Overige  

IEF 5865

Misbruik gemaakt van de intellectuele prestaties van anderen

Gerechtshof Arnhem, 19 maart 2008, LJN: BC7231, Strafzaak.

Het samen met anderen op zeer grote schaal illegaal verveelvoudigen en in de handel brengen van muziekcd’s, zonder toestemming van de auteursrechthebbende(n): 15 maanden gevangenisstraf en een geldboete van € 20.000,-. 

“Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met anderen, op professionele wijze, heeft schuldig gemaakt aan het op zeer grote schaal illegaal verveelvoudigen en in de handel brengen van cd’s. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de intellectuele prestaties van anderen. Dit vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. “

“Reeds de omvang van de handel duidt op grootschalig financieel gewin als drijfveer, met totale veronachtzaming van de maatschappelijke gevolgen. Aan de rechthebbenden van de auteursrechten is gedurende een lange periode grote financiële schade toegebracht. Voorts heeft de handelwijze van verdachte geleid tot concurrentievervalsing.

Het hof heeft tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte twee maal eerder wegens feiten als de onderhavige door de rechter tot gevangenisstraf is veroordeeld. Hij heeft zich kennelijk aan die eerdere veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen niets gelegen laten liggen. Integendeel, verdachte is reeds zeer kort na zijn laatste detentie weer begonnen met de verveelvoudiging van en handel in illegale cd’s.

Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten zo ernstig en voor de direct betrokkenen zo nadelig zijn, dat verdachte dient te worden gestraft met een zwaardere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd."

Lees het arrest hier.

IEF 5862

Parallelle distributie

zind.gifRechtbank ’s-Gravenhage 19 maart 2008, KG ZA 08-174; Kort geding tussen Dr. Fisher Farma B.V. en Z-Index B.V.

Geneesmiddelenrecht. Fisher Farma richt zich op parallelle distributie van geneesmiddelen uit andere landen van de EU, zgn. eurospécialités. Het kort geding heeft betrekking op parallel distributie van geneesmiddelen waarvoor aan de producent/merkhouder een communautaire handelsvergunning is verleend o.g.v. Verordening (EG) nr. 726/2004. Naast distributie door de houder van de communautaire handelsvergunning, mogen deze geneesmiddelen op grond van het vrij verkeer van goederen gedistribueerd worden door parallel distributeurs, mits van de parallel distributie melding is gemaakt aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA). Nadat EMEA heeft getoetst of is voldaan aan vereisten voor parallel distributie, geeft zij aan de distributeur een zgn. PD Notice [Parallel Distribution Notice] af.

Fisher Farma is voor de verhandeling van eurospécialités afhankelijk van Z-Index.

Z-Index beheert en exploiteert de zgn. G-Standaard, een databank waarin alle in Nederland op de markt gebrachte geneesmiddelen zijn opgenomen. De G-Standaard wordt gebruikt ter ondersteuning van het voorschrijven, afleveren, bestellen, declareren en vergoeden van geneesmiddelen door de betrokken partijen in de zorgsector. De G-Standaard is de enige databank van geneesmiddelen in Nederland die door alle betrokken partijen in de zorgsector wordt gebruikt.

Het vonnis behandelt de vraag of Z-Index onrechtmatig handelt jegens Fisher Farma indien zij voor de opname van parallel gedistribueerde eurospécialités in de G-Standaard, niet alleen verlangt dat melding van parallel distributie aan EMEA is verricht, maar ook de voorafgaande afgifte van een Parallel Distribution Notice verlangt. Deze eis werd voorheen door Z-Index niet gesteld. Z-Index heeft evenwel – naar aanleiding van een draft Guidance van EMEA waarin afgifte van de PD Notice lijkt te worden beschouwd als post marketing vereiste voor parallel distributie - aan Fisher Farma het voornemen kenbaar gemaakt in het vervolg overlegging van een PD Notice te zullen verlangen, alvorens een eurospécialité in de G-Standaard wordt opgenomen.

