Overige  

IEF 3003

Niet zomaar een concurrent

ingr.gifRechtbank Amsterdam. 26 oktober 2006, /KGO6-1652P. Van Ramshorst tegen Gedaagden (met dank aan Marco Balhuizen, Dijkstra Voermans).

Interessante uitspraak Ideeënbescherming over het kopiëren van een bedrijfsconcept door een voormalige medewerker. Auteursrechtinbreuk, plagiaat, depot te kwader trouw en, zeker gezien de omstandigheden van het geval, onrechtmatige mededinging.

Van Ramshorst heeft een werkwijze ontwikkeld voor het omgaan met stoffelijke resten van mensen en dieren na crematie. Deze werkwijze komt er op neer dat de asresten worden vermengd met aarde, die wordt ingebracht in een houder, waarin vervolgens een boom, heester of plant wordt opgekweekt. Re-In Green biedt hiertoe een verzekering en een koopsompolis aan en geeft o.a. een brochure uit met de titel “In de bloei ná het leven”.  Van Ramshorst heeft op de werkwijze op 13 januari 2006 octrooi aangevraagd. Van Ramshorst heeft in 2005 de naam Re-In Green als handelsnaam voor zijn toenmalige onderneming laten registreren bij de KvK en in maart 2006 is Re-In Green a.o. ingeschreven in het handelsregister.

Ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het door van Van Ramshorst bedachte concept heeft hij vanaf januari 2006 met gedaagde 1 samengewerkt. Gedaagde 1 heeft het woordmerk RE-INGREEN gedeponeerd en de domeinnaam www.re-ingreen.eu laten vastleggen. In juli 2006 heeft Van Ramshorst de samenwerking opgezegd en gedaagde 1 gesommeerd het woordmerk en de domeinnaam over te dragen.

Gedaagden brengen inmiddels  onder de naam Eternal Tree een uitvaartfaciliteit op de markt waarbij asresten van personen of dieren worden toegevoegd aan (het wortelbed van) bomen of heesters. Zij bieden hiertoe een verzekering en een koopsompolis aan en geven een, vrijwel identieke, brochure uit met de naam “Een boom als dierbare herinnering”.  Van Ramshorst vordert niet alleen de overdracht van het woordmerk re-ingreen en de eu-domeinnaam maar ook dat gedaagden wordt bevolen om het aanbieden van producten onder het Eternal Tree concept te staken. De Amsterdamse voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe.

Auteursrecht

“Op de door Re-In Green uitgegeven brochure berust auteursrecht. Gezien de tekst, de opmaak, het kleurgebruik en de keuze van de in de brochure opgenomen foto’s, is sprake van een oorspronkelijk werk dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Re-In Green maakt de brochure als van haar afkomstig openbaar, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden. Op grond van artikel 8 van de Auteurswet (Aw) wordt Re-In Green dan ook als de maker van het werk aangemerkt. Gedaagde 1  heeft ter zitting aangevoerd dat hij degene is die indertijd de Re-In Green-brochure heeft ontworpen en dat hem daarom de auteursrechten op die brochure toekomen. Gedaagde 1  zal hierin niet worden gevolgd. Hij heeft op geen enkele wijze, bijvoorbeeld aan de hand van tekeningen of schetsen, aannemelijk gemaakt dat hij de betreffende brochure inderdaad heeft ontworpen en dat Re-In Green jegens hem onrechtmatig handelt door die brochure te openbaren. Voorshands is er dan ook geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel van artikel 8 Aw zodat Re-In Green in het hiernavolgende als auteursrechthebbende op de brochure zal worden aangemerkt.

Vervolgens wordt geoordeeld dat de brochure van Re-In Green en die van Eternal Tree wat betreft uiterlijk, opmaak, indeling, tekst, het gebruik van de foto’s en het onderwerp van de foto’s zeer gelijkend zijn. De raadsman van eisers heeft ter zitting per pagina en tot in detail een zo groot aantal gelijkenissen getoond, die niet zijn bestreden, zodat voorshands aannemelijk is dat de brochure van Eternal Tree geheel is ontleend aan die van Re-In Green en moet worden beschouwd als een nabootsing in gewijzigde vorm, die niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat hier sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Re-In Green.”

