Overige  

IEF 2916

Damesbroeken

dsl.gifHvJ EG, 9 november 2006, in zaak C-281/05. Montex Holdings Ltd tegen Diesel SpA.

Transitzaak. Het enkele gevaar dat de goederen hun bestemming, te weten Ierland, een lidstaat waarin geen enkele bescherming voor het merk Diesel bestaat, niet bereiken en dat zij theoretisch in Duitsland illegaal in de handel kunnen worden gebracht, volstaat niet om te concluderen dat de doorvoer afbreuk doet aan de wezenlijke functies van het merk in Duitsland

Montex vervaardigt jeansbroeken door de afzonderlijke onderdelen inclusief de onderscheidende tekens onder douaneverzegeling naar Polen uit te voeren, de onderdelen op het Poolse grondgebied aan elkaar te laten naaien en de vervaardigde broeken naar Ierland terug te brengen. Diesel beschikt op het grondgebied van deze laatste lidstaat over geen enkele bescherming voor het teken.

In december 2000 heeft de Duitse douane een voor Montex bestemde zending bestaande damesbroeken met de benaming DIESEL tegengehouden, die per verzegelde vrachtauto in ononderbroken doorvoer onderweg was van de Poolse fabriek via het Duitse grondgebied naar Montex in Ierland. Montex is van mening dat de enkele doorvoer van de goederen over het Duitse grondgebied op geen van de aan het merk verbonden rechten inbreuk maakt.

Met betrekking tot deze zaak stelt het Bundesgerichtshof  de vraag of artikel 5, leden 1 en 3, van richtlijn 89/104 aldus moet worden uitgelegd, dat het merk de houder het recht geeft om te verbieden dat in een derde staat vervaardigde goederen met daarop een teken dat gelijk is aan dat merk, worden doorgevoerd over het grondgebied van een lidstaat waarin dat merk bescherming geniet, wanneer de eindbestemming van de goederen een lidstaat is waar zij vrij in de handel kunnen worden gebracht omdat dat merk daar niet een dergelijke bescherming geniet.

Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin het oordeelde dat het extern douanevervoer van niet-communautaire goederen berust op een juridische fictie. Goederen die onder deze regeling zijn geplaatst, worden immers noch aan de overeenkomstige invoerrechten noch aan andere handelspolitieke maatregelen onderworpen, alsof zij het communautair grondgebied niet waren binnengekomen. Hieruit volgt dat alles zich afspeelt alsof de goederen vóór het in het vrije verkeer brengen ervan, hetgeen in Ierland moest plaatsvinden, nooit het communautair grondgebied waren binnengekomen. De doorvoer, die bestaat in het vervoer van in een lidstaat rechtmatig vervaardigde goederen naar een derde staat over het grondgebied van een of meer lidstaten, impliceert geen verhandeling van de betrokken goederen en kan het specifieke voorwerp van het merkrecht dus niet kan schaden. De merkhouder kan zich niet verzetten tegen de enkele binnenkomst in de Gemeenschap  van oorspronkelijke merkgoederen die nog niet door deze houder of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht.

De houder van een merk de doorvoer door een lidstaat waarin dit merk is beschermd, in casu de Bondsrepubliek Duitsland, van door het merk aangeduide en onder de regeling extern douanevervoer geplaatste waren met als bestemming een andere lidstaat waarin een dergelijke bescherming niet bestaat, in casu Ierland, slechts kan verbieden wanneer een derde ten aanzien van deze waren, terwijl zij onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst, een handeling verricht die noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in deze lidstaat van doorvoer in de handel worden gebracht.

Het enkele gevaar dat de goederen hun bestemming, te weten Ierland, een lidstaat waarin geen enkele bescherming voor het merk bestaat, niet bereiken en dat zij theoretisch in Duitsland illegaal in de handel kunnen worden gebracht, volstaat niet om te concluderen dat de doorvoer afbreuk doet aan de wezenlijke functies van het merk in Duitsland.

