Overige  

IEF 2735

Mogelijkheden om in te grijpen

hbl.bmpIn aansluiting op deze berichte, meldt o.a. nu.nl dat er voorlopig toch geen heffing op mp3-spelers komt. “Als de voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT) wel al snel met zo'n heffing zou willen komen, zal het kabinet ingrijpen. "Ik heb me inmiddels georiënteerd op mogelijkheden om in te grijpen", zei minister Ernst Hirsch Ballin (Justitie) dinsdag in de Tweede Kamer.

 

(…) Hirsch Ballin wees erop dat de onderhandelingen met de branche nog gaande zijn en er helemaal nog geen besluit is genomen. Met zijn aanpak te wachten op een standpunt van de Europese commissie sluit hij overigens aan bij die van zijn onlangs afgetreden voorganger Piet Hein Donner.”

Lees hier meer.

IEF 2838

Stüssy

(bewijslast)

HvJ EG 8 april 2003, zaak C-244/00, Van Doren + Q/Lifestyle; Stüssy
Artikel 7 lid 1 Merkenrichtlijn

De parallelimporteur moet bewijzen dat sprake is van parallelimport van binnen de EU. Als er een reëel gevaar bestaat dat markten worden afgeschermd kan de bewijslast echter bij de merkhouder komen te liggen.

Lifestyle parallelimporteert in Duitsland kleding van het merk Stüssy. Van Doren is exclusief importeur en maakt bezwaar.

BIE 2004/11
IER 2003/49
AA 2004, p. 185, m.nt. ChG
NTER 2003/9, m.nt. HMHS

‘Een bewijsregel krachtens welke de uitputting van het merkrecht voor de door de merkhouder gedagvaarde derde een verweermiddel vormt, zodat de voorwaarden voor deze uitputting in principe moeten worden bewezen door de derde die zich erop beroept, is in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, met name de artikelen 5 en 7 [Merkenrichtlijn].

De vereisten van de onder andere in de artikelen 28 EG en 30 EG verankerde bescherming van het vrije verkeer van goederen kunnen echter tot een wijziging van deze bewijsregel nopen. Wanneer de derde erin slaagt aan te tonen dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd wanneer hij dit zelf moet bewijzen, met name wanneer de merkhouder zijn waren binnen de Europese Economische Ruimte in de handel brengt door middel van een exclusief distributiesysteem, moet de merkhouder aantonen dat de waren aanvankelijk door hemzelf of met zijn toestemming buiten de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht. Indien dat bewijs wordt geleverd, is het dan aan de derde om aan te tonen dat de merkhouder met het daarna in de handel brengen binnen de Europese Economische Ruimte heeft ingestemd.’ (Dictum).

IEF 2837

Class International

(achter de douane)

HvJ EG 18 oktober 2005, zaak C-405/03, Class/ SmithKline Beecham e.a.
Artikel 5 lid 1 en 3 sub c Merkenrichtlijn
Artikel 9 lid 1 en 2 sub c Merkenverordening

Zolang parallelgeïmporteerde goederen zich achter de douane bevinden en een eindbestemming binnen de Gemeenschap niet vaststaat, is er geen sprake van merkinbreuk

Class International bracht een container met tandpasta van het merk Aquafresh uit Zuid-Afrika in Rotterdam de Gemeenschap binnen. Merkhouder Beecham legde ‘achter de douane’ beslag.

De merkhouder kan zich niet verzetten tegen ‘de enkele binnenkomst in de Gemeenschap – onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot – van oorspronkelijke merkgoederen die nog niet door deze houder of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht. De merkhouder mag voor de plaatsing van de betrokken goederen onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douaneentrepot niet verlangen dat op het moment waarop de goederen de Gemeenschap binnenkomen reeds een eindbestemming in een derde land is vastgelegd, in voorkomend geval krachtens een koopovereenkomst.

De begrippen ‘aanbieden’ en ‘in de handel brengen’ van goederen […] kunnen mede omvatten het te koop aanbieden respectievelijk verkopen van oorspronkelijke merkgoederen die de douanestatus van niet-communautaire goederen hebben, wanneer de goederen te koop worden aangeboden en/of verkocht, terwijl de goederen zijn geplaatst onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot. De merkhouder kan zich ertegen verzetten dat dergelijke goederen te koop worden aangeboden of worden verkocht, wanneer dit noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in de Gemeenschap in de handel worden gebracht.