Ongeoorloofde mededinging

“Van ongeoorloofde mededinging is in zijn algemeenheid geen sprake indien wordt geprofiteerd van andermans inspanning, kennis of inzicht, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Uitgangspunt is immers het beginsel van vrijheid van bedrijf en beroep. In geval van bijkomende omstandigheden kan echter wel sprake zijn van onrechtmatig handelen, bijvoorbeeld indien wordt geparasiteerd op de bedrijfsactiviteiten of resultaten van een ander of indien bedrijfsgeheimen, klanten of personeel afhandig worden gemaakt. In deze zaak is sprake van het kopiëren van het totale bedrijfsconcept. Allereerst wordt de werkwijze waarop Re-In Green octrooi heeft aangevraagd gekopieerd. In dit kader heeft weliswaar aangevoerd dat de werkwijze van Etemal Tree geen houder kent die moet voorkomen dat de asresten weglekken, maar dit verweer is in strijd met de door Etemal Tree uitgebrachte brochure waarin is vermeld: “Door gebruik te maken van speciale beschermingsjute en een ijzeren raamwerk blijft de as onlosmakelijk verbonden met de boom of heester”.

Ook het vierstappenproces is door Etemal Tree gekopieerd. Net als bij Re-In Green gaat ook Etemal Tree als volgt te werk: (stap 1) de keuze van een boom of heester, (stap 2) het samenbrengen van de as met de boom of heester tijdens een plechtige ceremonie, (stap 3) het opkweken van de boom of heester in de houder en (stap 4) het overbrengen van de boom of heester naar een door de nabestaanden aangewezen plek. Verder zijn ook de drie aanschafmogelijkheden door Etemal Tree gekopieerd en worden deze mogelijkheden op dezelfde manier aangeduid. De eerste mogelijkheid is de “Re-In Green Polis” respectievelijk de “Eternal Tree Polis” genoemd, de tweede mogelijkheid is de “Re-In Green Koopsom Polis” respectievelijk de “Etemal Tree Koopsom Polis” genoemd en de derde mogelijkheid is de “Re-In Green Directsom Voorziening” en de “Eternal Tree Direct Aankoop Voorziening” genoemd. De website van Eternal Tree vertoont eveneens grote gelijkenis met die van Re-In Green. De tekst op de website van Eternal Tree is op een aantal punten (bijvoorbeeld de drie
aanschafmogelijkheden) duidelijk gekopieerd van de website van Re-In Green. Voor zover de tekst niet letterlijk hetzelfde is, is de strekking ervan wel identiek. Verder hanteert Re-In Green een lijst met de naam De meest aansprekende vragen over Re-In Green. Etemal Tree hanteert een lijst met de naam De meest aansprekende vragen over Eternal Tree. De tekst van de lijst van Eternal Tree is volledig identiek aan die van Re-In Green. Hetzelfde geldt voor de prijslijst; de tekst van die van Eternal Tree is volledig identiek aan die van Re-In Green, met dien verstande dat Etemal Tree lagere prijzen hanteert. Hier is de conclusie gerechtvaardigd dat sprake is van plagiaat. Ten aanzien van de brochures is reeds overwogen dat met de brochure van Eternal Tree inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Re-In Green.”

De omstandigheden van het geval

“Voor de vraag of sprake is van ongeoorloofde mededinging is niet alleen van belang dat het totale bedrijfsconcept wordt gekopieerd. Andere omstandigheden kunnen eveneens een rol spelen. In dit geval is van belang dat gedaagde 1 niet zomaar een concurrent is van Re-In Green. Tot juli 2006 was hij nauw bij Re-In Green betrokken en aannemelijk is dat hij daarom in staat is geweest het bedrijfsconcept te kopiëren. Bovendien wist hij van de (vertrouwelijke) octrooiaanvraag en heeft hij in strijd met de bedoeling van partijen het merkdepot en de eu-domeinnaam van Re-In Green op eigen naam laten zetten. Verder is aan de hand van de in het geding gebrachte verklaringen op zijn minst de vrees van eisers gerechtvaardigd dat gedaagde 1, na het beëindigen van de samenwerking nog contacten heeft gehad met klanten en relaties van Re-In Green, dat hij zich nog heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van Re-In Green en dat hij zich (negatief) over Re-In Green heeft uitgelaten. Tot slot valt niet uit te sluiten dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van gedaagde 1. De domeinnaam www.eternaltree.nl is immers al op 24januari 2006 door hem geregistreerd en de domeinnaam www.eternaltree.eu op 7 april 2006. Beide data liggen véér de beëindiging van de samenwerking. “