Z-Index heeft in de procedure inhoudelijk uitdrukkelijk geen verweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in geval van parallel distributie van eurospécialité waarvoor een communautaire handelsvergunning is verleend op grond van Vo. 726/2005, voldoende dat de paralleldistributeur een melding van paralleldistributie aan het EMEA verricht. Uit Vo. 726/2005 kan niet worden afgeleid dat de daadwerkelijke afgifte van een PD Notice geldt als post marketing vereiste voor parallel distributie. Aan de andersluidende draft Guidance van het EMEA dient in dit opzicht geen waarde te worden toegekend - mede gelet op het feit dat tegen dit concept document bezwaar is gemaakt en het sindsdien al 2 jaar stil licht - , nog daargelaten of een dergelijk standpunt van EMEA in strijd zou zijn met het vrij verkeer van goederen. Indien Z-Index desondanks haar beleid in die zin wijzigt dat zij toch voorafgaande afgifte van de PD Notice verlangt voordat een geneesmiddel in de G-Standaard wordt opgenomen, is dat onrechtmatig te achten jegens Fisher Farma. De vorderingen van Fisher Farma worden derhalve toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5861

Parallel distributie

Rechtbank ’s-Gravenhage 19 maart 2008, KG ZA 08-174; Kort geding tussen Dr. Fisher Farma B.V. en Z-Index B.V. Geneesmiddelenrecht.

Fisher Farma richt zich op parallelle distributie van geneesmiddelen uit andere landen van de EU, zgn. eurospécialités. Het kort geding heeft betrekking op parallel distributie van geneesmiddelen waarvoor aan de producent/merkhouder een communautaire handelsvergunning is verleend o.g.v. Verordening (EG) nr. 726/2004. Naast distributie door de houder van de communautaire handelsvergunning, mogen deze geneesmiddelen op grond van het vrij verkeer van goederen gedistribueerd worden door parallel distributeurs, mits van de parallel distributie melding is gemaakt aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA). Nadat EMEA heeft getoetst of is voldaan aan vereisten voor parallel distributie, geeft zij aan de distributeur een zgn. PD Notice [Parallel Distribution Notice] af.

Fisher Farma is voor de verhandeling van eurospécialités afhankelijk van Z-Index.

Z-Index beheert en exploiteert de zgn. G-Standaard, een databank waarin alle in Nederland op de markt gebrachte geneesmiddelen zijn opgenomen. De G-Standaard wordt gebruikt ter ondersteuning van het voorschrijven, afleveren, bestellen, declareren en vergoeden van geneesmiddelen door de betrokken partijen in de zorgsector. De G-Standaard is de enige databank van geneesmiddelen in Nederland die door alle betrokken partijen in de zorgsector wordt gebruikt.

Het vonnis behandelt de vraag of Z-Index onrechtmatig handelt jegens Fisher Farma indien zij voor de opname van parallel gedistribueerde eurospécialités in de G-Standaard, niet alleen verlangt dat melding van parallel distributie aan EMEA is verricht, maar ook de voorafgaande afgifte van een Parallel Distribution Notice verlangt. Deze eis werd voorheen door Z-Index niet gesteld. Z-Index heeft evenwel – naar aanleiding van een draft Guidance van EMEA waarin afgifte van de PD Notice lijkt te worden beschouwd als post marketing vereiste voor parallel distributie - aan Fisher Farma het voornemen kenbaar gemaakt in het vervolg overlegging van een PD Notice te zullen verlangen, alvorens een eurospécialité in de G-Standaard wordt opgenomen.

Z-Index heeft in de procedure inhoudelijk uitdrukkelijk geen verweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in geval van parallel distributie van eurospécialité waarvoor een communautaire handelsvergunning is verleend op grond van Vo. 726/2005, voldoende dat de paralleldistributeur een melding van paralleldistributie aan het EMEA verricht. Uit Vo. 726/2005 kan niet worden afgeleid dat de daadwerkelijke afgifte van een PD Notice geldt als post marketing vereiste voor parallel distributie. Aan de andersluidende draft Guidance van het EMEA dient in dit opzicht geen waarde te worden toegekend - mede gelet op het feit dat tegen dit concept document bezwaar is gemaakt en het sindsdien al 2 jaar stil licht - , nog daargelaten of een dergelijk standpunt van EMEA in strijd zou zijn met het vrij verkeer van goederen. Indien Z-Index desondanks haar beleid in die zin wijzigt dat zij toch voorafgaande afgifte van de PD Notice verlangt voordat een geneesmiddel in de G-Standaard wordt opgenomen, is dat onrechtmatig te achten jegens Fisher Farma. De vorderingen van Fisher Farma worden derhalve toegewezen.

