Overige  

IEF 6419

Een ernstige inbreuk op de rechtsorde

pfoon.gifRechtbank Dordrecht, 3 juli 2008, LJN: BD6236, strafzaak.

Telefoontap. Het bedrijfsmatig verspreiden van illegale navigatiesoftware is een ernstige inbreuk op de rechtsorde.  Rechter-commissaris verleent geen machtiging tot een bevel tot het opnemen van telecommunicatie gevoerd via het betreffende telefoonnummer door verdachte, omdat het hier geen delict zou betreffen dat naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De raadkamer is het daar niet mee eens en vernietigt de beslissing.

“De raadkamer overweegt dat blijkens het zich bij de stukken bevindende proces-verbaal aanvraag telefoontap mogelijk sprake is van de plaatsing van honderden advertenties waarin navigatiesoftware wordt aangeboden. De advertenties worden volgens een gehoorde getuige geplaatst sedert maart 2007. De advertenties zijn geplaatst op de internetsite ‘Markplaats.nl’, hetgeen een bekende en veelgeraadpleegde advertentiesite is. Sprake zou zijn van vele honderden advertenties; volgens de getuige zijn er 500 advertenties verwijderd. Onderzoek van de FIOD wijst uit dat tot recentelijk toe veel van de betreffende advertenties zijn geplaatst.

Op grond van deze omstandigheden is sprake van een verdenking van het stelselmatig -strafbaar- handelen, gedurende een langere periode, terwijl verwijdering van advertenties niet heeft geleid tot afname of beëindiging van de plaatsing van de advertenties. Voor de aanbieding van de software wordt gebruik gemaakt van een algemeen bekende en drukbezochte advertentiesite op internet. Dit alles betekent voorts dat moet worden aangenomen dat dit strafbaar handelen tot grote financiële schade kan leiden. Aldus is sprake van de verdenking van een misdrijf dat naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.

Lees het vonnis hier.

IEF 6409

Veiligstellen IE-rechten

ezsidn.gifKamerstukken 26643, nr. 129 + bijlagen. Waarborging .Nl-Domein. Eindrapportage en convenant over het beheren van domeinnamen.

Eindrapport in gezamenlijk project EZ en SIDN, om te komen tot voorstellen voor afspraken en aanvullende maatregelen die de continuïteit en de binding van het ‘.nl’ domein met Nederland moeten waarborgen. Met onder andere:

“6 Intellectuele Eigendomsrechten. 6.1 Inleiding In de Data Entry Functie (EDF) en de Name Server Functie (NSF) spelen twee databases een cruciale rol, namelijk de database met de domeinnamen en de abonnees en de .nl zonefile. Op beide databases rust een intellectueel eigendomsrecht dat in handen is van SIDN. Deze eigendomsrechten vertegenwoordigen feitelijk het juridische en daarmee het economische eigendom van de gegevens.

6.2 Status Volgens het huidige databaserecht rust het IE-recht voor een database bij de partij die de database opbouwt. IE-rechten zijn verhandelbaar en de rechten op de beide databases kunnen dus worden verkocht. Het is wenselijk maatregelen te definiëren teneinde de verstoring van de continuïteit van het .nl-domein tijdens een transitie- of instabiliteitfase ten gevolge van de uitoefening van corresponderende IE-rechten tot een minimum te beperken.

6.2.1 Wat is het belang? De .nl dienstverlening is, zoals aangegeven in de hoofdstukken over de DNS en de DEF, gebaat bij een zo groot mogelijke continuïteit. Een conflict over de IE-rechten zou mogelijk kunnen leiden tot al dan niet tijdelijke verstoring van de DEF en mogelijk zelfs de NSF.