Op de eerste en de tweede vraag dient derhalve te worden geantwoord dat artikel 5, leden 1 en 3, van richtlijn 89/104 aldus moet worden uitgelegd dat de houder van een merk de doorvoer door een lidstaat waarin dit merk is beschermd, in casu de Bondsrepubliek Duitsland, van door het merk aangeduide en onder de regeling extern douanevervoer geplaatste waren met als bestemming een andere lidstaat waarin een dergelijke bescherming niet bestaat, in casu Ierland, slechts kan verbieden wanneer een derde ten aanzien van deze waren, terwijl zij onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst, een handeling verricht die noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in deze lidstaat van doorvoer in de handel worden gebracht.

Het is daarnaast in beginsel irrelevant is of de voor een lidstaat bestemde goederen afkomstig zijn uit een geassocieerde staat dan wel uit een derde staat, en of zij in het land van oorsprong rechtmatig dan wel in strijd met een aldaar bestaand merkrecht van de merkhouder zijn vervaardigd.

Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

1- Artikel 5, leden 1 en 3, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk de doorvoer door een lidstaat waarin dit merk is beschermd, in casu de Bondsrepubliek Duitsland, van door het merk aangeduide en onder de regeling extern douanevervoer geplaatste waren met als bestemming een andere lidstaat waarin een dergelijke bescherming niet bestaat, in casu Ierland, slechts kan verbieden wanneer een derde ten aanzien van deze waren, terwijl zij onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst, een handeling verricht die noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in deze lidstaat van doorvoer in de handel worden gebracht.

2- Het is in dat opzicht in beginsel irrelevant of de voor een lidstaat bestemde goederen afkomstig zijn uit een geassocieerde staat dan wel uit een derde staat, en of zij in het land van oorsprong rechtmatig dan wel in strijd met een aldaar bestaand merkrecht van de merkhouder zijn vervaardigd.

 

Lees het arrest hier.

IEF 2915

Lancôme - Kruidvat revisited?

alp.gifGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 november 2006, C0401413/HE. Joop! Gmbh, Jil Sander , Chopard & Cie, Davidoff en LancasterGroup  tegen Uijtdewilligen. (Met dank aan Hugo van Heemstra, Brinkhof).

Eerst even ter herinnering, HvJ EG in Van Doren/Lifestyle (Stüssy): “In de onderhavige zaak hangt de oplossing van het hoofdgeding in de eerste plaats af van de vraag of de waren voor het eerst binnen dan wel buiten de EER in de handel zijn gebracht. Verzoekster in het hoofdgeding stelt dat de waren door de merkhouder aanvankelijk buiten de EER in de handel zijn gebracht, terwijl verweerders in het hoofdgeding verklaren dat dit binnen de EER is gebeurd, zodat het uitsluitend recht van de merkhouder daar op grond van artikel 7, lid 1, van de richtlijn is uitgeput.(…)Op de prejudiciële vraag moet dus worden geantwoord dat een bewijsregel krachtens welke de uitputting van het merkrecht voor de door de merkhouder gedagvaarde derde een verweermiddel vormt, zodat de voorwaarden voor deze uitputting in principe moeten worden bewezen door de derde die zich erop beroept, in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht.”

In het onderhavige Bossche geschil zijn eiseressen ieder houdster van één of meer (Benelux-)merken voor cosmetica. Lancaster Group GmbH is exclusief licentiehoudster van deze merken voor de Benelux en gevolmachtigd om bij merkinbreuk namens deze vennootschappen op te treden. Lancaster hanteert voor de afzet een selectief distributiesysteem, waarvan gedaagde geen deel uit maakt. Via de website van gedaagde worden onder meer cosmeticaproducten van eisers aangeboden. Lancaster stelt dat gedaagde hiermee inbreuk maakt op haar merkrechten respectievelijk licentierechten. Het hof gaat ervan uit dat het originele producten betreft.

Bij tussenvonnis heeft de rechtbank Lancaster toegelaten te bewijzen dat de beslagen producten door of met toestemming van Lancaster buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel zijn gebracht. Bij  eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Lancaster niet in het gevraagde bewijs was geslaagd en de vorderingen afgewezen.