 

Lees het vonnis hier.

IEF 5860

Te Koop

bbiec.gifAernoud Bourdrez (Use-IP) wijst op een koopje: The domain name https://www.bbie.com/ is for sale. Prices in the region of US$ 4650. “Get On The Web Limited registered for its own websites, portals and client projects a number of generic domain names (including this one) some years ago, which are now no longer required. We are considering selling this domain name alone, or the domain name plus partially-developed website. If you are interested in this domain name please complete this offer form.”

IEF 5850

Valse geschriften

Voor IE-ers wellicht aardige passage in twee strafvonnissen van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 maart over het valselijk opmaken van diploma’s: 

“Vervalsen of valselijk opmaken? De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het vervalsen van onderwijsdiploma’s en andere getuigschriften. De rechtbank merkt op dat vervalsen een bestaand geschrift met bewijsbestemming vereist, welk geschrift vervolgens zodanig wordt veranderd dat het daarna vals is. Valselijk opmaken daarentegen is het opstellen van een nieuw, vals geschrift of het vervolmaken van een geschrift dat nog niet af was. De rechtbank constateert dat verdachte nieuwe, valse geschriften heeft opgesteld. Het gegeven dat hij dit – grotendeels – deed naar het voorbeeld van reeds bestaande echte diploma’s en getuigschriften, neemt niet weg dat hij steeds nieuwe, voorheen nog niet bestaande, documenten vervaardigde. De rechtbank is om die reden, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat verdachte geschriften valselijk heeft opgemaakt, zoals hierna bewezenverklaard.”

Lees de vonnissen hier en hier

IEF 5803

Van imitatie van die aanduiding of van suggestief gebruik

schneider.gifHvJ EG, 13 maart 2008, zaak C-285/06, prejudiciële vragen in de Duitse procedure Heinrich Stefan Schneider tegen Land Rheinland-Pfalz.

Vragen over het gebruik van de aanduidingen „Réserve”, „Grande Réserve”, „Reserve” en „Privat-Reserve” bij het in de handel brengen van wijn. Omschrijving, aanduiding, aanbiedingsvorm en bescherming van bepaalde wijnbouwproducten. Bescherming van traditionele aanduidingen.Vertaling in andere taal. Gebruik voor wijnen afkomstig uit andere producerende lidstaat.

Bij een controle is komen vast te staan dat Schneider acht soorten wijn produceerde waarvan de etiketten de naam van zijn wijngoed vermeldden alsook de aanduidingen „Grande Réserve” voor twee wijnen in de hoogste prijsklasse, „Réserve” voor vier wijnen in de middenprijsklasse en „Terroir” of „Terroir Palatinat” voor twee wijnen in de laagste prijsklasse. Bij beschikking heeft de Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion Trier Schneider verboden de betrokken wijn in de handel te brengen met de Franse aanduidingen „réserve” en „grande réserve”.  Het bezwaar van Schneider, waarin deze zich bereid verklaarde om in plaats van voornoemde aanduidingen, de Duitse aanduidingen „Reserve” of „Privat-Reserve” te gebruiken, is eveneens verworpen. 

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

“1- Artikel 47, lid 2, sub c, van verordening (EG) nr. 1493/1999, houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (…) moet aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een aanduiding betreffende een productie-, bereidings-, rijpingsmethode of de kwaliteit van een wijn uit hoofde van die bepalingen slechts kan worden toegestaan indien deze aanduiding bij de personen waarvoor zij bestemd is, geen aanleiding kan geven tot verwarring tussen deze aanduiding en de aanvullende traditionele aanduidingen als bedoeld in genoemde bijlage (…) Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de in het hoofdgeding aan  de orde zijnde aanduidingen aanleiding tot verwarring kunnen geven.