6.2.2 Wat is de zorg? Vanuit economisch oogpunt zijn de mogelijke verstoringen vrij beperkt, maar met name vanuit politiek oogpunt is er een duidelijke zorg ten aanzien van een eventuele discontinuïteit van de dienstverlening vanwege een conflict over de IE-rechten. In hoofdstuk 2, Delegatie, is al aangegeven dat een splitsing in een operationele en een registratiehoudende entiteit een aantal mogelijke problemen zou kunnen oplossen. Dat is niet voldoende voor het veilig stellen van de IE-rechten. Immers, daar de operationele entiteit de werkzaamheden uitvoert om de databases in te richten en te onderhouden, rusten bij die entiteit in principe ook van rechtswege de IE-rechten. En dat is ongewenst. Er zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om die rechten over te dragen aan de (nieuwe) registratiehouder. Gebeurt dat niet en mocht de operationele entiteit (SIDN dus) bijvoorbeeld failliet gaan, dan is de curator bevoegd de databases aan de hoogste bieder te verkopen. Die bieder verwerft daarmee overigens nog niet de delegatie.

6.3 Aanpak De aanpak richt zich op (1) op het verkleinen van de mogelijkheden van aansprakelijkheid en faillissement en (2) het veiligstellen van de IE-rechten zelf.

6.4 Maatregelen

6.4.1 Verkleinen aansprakelijkheidsrisico's
Voor het verkleinen van de aansprakelijkheidsrisico's heeft SIDN een aantal maatregelen al
getroffen:
• In de algemene voorwaarden zijn aansprakelijkheidbeperkende voorwaarden opgenomen die
voor alle overeenkomsten met abonnees en tussenpersonen gelden.
• Er is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
• Er zijn enkele zaken voor de rechter geweest waarmee SIDN bewust de hardheid van haar
eigen bescherming met succes heeft getest.
• SIDN heeft een eigen weerstandvermogen opgebouwd.
• SIDN heeft een significante liquiditeit en kasstroom, die het mogelijk maakt om significante
claims financieel te kunnen opvangen.
Daarnaast werkt het juridische beginsel van proportionaliteit in het voordeel van SIDN omdat de verhouding van een grote schade bij een abonnee en een claim daarvoor bij SIDN niet in verhouding zou staan tot de geringe vergoeding die SIDN voor de dienstverlening in rekening brengt.

6.4.2 Veiligstellen IE-rechten. De enige, nog mogelijke maatregel is, om door middel van een Escrow het recht op gebruik van de databases door en voor een opvolgende registratiehouder veilig te stellen. Deze optie zal nog verder moeten worden onderzocht op aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid. Overigens mag verwacht worden dat elke curator er belang bij heeft om de delegatie en de IE-rechten bij elkaar te houden omdat de IE-rechten mét de delegatie een grote waarde vertegenwoordigen die grotendeels verdwijnt zonder de delegatie.

Lees hier meer.

IEF 6397

Het verwateringproces

mos.gifRechtbank Middelburg, 2 juli 2008, LJN: BD6027, Se Zee-Land B.V. tegen Prins & Dingemanse B.V. c.s. (diverse mosselverwerkingsbedrijven).

Ongeregistreerd herkomstaanduidingenrecht, soortnaam, ongeoorloofde mededinging, misleidende reclame. Zeeuwse Mosselen moeten ‘een band’ met Zeeland moeten hebben. Die band met Zeeland ontstaat niet exclusief door verwerken, verwateren en verpakken in Zeeland, maar mosselen hoeven nou ook weer niet van alle vreemde smetten vrij te zijn om zich Zeeuws genoemd te mogen worden.

Eiser heeft mosselen met het etiket ‘Zeeuwse moddelen’ geleverd aan een Belgische supermarkt. Die mosselen waren (grotendeels) niet in Zeeland volgroeid en gevangen, maar afkomstig uit Denemarken en daar ook verwaterd, verwerkt en verpakt. Gedaagden brengen ook mosselen op de markt niet in Zeeuwse wateren, maar elders in het Noord-Oostelijk Atlantisch gebied, zijn volgroeid en gevangen onder de aanduiding ‘Zeeuwse mosselen’ op de markt. Maar deze mosselen worden wel in Zeeland verwaterd, verwerkt en verpakt. Eiser vraagt nu een verklaring voor recht dat het onderscheid dat de al dan niet in Zeeland zijn verwaterd, verwerkt en verpakt niet relevant is end at gedaagden niet meer rechten kunnen claimen dan eiser. Kortom, is de aanduiding ‘Zeeuwse mosselen ’vogelvrij’? Zowel Nederlands als Belgisch recht is toepasselijk.