Het hof volgt de rechtbank. “Door partijen is uitvoerig ingegaan op de vraag of in een geval - van een selectief distributiesysteem zoals dat door Lancaster wordt gehanteerd de bewijslast met betrekking tot de vraag of de producten door of met toestemming van de merkhouder in de EER in de handel zijn gebracht, op de merkhouder komt te rusten dan wel bij de derde die zich op uitputting van diens merkrecht beroept. Zij hebben hierbij, evenals de rechtbank, verwezen naar het arrest Van Doren/Lifestyle. Verder zijn partijen ingegaan op een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 oktober 2004, Lancôme/Kruidvat en heeft Lancaster gewezen op een onderdeel van de conclusie van AG Huydecoper van 12 mei 2006 in verband met het cassatieberoep tegen laatstgenoemd arrest dat inmiddels is verworpen.

Door gedaagde is erop gewezen dat alvorens de hiervoor bedoelde kwestie van bewijslastverdeling aan de orde kan komen, eerst zal dienen vast te staan dat de originele producten waarop Lancaster zich beroept en die zij in beslag heeft doen nemen aanvankelijk buiten de EER in het verkeer zijn gebracht. Immers, wanneer de producten in eerste instantie door of namens Lancaster in de EER in het verkeer zijn gebracht, speelt de hele kwestie niet. Alleen wanneer de producten voor de markt buiten de EER bestemd waren en aanvankelijk aldaar in het verkeer gebracht, en vervolgens toch binnen de EER op de markt zijn gebracht komt de kwestie aan de orde van de bewijslastverdeling met betrekking tot de wijze waarop die originele producten binnen de EER in de handel zijn gebracht. Anders dan in de andere zaken waarnaar door partijen werd verwezen, staat in de onderhavige zaak niet vast dat de producten aanvankelijk buiten de EER in de handel zijn gebracht.

Nu eerst vastgesteld vastgesteld dient te worden of de producten aanvankelijk buiten de EER in de handel gebracht zijn en door gedaagde gemotiveerd wordt betwist dat daarvan sprake is, is het aan Lancaster om terzake bewijs te leveren. De rechtbank heeft, zij het op andere gronden, dienovereenkomstig aan Lancaster een bewijsopdracht verstrekt.

Het hof komt op dit punt tot dezelfde conclusie als de rechtbank zodat in het principaal appel de grieven die hierop betrekking hebben, worden verworpen. (…) Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bescheiden die Lancaster naar aanleiding van de haar verstrekte bewijsopdracht heeft overgelegd niet het gevraagde bewijs opleveren.

Het hof  bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep.

Lees het arrest hier. HVJ EG Stussy hier. HR Lancôme-Kruidvat hier.

IEF 2914

Bescheiden (2)

Commentaar Lex Bruinhof bij Rechtbank Haarlem, 7 november 2006, KG ZA 06-472/ Tell Sell B.V. tegen T. (eerder vandaag, zie hier).

“Ofwel (zo lees ik het als niet-ingewijde in de zaak): er zijn adequate brieven geschreven maar de wederpartij heeft het toch op een procedure laten aankomen. En tóch worden de met dit alles gemoeide kosten gereduceerd. Ik zou dan bij de motivering ten minste het woordje "niettemin" hebben verwacht en/of een toelichting op die mogelijke bescheidenheid...”

Lees het volledige commentaar hier. (Website Wieringa Advocaten)

IEF 2897

Verwarring in Oosterhout

ver.gifBN de Stem meldt dat  “Radio Veronica heeft het Oosterhoutse internet-radiostation www.radio-veronic.nl heeft opgedragen zijn naam te veranderen. De Oosterhouters voelen daar weinig voor. Daarom treffen de twee partijen elkaar op 7 december voor de rechter." Radio-veronica.nl is zich van geen kwaad bewust, het internetradiostation heeft “de domeinnaam netjes heeft aangevraagd bij een provider. ‘En daar vertelde men dat de naam radio-veronic.nl nog beschikbaar was.’”