2- Artikel 24, lid 2, sub a, van verordening nr. 753/2002 (…) moet aldus worden uitgelegd dat ingeval een traditionele aanduiding is vertaald in een andere taal dan die waarin die aanduiding in bijlage III bij deze verordening is vermeld, van imitatie van die aanduiding of van suggestief gebruik in de zin van die bepaling sprake kan zijn, wanneer deze vertaling aanleiding kan geven tot verwarring of tot misleiding van de personen voor wie zij bestemd is. Het staat aan de verwijzende rechter om te onderzoeken of dit het geval is in het bij hem aanhangige geding.

3- Artikel 24, lid 2, van verordening nr. 753/2002 (…) moet aldus worden uitgelegd dat een in bijlage III van die verordening opgenomen traditionele aanduiding bescherming geniet zowel voor wijnen van dezelfde wijnsoort of dezelfde wijnsoorten die afkomstig zijn uit dezelfde producerende lidstaat als die van die traditionele aanduiding, als voor wijnen van dezelfde wijnsoort of dezelfde wijnsoorten die afkomstig zijn uit de overige producerende lidstaten.

Lees het arrest hier.

IEF 5791

Accupoolklemmen

Rechtbank ’s-Gravenhage 16 januari 2008, HA ZA 07-81. Amadeo Marti Carbonell tegen Automotoren Centrum Van Veldhuisen B.V. en AMC Engine Parts B.V. en Johannes van Veldhuisen.

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkinbreuk, handelsnaaminbreuk en inbreukmakend gebruik domeinnamen.

Eiser, Carbonell, fabriceert metalen ringetjes en accupoolklemmen voor de autoindustrie, alsook cilinderkoppen voor auto’s en is houder van o.m. het Gemeenschapswoordmerk AMC. Gedaagde, Van Veldhuisen, is in 1988 een eenmanszaak begonnen onder de naam Automotorencentrum Van Veldhuisen. Deze onderneming is opgegaan in twee besloten vennootschappen: Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen BV en AMC Engine Parts BV.

AMC Engine Parts BV is houdster van de domeinnaam amc-engineparts.nl. AMC-Motorenrevisie is houdster van de domeinnaam amc-revisie.nl. Bij vonnis van 21 juni 2006 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen BV en AMC Engineparts BV bevolen iedere inbreuk op het gemeenschapsmerk van Carbonell te staken en gestaakt te houden, meer specifiek elk gebruik van de domeinnaam amc-engineparts.nl. 

De rechtbank oordeelt dat voor de bescherming van de handelsnaam “niet nodig is dat de naam AMC bij iedereen hier te lande bekend is, maar onvoldoende is daarvoor dat die naam hier te lande bij enkele personen bekend is”. Er is door eiser “onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de handelsnaam AMC in Nederland een dusdanige bekendheid geniet, dat daarvoor verwarring te duchten is”.

Tenslotte wordt geoordeeld dat gedaagde “geen beroep op een ouder handelsnaamrecht toekomt. Ook indien een jongere handelsnaam merkinbreuk oplevert, kan het gebruik van de handelsnaam echter niet worden verboden, indien dit volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel gebeurt. Bij de beoordeling van de inachtneming van het vereiste van eerlijk gebruik moet rekening worden gehouden met de mate waarin het gebruik van de handelsnaam van de derde door het betrokken publiek of althans een aanzienlijk deel daarvan zou worden begrepen als aanwijzing voor het bestaan van een verband tussen de waren van de derde en de houder van het merk of een persoon die toestemming heeft voor het gebruik van het merk, alsook met de mate waarin de derde zich daarvan bewust had moeten zijn. Voorts moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het een merk betreft dat daar waar het is ingeschreven en waar bescherming wordt gevraagd, een zekere bekendheid geniet, waaruit de derde voordeel zou kunnen behalen om zijn waren in de handel te brengen.