Geen soortnaam, wel herkomstaanduiding. 4.6 (…) Het enkele feit dat [alle gedaagden] mosselen die niet in Zeeland zijn opgevist, maar daar alleen zijn verwaterd, verwerkt en verpakt, als ‘Zeeuwse mosselen’ verkoopt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie dat van een soortnaam sprake is, te rechtvaardigen. Deze omstandigheid maakt nog niet dat alle mosselen die aan de onder 3.1.4. genoemde eigenschappen voldoen door de gemiddelde consument als ‘Zeeuwse mosselen’ worden beschouwd en ook als zodanig kunnen worden beschouwd.

4.7.  Nu er niet van kan worden uitgegaan dat de ‘Zeeuwse mossel’ een soortnaam is geworden, is dit dus een herkomstaanduiding en dienen mosselen die als ‘Zeeuwse mossel’ op de Nederlandse markt worden gebracht tenminste een band met Zeeland te hebben. Daarbij kunnen diverse factoren een rol spelen, waaronder de vraag of de mosselen in kwestie (ook) in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en/of verpakt.

(…) De mosselen die [eiser] SE Zee-land op de markt heeft gebracht hebben in het geheel geen relatie met Zeeland, terwijl die benaming dat wel suggereert. De benaming is daarom misleidend voor het gemiddelde publiek zodat het SE Zee-land niet vrij staat deze mosselen op die wijze op de markt te brengen.

4.8.  Dat voor de benaming ‘Zeeuwse mossel’ tot op heden nog geen bescherming is aangevraagd en verkregen op grond van de verordeningen 509/2006 en 510/2006 van de Raad, betekent niet dat het een ieder vrijstaat om zijn producten onder die benaming op de markt te brengen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bepaald dat verordening 2081/92 (thans 510/2006) niet in de weg stond aan toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een geografische herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan (zie HvJEG 7 november 2000, NJ 2001, 358) . Nu ook hier de kenmerken van de door SE Zee-land verhandelde mosselen geen verband houden met de aangeduide herkomst, kan aan SE Zee-land de gevraagde verklaring voor recht worden onthouden. Ook de artikelen 28-30 van het EG verdrag staan daar niet aan in de weg. Voor zover van een maatregel van gelijke werking sprake zou zijn, geldt dat het gaat om een proportionele en doeltreffende maatregel ter bescherming van de consument tegen misleiding, die zonder onderscheid wordt toegepast op alle mosselen waarbij iedere relatie met Zeeland ontbreekt.De maatregel is dan ook gerechtvaardigd.

Dat de Nederlandse en Belgische warenautoriteiten bij hun bezoeken geen normoverschrijdingen hebben geconstateerd, betekent ook niet dat het gebruik van de benaming ‘Zeeuwse mosselen’ door SE Zee-land rechtmatig was. Het is immers aan de rechter om hierover te oordelen.

Miseliding & Zeeuwse kwaliteitseisen. 4.9.  (…) Dat het gemiddelde publiek eveneens misleid zou kunnen worden door het gebruik van de benaming ‘Zeeuwse mosselen’ op verpakkingen van mosselen die uitsluitend in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en verpakt, maar overigens geen band met Zeeland hebben, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het feit dat de mosselen in biologische zin geen Zeeuwse mosselen zijn geworden door het verwateringproces, betekent nog niet dat in dit geval ook sprake is van misleiding van het publiek. Het staat immers vast dat bij deze mosselen in elk geval een deel van het consumptiegereed maken in Zeeland heeft plaatsgevonden. Hieruit kan de consument afleiden dat de mosselen in Zeeland aan bepaalde kwaliteitseisen zijn getoetst. Het belang van een herkomstaanduiding is met name gelegen in de veronderstelling dat het product aan een bepaalde kwaliteitsnorm voldoet. Of de mosselen die SE Zee-land op de markt heeft gebracht wellicht (ten minste) aan de zelfde kwaliteitsnormen voldoen, is in dit verband niet relevant. Het gaat bij de vraag of mededelingen misleidend zijn in de zin van artikel 6:194 BW immers om de subjectieve beleving van het publiek. Er kan dus evenmin voor recht worden verklaard dat het Prins & Dingemanse c.s. niet vrijstaat hun mosselen onder die benaming op de markt te brengen.