Op grond van hetgeen is overwogen is de conclusie gerechtvaardigd dat  zich schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging en derhalve onrechtmatig handelt jegens eisers.  De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden het Eternal Tree concept en producten uit dat concept aan te bieden, klanten of relaties van Van Ramshorst te benaderen en zich op welke wijze dan ook te associeren met Re-In Green en het  eerder genoemde woordmerk en de domeinnaam aan over te dragen zonder dat hierbij aanspraak te maken op een vergoeding.

Lees het vonnis hier.

IEF 3001

Het intellectueel recht

bld.gifHoge Raad, 1 december 2006,  LJN: AV5002. Uitspraak gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

Voor de liefhebbers van goodwill en  IE-belastingrecht: “Belanghebbende neemt het standpunt in dat onder de activa op de openingsbalans een bedrag moet worden opgenomen voor hetgeen zij aanduidt als "de zogenoemde intellectuele eigendomsrechten waaronder het merkenrecht" (hierna: het intellectueel recht). Het gaat hierbij volgens belanghebbende met name om de clubnaam, het logo, de kleding en de kleurencombinatie.

Uit de conclusie AG  MR. J.A.C.A. Overgaauw: In geschil is of de 'intellectuele rechten' van een BVO op de openingsbalans moeten worden opgenomen, en zo ja, naar welke waarde. De prealabele vraag is dus of deze 'intellectuele rechten', die ik in navolging van partijen zal onderverdelen in merchandisingrechten en sponsoringopbrengsten, activa of (meer specifiek) bedrijfsmiddelen vormen.

(…)  De merchandisingrechten omvatten onder meer het recht op de merknaam en op het logo en de clubkleuren. Deze rechten kwalificeren als respectievelijk merkenrecht en modellenrecht. Het begrip 'merchandisingrechten' is ook geen intellectueel eigendomsrecht als zodanig, maar is een in de praktijk gangbare term waaronder meerdere intellectuele eigendomsrechten worden begrepen. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld auteursrechten, merkenrechten en modellenrechten. Meestal verkrijgt een derde een licentie om deze rechten te exploiteren, de rechten zijn, als afzonderlijke vermogensrechten, ook overdraagbaar. Het in licentie geven van de rechten ligt meer voor de hand.

Stellig voldoen de merchandisingrechten aan voornoemde definitie van Jacobs (een bedrijfsmiddel is een tot het ondernemingsvermogen behorende zelfstandige waardedragende factor, zodra en zolang deze direct of indirect langer dan één productieperiode als zodanig kan worden aangewend met het oog op een ondernemingsdoel). In BNB 1992/42(14) oordeelde de Hoge Raad dat merkenrechten kwalificeerden als een bedrijfsmiddel. Het merkenrecht is een van de intellectuele eigendomsrechten die worden begrepen onder de onderhavige merchandisingrechten.

Lees het arrest hier.

IEF 2999

Toezegging is geen besluit

Rechtbank Groningen, 17 oktober 2006, LJN: AZ2541. Eiser tegen de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen.

Uitspraak met betrekking tot de vraag of een beslissing op grond van artikel 8 van de Anti-Piraterij Verordening (EG 1383/2003) (APV) van de douane ten gunste van een rechthebbende om op te treden wanneer er een vermoeden is dat bepaalde goederen inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van de rechthebbende, is aan te merken als een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.

De douane heeft een dergelijke beslissing op grond van artikel 8 APV afgegeven ten gunste van een octrooihouder om MP3-apparatuur aan te houden waarvan de douane het vermoeden heeft dat deze inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van de octrooihouder.

Eiseres in de onderhavige uitspraak meent belanghebbende te zijn op grond van artikel 1:2 Awb en heeft tegen de beslissing op grond van artikel 8 APV bezwaar gemaakt en vervolgens, tegen de niet-ontvankelijkheid verklaring door de douane in het bezwaar, beroep ingesteld.