Vermeulen en zijn team kregen drie maanden de tijd van het grote Veronica om de naam te veranderen. Maar dat is volgens Vermeulen makkelijker gezegd dan gedaan. „Een domeinnaam veranderen kan niet. Een andere domeinnaam kiezen en de oude opzeggen kan wel, maar dan blijft de domeinnaam radio-veronic.nl nog in de lucht voor de periode van het contract“.

(…) Radio Veronica bood de Oosterhoutse amateurs aan mee te werken aan een oplossing. Vermeulen lacht: 'Ze wilden naar een andere naam helpen zoeken!'"

Lees hier meer.

IEF 2881

Geen hamerstuk

Wijziging diverse wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392) , begint hier Wijziging diverse wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392)  

Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de handhaving, via de civielrechtlijke procedure, van intellectuele-eigendomsrechten, grootschalige namaak ('counterfeit') en piraterij effectiever te bestrijden.

Het voorstel is op 19 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 31 oktober 2006 het blanco eindverslag uitgebracht. Dit eindverslag is ingetrokken en de commissie bespreekt op 7 november 2006 de procedure.

Lees hier meer.

IEF 2795

Wel een volwaardige artiest

Update bij ''Geen volwaardige artiest' (eerder bericht hier): De Minister van Financiën heeft de motie geaccepteerd en aangegeven dat per 1 januari a.s. de belastingregels zullen worden aangepast. Daarmee is onder andere een feit dat DJ's in fiscaal opzicht de artiestenstatus krijgen en onder het 6% BTW tarief gaan vallen.

IEF 2790

Drink wat klaar is

gls.bmpNa het succes met  'Boerenkaas' (eerder bericht hier) wil Nederland ook 'Jenever' tot een beschermde  geografische herkomstaanduiding verheffen. O.a. De Volkskrant bericht dat Minister Cees Veerman (Landbouw) dinsdag bij collega's van andere EU-landen. naar voren heeft gebracht dat Jenever alleen gemaakt mag worden in Nederland, België en enkele aangrenzende gebieden.

“Geen enkele van zijn collega's maakte bezwaar tijdens de vergadering. Het Nederlands plan gaat dus hoogstwaarschijnlijk door. (…) Naast jenever moet het alleenrecht ook gelden voor likeuren en advocaat. De dranken zijn volgens Nederland typisch voor de Lage Landen. Buiten Nederland en België zou productie alleen mogen in de Franse departementen Nord en Pas de Calais, evenals de Duitse deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen en Nedersaksen.

Lees hier meer.

IEF 2778

Naast de lamp

Persbericht St. Brein: Politie doet inval bij recidiverende piraat. Brein verleende opnieuw assistentie bij een Politie-inval in het kader van een onderzoek naar grootschalige piraterij. Er werden doorzoekingen verricht in de woning van de 46-jarige Van D. uit het Gelderse Culemborg en een familielid die bij zijn illegale praktijken betrokken zou zijn. Brein  levert technische expertise ten behoeve van het proces-verbaal. 

"Het gaat hier om een van de grootste cd en dvd piraten in Nederland," zegt Brein directeur Tim Kuik. "Het is niet de eerste keer, dus naast de lamp zal hij ook wel tegen een flinke straf oplopen." 

Lees hier meer.

IEF 2773

Studentenzender

cmtv.bmpNu.nl bericht dat Campus TV, de studentenzender op internet, onderneemt juridische stappen tegen videomarktplaats YouTube. Advocaat Matthijs Kaaks van Campus TV zei woensdag dat de Amerikaanse internetsite is gesommeerd het materiaal te verwijderen. Het gaat om een filmpje waarin een studente van de Hogeschool van Amsterdam over haar ervaringen in de prostitutie vertelt.

(..) Voor zover bekend is Campus TV het eerste Nederlandse bedrijf dat You Tube met een rechtszaak dreigt.

Lees hier meer.