De rechtbank geeft echter nog geen eindoordeel maar houdt de zaak aan. “Partijen hebben echter ter onderbouwing van hun stellingen uitsluitend verwezen naar Nederlands recht en zich niet over de consequenties van de toepasselijkheid van Belgisch recht uitgelaten. De vraag naar het toepasselijke recht is ook pas in een laat stadium van de procedure naar voren gebracht. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij nadere conclusie over de gevolgen van de toepasselijkheid van het Belgisch recht uit te laten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6379

The Sun Company Benelux tegen Sol de Mallorca

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juni 2008, HA ZA 06-3533.

Merkenrecht, handelsnaamrecht, auteursrecht huisstijl. Het 6e vonnis in dit zonnestudiofranchisegeschil.

“4.41. Sol de Mallorca c.s. (…) vorderen daarom in reconventie primair een verklaring voor recht dat zij binnen twee weken na de betekening van voormeld vonnis het gebruik van de handelsnaam, het merk en de huisstijl van Sun hebben gestaakt en gestaakt hebben gehouden.
(…) 4.44. Hierboven onder 4.8 heeft de rechtbank al overwogen dat de kwestie van de inbreuk in 2006 juist door Sol de Mallorca c.s. in reconventie aan de orde is gesteld. Sun kan zich daaraan niet onttrekken door te stellen dat zij dat debat gaarne in een andere door haar nog te initiëren procedure had gevoerd. Het dient dan ook voor rekening van Sun te komen dat zij geen of summier verweer heeft gevoerd in reconventie.
4.45. Zodanig verweer lag in het bijzonder op de weg van Sun nu de voorzieningenrechter al het voorlopig oordeel had gegeven dat de verbeurde dwangsommen hooguit zouden kunnen zien op een tweetal cadeaubonnen met het beeldmerk. In het licht van hetgeen hierboven met betrekking tot het beeldmerk is overwogen ligt het niet in de rede deze bonnen als inbreukmakend, dat wil zeggen inbreukmakend op enig recht van Sun, aan te merken.
4.46. Bij gebreke aan onderbouwd verweer zal dan ook de primair gevoerde verklaring
voor recht worden gegeven.”

Lees hier meer

IEF 6367

Nepspul invoeren

De Telegraaf bericht: "Toerist mag nepspul invoeren. Vakantiegangers die een beetje slim shoppen kunnen deze zomer zonder problemen een tas vol namaakmerkartikelen mee naar huis nemen. Zolang ze niet meer dan drie nephorloges, -shirts, -cd's, -dvd's, -elektronica of maximaal 250 milliliter nepparfum voor eigen gebruik meenemen, mogen ze het van de douane allemaal houden."

Lees hier meer.

IEF 6361

What about counterfeiting?

mccr.bmpSpeech Charlie McCreevy, Empowering consumers by promoting access to the 21st Century Market. eBay's Call for Action on access to on-line markets European Parliament (24 juni)

"What then about counterfeiting? I suppose it was to be expected that the burgeoning online market place was always going to attract fraudsters. Criminals who lure naïve consumers into buying counterfeit and pirated goods. Crooks who take advantage of the internet to cross normal borders through online channels, and who know they can get away with it. Well it's time that they stopped getting away with it. We've got to hit them where it hurts with fines, with penalties, and using all the legal tools at our disposal. This is clearly in the interests of all concerned - whether they are consumers, legitimate businesses or brand owners.