In een situatie zoals die in het hoofdgeding aan de orde is, rust de bewijslast ter zake van de omstandigheden waaronder het verbodsrecht […] kan worden uitgeoefend, op de merkhouder, die dient te bewijzen ofwel dat van zijn merk voorziene nietcommunautaire goederen in het vrije verkeer zijn gebracht ofwel dat deze goederen te koop worden aangeboden of worden verkocht en daardoor noodzakelijkerwijs in de Gemeenschap in de handel worden gebracht.’ (Dictum).

Op grond van de Piraterijverordening is beslag achter de douane op namaakgoederen wél mogelijk, ook bij doorvoer naar buiten de Gemeenschap.

Zie ook: HvJ EG 6 april 2000, zaak C-383/98, Polo/Dwidua (niet opgenomen).

IEF 2722

Heffingsberichten (3)

stdt.bmpPersbericht  Stichting de Thuiskopie, in aansluiting op de brandbrief van de bracheorganisaties (eerder bericht hier) m.b.t. de voorgestelde nieuwe heffingen: 

Rechthebbenden steunen invoering Thuiskopievergoeding op MP3-spelers en DVD recorders. Branche organisaties van consumentenelektronica hebben een brief aan de minister van Justitie gestuurd om een rechtenvergoeding voor het privé kopiëren op MP-3 spelers en DVD recorders tegen te houden. Stichting de Thuiskopie maakt bezwaar tegen de eenzijdige argumentatie van deze organisaties en zal de minister uitvoerig informeren over haar standpunten.

In Stichting de Thuiskopie zijn auteurs, producenten, acteurs en musici vertegenwoordigd. Deze organisatie is door de minister van Justitie belast met de incasso van vergoedingen voor het privé kopiëren van muziek, tekst en beeld en audiovisuele werken zoals films en televisiedrama. Volgens de Nederlandse wetgeving hebben rechthebbenden recht op een financiële compensatie voor het privé kopiëren van genoemde werken. Er wordt dan een kleine vergoeding berekend op voorwerpen die bestemd zijn om beeld en of geluid vast te leggen. Sinds vele jaren wordt daarom al een vergoeding betaald op blanco bandjes, CD’s en DVD’s. Ook MP-3 spelers en DVD recorders vallen onder die wettelijke regeling. Introductie van een vergoeding op die voorwerpen is dan ook hard nodig om rechthebbenden te compenseren voor het privé kopiëren. Over deze regeling zijn partijen al bijna twee jaar in onderhandeling onder leiding van de voorzitter van de onderhandelingstichting, prof. H. Vonhoff. In die onderhandelingen zijn vele argumenten gewisseld en uitgesproken.

Volgens André Beemsterboer, directeur van Stichting de Thuiskopie, is het nu tijd dat rechthebbenden de financiële compensatie krijgen waarop zij nu al lange tijd wachten. “Door de branche organisaties worden juichende berichten gepubliceerd over de enorme hoeveelheden consumentenelektronica die worden verkocht. Dat is natuurlijk goed nieuws voor die industrie en wij gunnen ze dat van harte. Het is echter wel zaak dat nu, geheel volgens de bestaande regelgeving, rechthebbenden vanaf 1 januari 2007 worden gecompenseerd voor de grote hoeveelheden beschermde werken die consumenten voor hun privé gebruik kopiëren op die voorwerpen.” aldus Beemsterboer.

Door de branche organisaties wordt gesteld dat Nederland op ontwikkelingen in Europa moet wachten voordat de Nederlandse regeling kan worden uitgebreid. André Beemsterboer vindt dat volkomen onterecht:” Van de 25 lidstaten hebben 20 landen een wettelijke regeling voor het thuiskopiëren. Daarvan kennen 12 landen ook een vergoeding op DVD recorders en 14 ook op MP3-spelers. In die landen is die financiële compensatie voor rechthebbenden dus al lang van toepassing.”