De rechtbank stelt dat alvorens in moet worden gegaan op de vraag of eiseres belanghebbende is, moet worden beoordeeld of de beslissing  kan worden beschouwd als een besluit. Brengt een dergelijke beslissing publiekrechtelijke rechtsgevolgen met zich mee?

Het kan wel zo zijn dat de douane ter uitvoering van een artikel 8-beslissing verschillende interne handelingen zal verrichten - zoals het opstellen van een risicoprofiel, het verwerken van de octrooigegevens in de eigen registratiesystemen en het aan de grens controleren van MP3-apparatuur - maar dit betreffen feitelijke handelingen die niet van invloed zijn op enige rechtspositie.

De rechtbank oordeelt dat de beslissing dat de douane aan de octrooihouder toezegt dat zij zal optreden indien er een vermoeden is dat bepaalde goederen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten van de octrooihouder, op zichzelf geen rechtsgevolgen met zich meebrengt en dus niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en dat het bezwaar op grond hiervan niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.

Pas wanneer bij de douane een vermoeden van inbreuk ontstaat en zij op grond daarvan de vrijgave van de betreffende goederen schorst dan wel die goederen vasthoudt, is er sprake van rechtsgevolgen, zo oordeelt de Rechtbank. Het opschorten van de vrijgave of het vasthouden van goederen heeft overigens in het geval van eiseres wel voorgedaan maar dat is niet de beslissing die aan de rechtbank ter beoordeling is voorgelegd.

Ook komt nog de vraag aan de orde of de beslissing van de douane is aan te merken als een besluit van algemene strekking. De vraag kan volgens de rechtbank in het midden blijven aangezien eiseres niet een zodanig bijzonder individueel belang heeft dat daarmee de weg van bezwaar en beroep open staat.

Aangezien het bezwaar op onjuiste grond niet-ontvankelijk is verklaard (namelijk eiseres is niet aan te merken als belanghebbende), is het beroep gegrond en wordt de beslissing op bezwaar vernietigd. In een hernieuwde beslissing op bezwaar zal echter eveneens tot niet-ontvankelijkheid moeten worden geconcludeerd. De rechtbank bepaalt derhalve dat, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar geheel in stand blijven.

Lees de beslissing hier.

IEF 2987

Vloeren

lsh.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 28 november 2006, KG ZA 06-1253. Rooding Parket B.V. tegen Rooks Holding B.V, Gooink Holding B.V en  Hoogewoonink.

Pleitnotaloos geschil over de reikwijdte van een merklicentie. Gebruik handelsnamen is toegestaan, domeinnaam dient te worden overgedragen.

Rooding is fabrikant en leverancier van parketvloeren, houdster van het woordmerk LORRAINE (Klassen 19, 27) en de domeinnaam parquetlorraine.com. Wat aanvankelijk begon als een samenwerking om de marketing van Rooding te verbeteren, resulteerde in de overnamen door Rooks c.s  van twee parketzaken van Rooding in Amsterdam en Rotterdam. Rooks c.s. verplichtten zich tot exclusieve afname van parket bij Rooding en krijgen een merklicentie. Ook was er sprake van het ontwikkelen van een franchiseformule te ontwikkelen. Uiteindelijk hebben Rooks c.s. ook getracht Rooding te kopen, maar dat liep stuk op de prijs.

Rooding stelt i.c. dat de verstrekte merklicentie op grond van de overeenkomst is beperkt tot gebruik van het merk LORRAINE strikt in de door Hoogewoonink c.s. geëxploiteerde parketdetailvestigingen voor zover deze de zogenoemde "Lorraine"-uitstraling" hebben. In haar optiek is door het hanteren van de handelsnamen Lorraine Shops en Lorraine Legservice en door gebruik van de website www.lorraine.nl sprake van overschrijding van de grenzen van de merklicentie en derhalve van merkinbreuk.

Met betrekking tot de handelsnamen Lorraine Shops en Lorraine Legservice stelt de voorzieningenrechter dat de opvatting van Rooding omtrent de reikwijdte van de verleende licentie onder het merk naar voorlopig oordeel (veel) te beperkt is.