Indeed now, perhaps more than at any other time over the last couple of years, we all need to work to build confidence in our single market. Because a single market where criminals go unchecked will not promote people's confidence in the European Union.

At the recent hearing on counterfeiting and piracy that the Commission held jointly with the European Parliament, I suggested we should find a way forward in combating the use of the internet to increase counterfeiting and piracy. I would like to see industry take the lead in a drive to combat this phenomena.

Industry has the inherent knowledge to identify fake products and to unearth production and distribution networks. The brand owners and platforms should unite in the fight by developing ways and means, on the basis of voluntary agreements, for example.

I would like to see a stake holder forum which could develop a potential inter-industry agreement to lay down minimum common best practices and establish collaboration mechanisms between relevant stakeholders. The Commission stands ready to play a facilitator role in this work and will be inviting expressions of interest from all stakeholders.

I firmly believe that brand owners, online platforms and consumers have a common interest in jointly finding a common solution to the problems caused by the sale of counterfeit goods over the internet. We cannot underestimate the role that such voluntary agreements could play in the fight against counterfeiting and the promotion of online services. Let's face it. Unless solutions are found, then the pressure for legislation at EU level is inevitably going to build up. There is a window of opportunity to show that the industry is willing and capable of stepping up to the mark and finding solutions."

Lees hier de gehele speech.

IEF 6357

Witheet

Gerechtshof Amsterdam, 26 juni 2008, LJN: BD5538, Media Plus V.O.F. Connie Breukhoven-Witteman.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de voorzieningenrechter inzake de vorderingen van een bekende televisiepersoonlijkheid tegen ZIJonline bekrachtigd. Het op de website geplaatste artikel waarin de betrokkene van prostitutie wordt beticht is onrechtmatig .

 “4.7  Op grond van dit alles concludeert het hof dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat Media Plus cs onrechtmatig hebben gehandeld jegens Breukhoven en dat hij hun terecht heeft bevolen de publicatie van de website te verwijderen, een rectificatie te publiceren en Google en Yahoo opdracht te geven tot verwijdering van de publicatie uit hun zoekmachines. Naar het oordeel van het hof zijn de opgelegde dwangsom, het daarbij vastgestelde maximum alsmede de opgelegde duur van de plaatsing van de rectificatie passend. Daarbij heeft het hof alle omstandigheden, waaronder de aard, de ernst en de duur van in ieder geval drie uren van de inbreuk (drie uur volgens de memorie van grieven onder 33, zes uur volgens de pleitnota van Media Plus cs in eerste aanleg onder 20) en de snelle verspreiding van informatie op het internet in aanmerking genomen.

In het licht van al die omstandigheden acht het hof het ook voldoende aannemelijk dat Breukhoven in een bodemprocedure voor geleden schade wegens onrechtmatige daad – ongeacht een eventuele schending van het portretrecht [zie ook vonnis rb, LJN BA5286 ] – een bedrag van € 10.000,- toegewezen zal krijgen, zodat dit bedrag terecht in dit kort geding is toegewezen. Dat een zelfde bedrag tegen Witheet is toegewezen doet hieraan niet af. Dat betrof nu eenmaal een andere publicatie, die op eigen merites is beoordeeld in het geding voor zover dat tussen Breukhoven en Witheet werd gevoerd.”

Lees het arrest hier.

IEF 6353

Wel illegaal

Het Parool bericht: "Downloaden wel illegaal. Tot nu toe was downloaden op zich niet illegaal, een uitspraak van de rechter verandert de zaak. Foto GPD/Phil NijhuisAMSTERDAM - Het downloaden van films en muziek is wel degelijk illegaal. Mensen die zich hieraan schuldig maken, overtreden volgens een uitspraak van de Haagse rechter de wet. Tot nu was downloaden op zich niet illegaal. Internetters mochten voor eigen gebruik films en muziek via internet ophalen, ook al werd die illegaal aangeboden.”

(…) Volgens deskundigen betekent de uitspraak dat iedereen die een liedje of een film downloadt, daarvoor strafrechtelijk vervolgd kan worden. Met het vonnis in de hand kunnen de piratenjagers van Brein bovendien civiele zaken aanspannen tegen downloaders en hun internetaanbieders.”