In een kort onderzoek naar de mening van consumenten dat in opdracht van Thuiskopie door bureau Veldkamp is uitgevoerd, blijkt dat 91% van de ondervraagden de principes van het auteursrecht kent en ondersteunt. Daarvan steunt 77% het systeem van financiële compensatie voor rechthebbenden middels een thuiskopievergoeding.

Kortom:
1. de onderhandelingen onder leiding van prof. H. Vonhoff zijn zeer zorgvuldig gevoerd en moeten nu tot een afronding komen
2. introductie van een vergoeding op MP-3 spelers en DVD recorders past geheel in de Nederlandse regelgeving
3. in een zeer groot aantal landen binnen de EU is een dergelijke vergoeding al lang van kracht
4. consumenten steunen de principes van het auteursrecht en de financiële compensaties middels Thuiskopievergoedingen”

Stichting de Thuiskopie

IEF 2721

Heffingsberichten (2)

Volledige brandbrief brancheorganisaties, in aansluiting op dit eerdere bericht over het protest van de brance tegen de door de SONT aangekondige nieuwe heffingen. Enkele citaten:

“In deze door de minister aangewezen stichting dreigt de op voorhand omstreden beslissing al op korte termijn genomen te worden. Dit terwijl de minister recentelijk aan de SONT heeft aangegeven dat, vóór ze hier überhaupt een beslissing over mag nemen, moet zijn voldaan aan bepaalde voorwaarden.

Het ministerie voelt voor Europese harmonisatie, en een van de voorwaarden die het nadrukkelijk aan de SONT stelt, is dat ze met de introductie van nieuwe vergoedingen op blanco dragers of apparatuur wacht op de op handen zijnde Europese aanbeveling. Die wordt later dit najaar van de Europese Commissie verwacht. In andere landen vertonen de thuiskopieregelingen onderling grote verschillen, of ontbreken helemaal. Dat leidt tot een onduidelijke en onrechtvaardige situatie.

Een andere voorwaarde die de minister aan de SONT stelt, is dat de stichting eerst grondig kijkt naar de criteria die ze hanteert bij het toepassen van de thuiskopievergoeding. Daarbij valt onder meer te denken aan de beschikbaarheid van technologische beveiligingsvoorzieningen: deze zouden de huidige thuiskopieregeling –die dateert uit de analoge jaren negentig- zelfs volledig overbodig kunnen maken.

Daarnaast heeft de minister van Justitie eerder in de Tweede Kamer al aangegeven dat pas over een mogelijke uitbreiding van de regeling kan worden gesproken “als de problemen bij Stichting de Thuiskopie definitief tot het verleden behoren”. Hiermee reageerde de minister op Kamervragen over de nog steeds ondoorzichtige financiële huishouding van deze stichting, die de genoemde consumentenopslag – vorig jaar in totaal circa €30 miljoen- moet verdelen onder auteursrechthebbenden.”

Lees hier meer. Het compromisvoorstel van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT) is (nog) niet gepubliceerd.

IEF 2715

Heffingsberichten

“Tot 25 euro kopieerheffing op mp3-speler. Producenten en importeurs van mp3-spelers krijgen mogelijk al snel te maken met een kopieerheffing die afhankelijk van de opslagcapaciteit varieert van 80 eurocent tot 25 euro. Dat blijkt uit een compromisvoorstel van voorzitter H. Vonhoff van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT).”

Lees hier meer (nu.nl).

“De heffing voor consumenten op mp3-spelers en harddiskrecorders in Nederland wordt mogelijk al per 1 januari 2007 een feit. Dat blijkt uit een brandbrief van drie verontruste branche-organisaties aan de Minister van Justitie Hirsch Ballin. De branche-organisaties STOBI, FIAR en ICT-Office wil dat de minister ingrijpt bij de SONT, de Stichting Onderhandelingen Thuiskopieregeling.

Volgens de organisaties zou de minister recentelijk aan de SONT hebben aangegeven dat, voor er überhaupt een beslissing over de heffing genomen wordt, moet zijn voldaan aan bepaalde voorwaarden. Zo zou er eerst meer duidelijkheid moeten komen over het Europese standpunt over een kopieerheffing.”

Lees hier meer (nu.nl).