“Een "Lorraine"-uitstraling gaat naar voorlopig oordeel bepaald verder dan uitsluitend "fysiek" gebruik van het merk in de winkel zelf, zoals door Rooding bepleit. Daartoe is medebepalend dat Hoogewoonink c.s. gehouden zijn tot exclusieve afname van parket onder het merk LORRAINE bij Rooding en derhalve voor haar bedrijfsvoering afhankelijk is van communicatie van het merk. Handelsnaamgebruik in de vorm van het hanteren van de handelsnaam Lorraine Shops valt onder deze voorlopige uitleg van "Lorraine" uitstraling.

Daar komt bij dat de statutair directeur van Rooding  op de hoogte was van het artikel uit het Rotterdams Dagblad van 25 januari 2005. Daarin wordt overduidelijk aangegeven dat men de handelsnaam Lorraine Shops hanteerde. (…) Voor zover Rooding daar thans nog tegen op wil treden, heeft zij daar naar voorlopig oordeel in ieder geval thans onvoldoende spoedeisend belang meer bij, als al niet geoordeeld moet worden dat sprake is van een (al dan niet deels stilzwijgende) licentie.”

Over gebruik van de handelsnaam Lorraine Legservice wordt overeenkomstig geoordeeld. “Rooding heeft niet weersproken dat zij zelf in haar facturatie Lorraine Legservice gebruikt. Dat maakt dat zij geen bezwaar meer kan maken tegen het hanteren van deze handelsnaam door gedaagden, die overigens geheel passend wordt geacht in de contractueel overeengekomen verplichting tot het optuigen van een "Lorraine" uitstraling.”

De Voorzieningenrechter wijst wel overdracht van de domeinnaam lorraine.nl toe:

“Voor zover het gebruik van de website www.lorraine.nl(en niet van de (fictieve) domeinnamen lorraineshops.nl of lorraine.amsterdam.nl en lorraine.rotterdam.nl, zoals met betrekking tot de twee laatstgenoemden ter zitting nog zijdens Rooding ter sprake is gebracht dat zulks domeinnamen zouden zijn, waartegen zij geen bezwaar zou willen hebben) moet worden gezien als handelsnaamgebruik, zoals Rooding voorop stelt en door Rooks c.s. niet wordt betwist en naar voorlopig oordeel juist voorkomt, is zijdens Rooks c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt (en door Rooding betwist) dat daartoe toestemming is gegeven.

Een verbod tot gebruik van de website en een overdrachtsbevel kan zodoende worden gegrond op art. 2.20 lid 1 sub d BVIE.1. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat hiermee zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het merk.”  

Voor een verdergaand (algemeen) merkinbreukverbod (dat een verbod tot het hanteren van de website www.lorraine.nl te boven gaat), worden in de specifieke omstandigheden van deze zaak in kort geding onvoldoende termen gezien.

Er is sprake van een geldige en van kracht zijnde aan Rooks c.s. verleende (ruime) licentie onder het merk. (…) Voor zover gebruik van het teken Lorraine op de website geen al dan niet toegestaan handelsnaamgebruik betreft, wordt het naar voorlopig oordeel alleen gebruikt voor verdere verhandeling van de door Rooding onder het merk in het verkeer gebrachte producten, zodat alleen al daarom geen sprake is van "ander gebruik" in de zin van art 2.20 lid 1 sub d BVIE.

Voor zover Rooding heeft willen stellen dat ook op grond van art. 2.20 lid 1 sub a en/of b en/of c BVIE sprake is van merkinbreuk door middel van de gewraakte website, heeft zij ter zake niet voldaan aan de ook in kort geding te vergen (elementaire) substantiëringsplicht.

Lees het vonnis hier.

IEF 2957

Schone zaak

lux.bmpBeschikking kortgedingrechter Antwerpen, 15 november 2006, Unilever tegen Lindeteves

Parallel import, beslag te Antwerpen.

Lindeteves International BV, een in Nederland gevestigde parallelhandelaar, heeft LUX zeepblokken in Indonesië gekocht en heeft die door expiditeur Gerlach en Compagnie NV laten vervoeren naar Antwerpen. De goederen zijn authentiek en zijn onder T1-status geregistreerd. Desondanks heeft Unilever beslist de goederen onder sekwester te plaatsen. Cotton International en/of S.A.L. of Cottin BVBA de opdrachtgever te zijn.