Conclusie is dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, voor zover deze erop zien Van Veldhuisen c.s. te bevelen het gebruik te staken en gestaakt te houden van handelsnamen welke bestaan uit de afkorting AMC, dan wel de afkorting AMC bevatten (waaronder tevens de genoemde domeinnamen zijn te verstaan), alsmede het gebruik te staken en gestaakt te houden van het dienstmerk AMC, dan wel te verbieden enige naam waarvan de afkorting AMC deel uitmaakt te gaan voeren.

Lees hier het vonnis.

IEF 5754

Geurig, aangenaam en mild tot pittig

gouda.gifBekendmaking van een registratie-aanvraag in de zin van artikel 6, lid 2 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen.

Beschrijving: „Gouda Holland” is een volvette (48+), natuurgerijpte kaas van het halfharde type. De kaas wordt in Nederland geproduceerd uit van Nederlandse melkveehouders afkomstige koemelk en gerijpt tot een consumentgereed product in Nederlandse rijpingskamers.  De vorm van de kaas is platcilindrisch dan wel blok- of broodvorm met een gewicht van 2,5 tot 20 kg. Onder een platcilindrische vorm wordt verstaan een vorm waarvan de bolle zijkant vloeiend overgaat in de vlakke boven- en onderkant en waarvan de hoogte eenvierde tot eenderde van de middellijn bedraagt. (…) Smaak: geurig, aangenaam en mild tot pittig, afhankelijk van de leeftijd. Komijn mag worden toegevoegd.

Na het doorsnijden van de kaas is ogenvorming zichtbaar, al dan niet gelijkmatig verdeeld. Het zuivel is ivoorkleurig tot geel. (…) Consistentie: het zuivel is iets zacht tot smedig op 4-weekse leeftijd. Naarmate de kaas verder is gerijpt neemt de stevigheid toe en wordt de structuur korter. De kaas is goed snijdbaar.

Lees de bekendmaking hier. Deze bekendmaking geeft het recht bezwaar tegen de aanvraag aan te tekenen.

IEF 5746

Arrestatie, deportatie, crematie…

Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2007, LJN: BC 3113, Staat der Nederlanden tegen W, X, Y en Z.

Wel gemeld, nog niet samengevat. W. c.s. vorderen een verbod aan de Staat om spandoeken te verwijderen van de voorgevel van een pand en om posters te verwijderen van de ramen van dat pand met de tekst “Reisbureau Rita, arrestatie deportatie crematie adequaat tot het bittere eind”. In de gegeven omstandigheden is er geen ruimte voor een inbeslagname van de poster op voet van artikel 96 Sv met toetsing aan artikel 10 EVRM.

“4.6. De tegen de laatstbedoelde overweging gerichte grief van de Staat faalt reeds omdat naar het voorlopig oordeel van het hof het Openbaar Ministerie in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet tot de onderhavige inbeslagname had mogen komen.

Het hof wijst in dit verband op hetgeen in het vonnis waarvan beroep in rechtsoverweging 10 onbestreden is overwogen met betrekking tot de boodschap van de poster en de omstandigheden waaronder de uiting is geopenbaard en sluit zich voorts aan bij hetgeen door de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 11, onder verwijzing naar jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, is overwogen met betrekking tot de ruimere grenzen van toelaatbare kritiek in het kader van een maatschappelijk/politiek debat zoals zich dat naar aanleiding van de Schipholbrand in Nederland heeft voltrokken en alsmede de algemeen aanvaarde rechtsopvatting dat een politiek verantwoordelijk persoon als een minister zich meer moet laten welgevallen dan een gewone burger.

Ook het gerechtshof te Arnhem, dat heeft geoordeeld over de strafbaarheid van het ophangen van deze (c.q. een identieke) poster overweegt in zijn arrest 28 december 2006 dat er onder vigeur van artikel 10 EVRM weinig ruimte bestaat voor beperkingen van politieke meningsuiting of van discussie over onderwerpen van algemeen belang, dat ten aanzien van politici niet snel zal kunnen worden aangenomen dat een beperking op het recht van vrije meningsuiting is toegestaan en komt bij toepassing in het aan dat hof voorgelegde geval tot de slotsom dat niet gebleken is van een “pressing social need” voor het verbieden van de onderhavige poster, dat derhalve het bepaalde in artikel 261 Sr buiten toepassing moet worden gelaten en heeft de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging ontslagen.