Lees hier meer. (vonnis en commentaren vanaf hier).

IEF 6352

Voor de liefhebber

HvJ EG, 12 juni 2008, beschikking in de gevoegde zaken C-23/07 en C-24/07, Prejudiciele vragen in Confcooperative Friuli Venezia Giulia c.s. tegen Ministero delle Politiche agricole, alimentari e forestali.

Etikettering van wijn. Gebruik van namen van druivenrassen en synoniemen daarvan. Geografische aanduiding ‚Tokaj’ voor wijnen van oorsprong uit Hongarije. Mogelijkheid om naam van druivenras ‚Tocai friulano’ of ‚Tocai italico’ te gebruiken als toevoeging aan de geografische aanduiding van bepaalde wijnen van oorsprong uit Italië.

Heel kort gezegd: Is met Toetredingsakte een einde gekomen aan de gelding van de wijnovereenkomst EG-Hongarije op het punt van het verbod voor de betrokken Italiaanse producenten om het woord „Tocai” te gebruiken na afloop van de overgangsperiode op 31 maart 2007? Nee.

De naam ‚Tokaj’ verwijst naar een ‚in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijn’ (v.q.p.r.d.) van oorsprong uit een grensgebied tussen Hongarije en Slowakije, en maakt ook deel uit van de in Italië en in Frankrijk gebruikte namen ter aanduiding van het druivenras: ‚Tocai italico’, ‚Tocai friulano’ en ‚Tokay Pinot gris’. Krachtens de [wijnovereenkomst EG-Hongarije], waarvan de inhoud sedert 1 mei 2004 is opgenomen in het ‚acquis’, loopt het naast elkaar bestaan van deze drie aanduidingen van het druivenras en van de geografische aanduiding af op 31 maart 2007. Met ingang van 1 april 2007 worden de drie aanduidingen van het druivenras geschrapt uit bijlage II bij verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie en wordt de aanduiding ‚Tocai friulano’ vervangen door ‚Friulano’.”

De Toetredingsakte moet aldus worden uitgelegd dat krachtens artikel 2 van deze akte de bepalingen van verordening nr. 753/2002, voor zover het op grond daarvan verboden is om, na een overgangsperiode met einddatum 31 maart 2007, het woord „Tocai” te gebruiken voor de omschrijving en de aanbieding van bepaalde Italiaanse v.q.p.r.d., deel uitmaken van het acquis communautaire in de stand van 1 mei 2004, en, na de overneming ervan in verordening nr. 1429/2004, ook na deze datum zijn blijven gelden.

Lees de beschikking hier.

IEF 6346

Opgeheven

Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak, 25 juni 2008, LJN: BD5385, Appellant tegen het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer en het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement.

Aanduidingenrecht (om het zomaar te omschrijven). Partijnaam in kiesregister volgt vrijwel automatisch het lot van de inschrijving in het handelsregister. 

“2.3.1. Het betoog slaagt niet. De Kiesraad stelt zich terecht op het standpunt dat uit de gegevens uit het Handelsregister blijkt dat de vereniging 'Lijst Pim Fortuyn' is opgeheven en de politieke groepering daarmee opgehouden heeft te bestaan. Zoals de Afdeling ook heeft overwogen in haar uitspraak van 13 januari 2006 in zaak nr. 200510436/1, moet de Kiesraad op die gegevens af gaan. Of de opheffing van de vereniging al dan niet op rechtmatige wijze is geschied en of de wijziging van de gegevens uit het Handelsregister al dan niet rechtmatig is, staat niet ter beoordeling aan de Kiesraad en gaat derhalve ook het bereik van dit geding te buiten. Nu uit het Handelsregister blijkt dat de vereniging 'Lijst Pim Fortuyn' feitelijk is opgeheven, was de Kiesraad bevoegd de desbetreffende aanduidingen te schrappen uit de registers.”

Lees de uitspraak hier.