Vervolgens dient een kort geding over de geldigheid van het beslag. Lindeteves vordert opheffing beslag en schade van Unilever. Cotton c.s. vorderen enkel opheffing beslag.

Volgens de Class uitspraak (lees uitspraak hier) dient Unilever te bewijzen dat Lindeteves, Gerlach, Cotton S.A.L. of Cottin BVBA de goederen ofwel effectief in het vrije verkeer hebben gebracht in de EG, ofwel de goederen derwijze verhandelen dat zij aldaar aldaar noodzakelijkerwijze verhandeld zullen worden.

In casu bevinden de goederen zich in transit. Omdat de goederen voor Libanon zijn bestemd en niet bewezen kan worden dat ze bestemd zouden zijn voor de EG, wordt de vordering van Unilever afgewezen. Ook Lindeteves krijgt nul op het rekest wat betreft de schade.

Lees de beschikking hier.

IEF 2951

Kat in de zak

kat.bmpHoge Raad, 3 november 2006, C05/165HR, LJN: AX8838, Van den Bos QQ / huurders

Over de verhouding juridisch eigenaar - economisch eigenaar bij faillissement van eerstgenoemde. Interessant ten aanzien van IE-licenties.

Nebula draagt in 1991 het “economisch eigendom” van een pand over aan A (met de verplichting het juridisch eigendom eventueel op een later tijdstip over te dragen). A draagt dit economisch eigendom datzelfde jaar over aan B. in 1999 gaat Nebula – nog immer juridisch eigenaar van het pand – failliet. In 2000 verhuurt B een deel van het pand aan verweerders in cassatie (hierna “de huurders”).

De curator spant een procedure aan tegen de huurders waarbij hij de ontruiming vordert omdat de huurders in relatie tot de juridische eigenares, Nebula, het pand zonder recht of titel bewonen. De rechtbank stelt de curator in het gelijk maar het hof geeft de huurders gelijk. In cassatie trekt de curator aan het langste eind.

Economische eigendom

De Hoger Raad memoreert in r.o. 3.4 dat het begrip “economisch eigendom” geen zelfstandige goederenrechtelijke betekenis toekomt. Dit begrip moet derhalve worden opgevat als een samenvattende benaming van de rechtsverhouding tussen partijen die de “economische eigendom” in het leven hebben geroepen. Mat andere woorden, ecomische eigendom is niet meer dan een contract (red. IEForum: daarmee is dit arrest eventueel relevant voor (sub)licentieovereenkomsten waarbij de rechthebbende failliet wordt verklaard).

Het systeem

Een faillissement doet een werkerige overeenkomst (in dit geval de “economische eigendom”) niet vervallen (vgl. art. 35 FW e.v.). Het voor het faillisementsrecht centrale beginsel van paritas creditorum (red. IEForum: gelijkheid van schuldeisers voor Hollandse IE juristen) brengt echter met zich mee dat de schuldeiser (in dit geval de econcomisch eigenaar) zijn recht niet kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Daarmee zou de economisch eigenaar, die immers geen separatist is of recht van voorrang heeft, een betere positie hebben dan de andere concurrente schuldeisers.

Conclusie en moraal

Het  voorgaande brengt met zich mee dat het economisch eigendom van B verdwijnt (en verandert in een concurrente geldvordering) waardoor B de huurders het woongenot niet meer kan verschaffen en zij derhalve moeten verkassen. De moraal: hetgeen voor deze huurders geldt, kan ook gelden voor de (sub)licentienemer.

Lees het arrest hier.

 

IEF 2946

Pro-ces

pro.bmpRechtbank 's-Gravenhage, 16 november 2006, Arfaian Export-Import Handel GmbH tegen Wilbert Jan Paul Marie van Spaendonck.

Weinig opzienbarend vonnis inzake het registreren van een domeinnaam en handelsnaam door een groothandel in strijd met het merk- en handelsnaamrecht van de fabrikant.