IEF 2709

Hoeveelheid geschillen

Solv Advocaten opent een speciale website over .eu domeinnaamzaken: www.eutaskforce.eu. Aanleiding van het initiatief is de onverwacht grote hoeveelheid geschillen over de registratie van .eu domeinnamen. 

Lees hier meer.

IEF 2674

Per ongeluk

gmsx.bmpSprout bericht : “Nederlandse bordeelsite Goldmansex legt het af tegen het machtige GoldmanSachs. De website moet haar domeinnaam afstaan en gaat verder onder City Of Love.” “Op 6 september besloot de rechter dat het gebruik van de domeinnaam onrechtmatig is.

Oprichter Paul AM Veen: "We waren ervan overtuigd dat de rechter geen spaan heel zou laten van de aanklacht en de claim zou afwijzen." (…) "Kan mij niet voorstellen dat iemand per ongeluk Goldmansex intypt als hij opzoek is naar de site van Goldman Sachs. Tevens is Goldmansex een geregistreerd merkrecht. Volgens de regelgeving is hiermee ‘recht in de domeinnaam’ bewezen en zou de aanklacht afgewezen moeten worden. Elke grote onderneming kan nu elke domeinnaam claimen die op hun merknaam lijkt. Onafhankelijk van het type dienstverlening van de gedaagde partij. Het merkenrecht doet niet meer ter zake."

Lees hier meer. Wie de uitspraak heeft mag hem mailen, eerder bericht hier).

IEF 2814

Chiemsee

(geografische benaming, inburgering)

KMVS-IE NL06_Page_07_Image_0002.pngHvJ EG 4 mei 1999, zaken C-108/97 en C-109/97, Windsurfing Chiemsee/Huber; Chiemsee
Artikel 3 lid 1, sub c en lid 3 Merkenrichtlijn

Een geografische benaming kan geen merk zijn als deze in de toekomst als herkomstaanduiding kan worden gebruikt. Inburgering is mogelijk.

 

Windsurfing Chiemsee maakte op basis van zijn woordmerk Chiemsee (zie afbeelding) voor kleding bezwaar tegen het gebruik van de naam Chiemsee op kleding door Huber en Attenberger
in de omgeving van de Chiemsee, het grootste meer in Beieren.

NJ 2000/269, m.nt. DWFV
IER 1999/30, m.nt ChG
NTER 1999/7-8, m.nt. HMHS

De inschrijving van een geografische benaming als merk is ook verboden als de geografische benaming in de toekomst door de betrokken ondernemingen als aanduiding van de
plaats van herkomst van de betrokken categorie van waren kan worden gebruikt.


Een geografische benaming kan als merk worden ingeschreven, ‘indien zij na het gebruik dat ervan is gemaakt, geschikt is geworden om de waar waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus om deze waar van die van andere ondernemingen te onderscheiden. In een dergelijk geval heeft de geografische benaming namelijk een nieuwe betekenis gekregen, die niet meer enkel beschrijvend is, hetgeen haar inschrijving
als merk rechtvaardigt.’ (Ov. 47).


‘Bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen van het merk waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, kan ook rekening worden gehouden met het marktaandeel van het merk, de intensiteit, de geografische spreiding en de duur van het gebruik van dit merk, de hoogte van de reclamekosten van de onderneming voor het merk, het percentage van de betrokken
kringen dat de waar op basis van het merk als afkomstig van een bepaalde onderneming identificeert, alsmede de verklaringen van de kamers van koophandel en industrie of
van andere beroepsverenigingen.’ (Ov. 51).

IEF 2664

Selectief

prfromeins.bmpHoge Raad, 22 september 2006 , arrest en conclusie AG Huydecoper, LJN: AX3069. Kruidvat Retail B.V. tegen Lancôme Parfums Et Beauté Et Cie, Jean Cacharel S.A., L'oreal S.A., Les Parfums Cacharel Et Cie, Parfums Paloma Picasso Et Cie en L'oreal Luxe Producten Nederland B.V.

Lancôme e.c. laten de van hen afkomstige parfumerie-artikelen in de handel brengen door middel van hun gesloten, zelfstandige en onderling verschillende verkooporganisaties (selectieve distributie), die zich uitstrekken over de gehele Europese Unie (en ook daarbuiten). In het kader van dit distributiesysteem stellen Lancôme c.s. kwalitatieve eisen aan de door hen erkende wederverkopers, die de betreffende merkartikelen krachtens de met hen gesloten depositairecontrcaten slechts mogen doorverkopen binnen de keten van wederverkopers en aan eindverbruikers voor hun persoonlijke behoeften.