4.7. Dat er in de gegeven omstandigheden niettemin ruimte was voor een inbeslagname van de poster op de voet van artikel 96 Sv ziet het hof niet: ook voor het Openbaar Ministerie moet voldoende duidelijk zijn geweest dat het vertonen van de poster bijdroeg aan een actueel publiek debat waarvan de heftigheid door de in dat debat aan de orde gestelde gebeurtenissen alleszins gerechtvaardigd werd en dat in het licht daarvan een strafvervolging van de betrokken verdachte wegens het (eventuele) smadelijke karakter van de uiting jegens de verantwoordelijke minister de toets van artikel 10 lid 2 EVRM niet zou kunnen doorstaan.”

Lees het arrest hier.

IEF 5742

Voldoende belang

wgl.gifVzr.  Rechtbank Haarlem, 25 januari 2008, LJN: BC3298, Eiser tegen Gedaagde (winegallery.nl).

Wel gemeld, maar nog niet samengevat. Merkhouder komt met succes op tegen het gebruik van de domeinnaam winegallery.nl. Echter, gedaagde hoeft de domeinnaam niet aan de merkhouder over te dragen. “ Gedaagde zou de domeinnaam wel aan eiser kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiser gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam.”

Eiser is rechthebbende op het woord- en beeldmerk Wine Gallery en heeft in het kader van een doorstart de handelsnamen Wine Gallery en Wine Gallerij van de curator van de gefailleerde onderneming DBL verworven. Gedaagde meent dat de domeinnaam aan haar toekomt. Volgens gedaagde waren op de datum van het faillissement de facturen door DBL niet betaald, waardoor op grond van de algemene voorwaarden de rechten zouden terugvallen aan gedaagde. Bovendien stelt gedaagde dat zij de domeinnaam al aan een derde heeft verkocht.

De voorzieningenrechter overweegt dat het voeren van een website onder een domeinnaam die identiek is aan het merk, is aan te merken als gebruik van het merk. Dat ongerechtvaardigd voordeel getrokken kan worden uit het merk WINE GALLERY, blijkt volgens de voorzieningenrechter uit het volgende e-mailbericht: “Als mensen mij bellen om wijn te bestellen, wat uiteraard ook gebeurd, dan verwijs ik ze uiteraard naar mijn schoonvader. De rechter leidt hieruit af dat de kans aanwezig is dat (potentiële) klanten bij het zoeken op internet terechtkomen bij de website van gedaagde.

In dit kort geding is alleen niet komen vast te staan dat de domeinnaam door gedaagde aan een derde is overgedragen en aan wie van de partijen de domeinnaam toekomt. De algemene voorwaarden acht de KG rechter niet van toepassing.

In het geding is volgens de voorzieningenrechter niet (voldoende) komen vast te staan dat de facturen aan het gefailleerde DBL zijn verzonden, ontvangen en onbetaald gelaten. Daarbij speelt onder meer een rol dat volgens opgave van de curator van DBL gedaagde zich niet met een vordering in het faillissement heeft gemeld.

Opmerkelijk is wellicht dat het belang dat gedaagde de domeinnaam aan eiser kan verkopen de voorzieningenrechter ervan weerhoudt om de vordering tot overdracht toe te wijzen.
“4.13 (…) Hoewel gedaagde, gezien genoemd merkenrecht van eiser, de domeinnaam niet zal kunnen gebruiken - dat zal alleen eiser kunnen -, zou gedaagde de domeinnaam wel aan eiser kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiser gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake is van domeinnaamkaping, welke handelwijze tot een ander oordeel kan leiden. De vordering, zoals vermeld onder 3.1 onder B., zal dan ook worden afgewezen.”
De voorzieningenrechter wijst de merkinbreuk toe en de overdracht van de domeinnaam af met compensatie van de proceskosten.

Lees het vonnis hier.