Arfaian is producent en leverancier van tennisartikelen. Arfaian heeft in 1989 het woordmerk 'PRO'S PRO' gedeponeerd voor de klasse 18 en 28 en later, in 2006, ook voor klasse 7.

Van Spaendonck heeft een groothandel en postorderbedrijf in tennis- en golfartikelen en verkoopt producten van Arfaian onder het merk PRO'S PRO, voornamelijk bespanmachines, maar ook producten van andere fabrikanten en merken. Van Spaendonck heeft de domeinnamen www.prospro.nl en www.prospro.be op zijn naam laten registreren. De homepagina van www.prospro.nl vermeldt onder meer: “Welkom op de website van Pro's Pro. Wij bieden u vrijwel alles op het gebied van tennis (…). Alle producten op de Pro Pro's website zijn te bestellen via (…) dealer Spaendonck Sport. (…) Klik op de onderstaande link om naar de online webshop te gaan.” Om producten te bestellen dient te worden doorgeklikt naar www.spaendoncksport.nl of www.bestin.nl. Verder heeft Van Spaendonck in het handelsregister de handelsnaam Pro's Pro.nl laten vermelden.

 

Van Spaendonck bestrijdt dat Arfaian een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Volgens Van Spaendonck heeft hij in de week waarin de zitting plaatsvond verzocht de handelsnaam in het handelsregister door te halen. Het gebruik van de domeinnaam www.prospro.nl en van de handelsnaam duurt niettemin tot heden voort. Daaruit volgt een spoedeisend belang van Arfaian aan die, naar zij stelt, inbreuk op haar rechten een einde te maken.

Partijen zijn het er kennelijk over eens dat de domeinnamen moeten worden aangemerkt als gebruik van het merk, anders dan ter onderscheiding van waren.

Arfaian meent dat Van Spaendonck door het gebruik van de domeinnamen ongerechtvaardigd voordeel uit het merk van Arfaian trekt. Arfaian stelt terecht dat de consument door de bekendheid met het merk naar de domeinnaam/website www.prospro.nl of www.prospro.be geleid zal worden en vervolgens naar de webwinkels van Van Spaendonck.

Het ongerechtvaardigd karakter van dit voordeel wordt niet weggenomen doordat
Van Spaendonck - op eigen initiatief - in het merk zou hebben geïnvesteerd door daarvoor in Nederland reclame te maken. Evenmin is van belang dat Van Spaendonck zich bereid heeft verklaard de website zodanig aan te passen dat geen verwarring kan ontstaan tussen zijn onderneming en die van Van Spaendonck.

Van Spaendonck beroept zich erop dat Arfaian al jaren weet dat hij de domeinnamen gebruikt en dat Arfaian daarom haar recht heeft verwerkt tegen dat gebruik op te treden. Dit verweer gaat niet op. Rechtsverwerking kan niet worden aangenomen uitsluitend op de grond dat gedurende een zekere periode is nagelaten tegen aantasting van het recht op te treden. De gestelde toestemming is door Arfaian betwist en door Van Spaendonck niet aannemelijk gemaakt. Van die toestemming kan daarom in deze procedure niet worden uitgegaan.

Van Spaendonck heeft gewezen op het belang dat hij heeft bij het behoud van de
domeinnaam www.prospro.nl gezien de omzet die hij daarmee genereert. De
voorzieningenrechter wil dat aannemen, maar dat belang staat aan toewijzing van het gevorderde verbod niet in de weg.

Gelet op het voorgaande moet het gevorderde verbod op het gebruik en de gevorderde overdracht van de domeinnamen www.prospro.nl en www.prospro.be worden toegewezen als hierna vermeld, echter met bepaling van een ruimere termijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 2927

Vertegenwoordiging

palt.gifGerechtshof Leeuwarden , 8 november 2006, LJN: AZ2039. Appelante tegen Stichting Palet.

Hoger beroep in geschil over de domeinnaam paletgroep.info. Appellante is houder van deze domeinnaam en de Stichting Paletgroep (paletgroep.nl) stelt dat er sprake is van verwarringsgevaar. Art 5 Hnw is niet van toepassing, omdat appellante geen onderneming voert onder de domeinnaam paletgroep.info. Het enkele voeren van de domeinnaam paletgroep.info is niet onrechtmatig, daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist. Zo moet ook de inhoud van de website worden beoordeeld.

