hebben opgeschort. Dochters van Basic Supply Group hebben een werkwijze ontwikkeld voor de vervaardiging van een nieuw tarweproduct. Daarop is octrooi verkregen. De productie en verhandeling is in een nieuwe vennootschap ondergebracht met ieder 50% aandelenverdeling tussen BSG en Chamtor en een exclusieve licentie aan de dochters van BSG. Er zijn geen afspraken op schrift gesteld, maar de contouren zijn neergelegd in een fax.
Met dank aan Lars Bakers en Floor de Ruijter,