Geen van de verkooppunten van Kruidvat behoort tot de officiële wederverkopers van Lancome c.s.. Kruidvat heeft van eind 1993  tot eind 1996 producten van Lancôme c.s. verhandeld die buiten de EER in het verkeer waren gebracht. Van de door Kruidvat verkochte producten waren alle zichtbare codes, waaronder in het bijzonder de streepjescodes op de verpakking, verwijderd ("decoderen"). Hierbij wordt van de oorspronkelijke verpakking de originele streepjescode verwijderd, waarna een fantasie streepjescode wordt aangebracht of een lange witte rechthoek met een ietwat ruw oppervlak resteert, ofwel de streepjescode wordt uitgesneden en op de plaats van de streepjescode wordt vervolgens een witte sticker geplakt.

Lancôme c.s. hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat de handelswijze van Kruidvat inbreuk maakt op hun merkrechten en op de hun toekomende rechten om zich te verzetten tegen de aantasting of verminking van de in de verpakking van de producten belichaamde (auteursrechtelijk beschermde) werken, en dat die handelswijze ook overigens onrechtmatig is. De uitkomst van het geding in feitelijke instanties is dat de vorderingen van Lancôme c.s. grotendeels zijn toegewezen.

De Hoge Raad bespreekt enkel onderdeel 2 van 7 cassatiemiddelen en doet de rest, m.u.v. een correctie in het dictum van het hof over de gerechtigde op een dwangsom, af o.g.v. 81 RO. Onderdeel 2 betreft een mededingingsrechtelijk aspect cq. een vraag over omkering van de bewijslast.

Onderdeel 2 richt zich tegen het oordeel van het hof dat geen sprake is van een stelsel van distributie dat het reële gevaar meebrengt van afscherming van nationale markten. Het hof heeft geoordeeld dat uit de bepalingen van het door  Lancôme c.s. gehanteerde dépositaire contract volgt dat het erkende wederverkopers is toegestaan te kopen en verkopen van/ aan andere erkende wederverkopers, zodat van gevaar voor afscherming van nationale markten niet blijkt. Het hof heeft voorts overwogen dat Kruidvat geen (andere) feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten woerden afgeschermd wanneer Kruidvat zelf zou moeten bewijzen dat de waren door de merkhouder of met diens toestemming in de EER in het verkeer zijn gebracht, en dat derhalve de bewijslast op Kruidvat blijft rusten.

Het onderdeel klaagt dat het gewraakte oordeel onjuist is (…) dan wel dat het hof daarbij zonder (toereikende) motivering is voorbijgegaan aan de, volgens Kruidvat essentiële, stelling dat het wederverkopers van Lancôme c.s. is verboden de producten aan consumenten buiten het eigen grondgebied te verkopen. Het onderdeel faalt.

"Het oordeel van het hof is gebaseerd op de vaststelling dat het onderhavige selectieve distributiesysteem van Lancôme c.s. de erkende wederverkopers uit de EER vrij laat de producten onderling te verhandelen, en steunt derhalve op de, aan het hof voorbehouden, uitleg van de desbetreffende bepalingen van het dépositairecontract. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. 's Hofs oordeel is voorts niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat in 's hofs vaststellingen ligt besloten dat het distributiesysteem van Lancôme c.s. de erkende wederverkopers in de EER niet belemmert aan eindgebruikers in hun land producten te verkopen die zij van erkende wederverkopers in een ander land in de EER hebben gekocht."

A-G Huydecooper duikt nog in het arrest van het HvJEG Van Doren/ Lifestyle over de omkering van de bewijslast bij parallelhandel en het verschil tussen exclusieve en selectieve distributiesystemen. Ook loopt hij middels jurisprudentie van het HvJEG na wat de term 'afscherming van de markt' nu precies inhoudt. Uiteindelijk kwam de A-G tot dezelfde conclusie als die de HR nu trekt, namelijk het verwerpen van het beroep.

Lees het arrest hier.