Op de desbtreffende website stond* de tekst: “ Vrije lijst 2005  PSP Vertegenwoordiging van Personeel werkzaam bij de stichting Palet te Leeuwarden”

Aldus wordt, volgens het hof “meteen op de eerste pagina van de website de stichting Palet te Leeuwarden genoemd en wordt de indruk gewekt dat het hier gaat om vertegenwoordiging van (al) het personeel van Palet. Hiermee, in combinatie met de door haar gebruikte domeinnaam, heeft appellante naar het oordeel van het hof voor de gemiddelde internetgebruiker die op zoek is naar informatie over de stichting Palet onvoldoende duidelijk gemaakt dat het hier gaat om de inhoud van een website die niet van Palet zelf afkomstig is. Het hof is derhalve voorshands van oordeel dat appellante inderdaad het door Palet gestelde verwarringsgevaar in het leven heeft geroepen. Dat de website van appellante een andere opmaak heeft leidt niet tot een ander oordeel.

(…)  het onderhavige gebruik van de domeinnaam paletgroep.info door appellante is onrechtmatig jegens Palet, zodat appellante dit gebruik dient te staken. Hier komt nog bij dat gesteld noch gebleken is dat appellante een zwaarwegend belang heeft bij het gebruik van paletgroep.info als domeinnaam, terwijl Palet er wel een zwaarwegend belang bij heeft dat appellante dit gebruik staakt, mede gelet op de negatieve uitlatingen over Palet op de litigieuze site.

Lees het arrest hier.

* Op de litigieuze website staat nu: “Gewaarschuwd mens telt voor twee! Voor u verder gaat, heeft u niet per vergissing .info ingetikt in plaats van .nl, .com of .tk ? Zo ja of bij maar de geringste twijfel verlaat dan deze site! Wordt geen ongewenste gast.” En op de volgende pagina: “Om iedere denkbare verwarring tussen .nl  /  .info  / .com / .tk etc. uit te sluiten kijken wij u doordringend in uw ogen en vragen wij u nogmaals: “Weet u zeker dat u naar deze .info website wil”? Nee, ga dan niet verder en verlaat deze website, een prettige dag verder.” Op de daar weer op volgende pagina staat: “Sinds 24 november 2005 kent deze domeinnaam een andere eigenaar en derhalve is deze website under construction.” 

IEF 2923

False declarations of origin

Nog een EU persbericht: The European Commission, through its in-house research service, the Joint Research Centre, has developed “ConTraffic”, a system based on route-risk analysis which can make a significant contribution to the fight against fraud, and increased global security. Such a system can identify false declarations of origin, which can be made to circumvent anti-dumping duties and reduce smuggling of counterfeit goods, nuclear materials or weapons.

Lees hier meer.

IEF 2920

Een geheime golf

Europees persbericht:  IP/06/1541, 10 November 2006, Commission publishes 2005 Customs seizures of counterfeit goods.

In 2005, EU Customs seized more than 75 million counterfeited and pirated goods. Dangerous fakes are on the march. Foodstuffs, medicines and other goods that can seriously damage the health of consumers continue to be faked in large quantities. Changes in the routes of fraud, an increased range of products being copied and the use of the internet in selling counterfeit goods make customs job even more challenging. The European Commission response is being implemented via the Community's Anti-Counterfeiting Customs Action Plan.

"A secret wave of dangerous fakes is threatening the people in Europe" warns EU Taxation and Customs Commissioner László Kovács. "The key is to be faster than the counterfeiters. We must quickly identify, and act to deal with, new routes of fraud and constantly changing counterfeit patterns to protect our health, safety and the economy."

Customs seized around 75 million articles in 2005, and the number of customs cases involving fakes increased to more than 26,000. Growth in seizures of fakes dangerous to health and safety also continued. For the first time ever, more than 5 million counterfeit foodstuff, drinks and alcohol products were seized. More than 500,000 counterfeit medicines were seized in 2005. Most fakes are now household items rather than luxury goods and the high quality of fakes often makes identification impossible without technical expertise. The increasing use of internet to sell fakes (mainly medicines) increases the challenge customs face.

Lees hier meer.