Overige  

IEF 8347

Kielzogrijles

Vzr. Rechtbank Haarlem, 23 oktober 2009, LJN: BK3253, Test & Drive V.O.F. tegen Verkeersschool Snelweg B.V.

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Kielzogvaren in het handelsnaamrecht. Theorieshop(.nl) tegen Theoriewinkel.nl (leermiddelen theorie-examen rijbewijs). Domeinnaam theorie-shop.nl is al overgedragen aan eiser, maar voor theoriewinkel.nl is daarvoor geen reden. Theoriewinkel.nl is ‘niet zodanig beschrijvend’. Engelse shop en Nederlandse winkel zullen door de gemiddelde consument als synoniemen worden gezien. Overeenstemming en zelfde geografische gebied. Verwarringsgevaar aangenomen.

Interessant is wellicht dat de voorzieningenrechter daarbij opmerkt dat de opsomming van factoren in artikel 5 Hw niet limitatief is: Ook associatie, aanhaken bij marktleider en ongerechtvaardigd voordeel trekken uit bekendheid zijn relevant voor handelsnaamrechtelijk verwarringsgevaar.

4.8.  Voorop gesteld wordt dat zuiver beschrijvende elementen niet door middel van handelsnamen mogen worden gemonopoliseerd. Hoewel de woorden ‘theorie’ en ‘shop’ op zichzelf beschrijvend zijn, is de combinatie ervan in de gebruikte aanduiding ‘theorieshop’ niet (louter) beschrijvend. Anders dan Snelweg heeft betoogd, is onvoldoende aannemelijk geworden dat de aanduiding ‘theorieshop’ (…) is ingeburgerd als bijvoorbeeld de aanduiding ‘kledingwinkel’ voor een winkel waar kleding wordt verkocht. Daarom kan niet gezegd worden dat de aanduiding ‘theorieshop’ voor het in aanmerking komend publiek geen onderscheidend vermogen bezit. Weliswaar bevat de naam ‘theorieshop’ een element dat verwijst naar de activiteit van de onderneming van Test & Drive, maar dat element is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig beschrijvend dat de handelsnaam Theorieshop of de daarmee overeenstemmende domeinnaam theorieshop.nl geen bescherming zou toekomen. Hooguit kan worden gezegd dat de aanduiding ‘theorieshop’ in de handels- en domeinnaam van Test & Drive een associatie oproept met de door Test & Drive (en Snelweg) verhandelde producten. Het desbetreffende verweer van Snelweg dient dan ook te worden verworpen.
 
4.9.  (…) Beide namen bestaan uit enerzijds het woord ‘theorie’ en anderzijds uit het woord ‘shop’ dan wel het in betekenis daarmee geheel overeenstemmende woord ‘winkel’. Het in toenemende mate voorkomen van woorden uit de Engelse taal in de Nederlandse taal, heeft ertoe geleid dat de woorden ‘shop’ en ‘winkel’ – met name op internet (zijnde het belangrijkste verkoopmedium van Test & Drive en Snelweg) – door de gemiddelde consument in het Nederlands spraakgebruik als synoniemen zullen worden gezien. Daarom moet geoordeeld worden dat de handelsnamen van partijen in aanzienlijke mate met elkaar overeenstemmen.

(…)

4.11.  De opsomming in artikel 5 Hw van factoren die bij de beoordeling van het verwarringsgevaar een rol kunnen spelen, is niet limitatief. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter spelen in de onderhavige zaak nog drie andere factoren een rol die tezamen met het hiervoor overwogene leiden tot de conclusie dat eerder bedoelde verwarring is te duchten en daarmee dat het Snelweg verboden is de handelsnaam theorie-winkel.nl te voeren.

De hiervoor onder 4.8 genoemde associatie zal de handelsnaam Theorieshop voor Test & Drive waardevol doen zijn. Om diezelfde reden zal het voor Snelweg aantrekkelijk zijn een handelsnaam te voeren die die associatie eveneens oproept. Dat wordt nog aantrekkelijker als die soortgelijke handelsnaam gelijkt op de handelsnaam van de marktleider in het soort onderneming dat Snelweg uitoefent. Dat Test & Drive dat is, is door Snelweg niet betwist. Door dit aanhaken door Snelweg bij de handelsnaam van Test & Drive zal ook de kans op verwarring tussen de beide ondernemingen van partijen bij het relevante publiek – te weten degenen die voornemens zijn het rijvaardigheidsbewijs voor auto, motor of bromfiets te gaan behalen – groter worden, in welk geval Snelweg ongerechtvaardigd voordeel zou trekken uit de bekendheid die Test & Drive als marktleider en houder van een handelsnaam die een voor het soort onderneming dat beide partijen voeren waardevolle associatie opwekt, heeft. Bij dit alles komt dat Snelweg bij het vinden van een nieuwe handelsnaam voor haar onderneming eenvoudig een geheel andere keuze had kunnen maken. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het gevraagde gebod ieder gebruik van de handels- en domeinnaam theorie-winkel.nl te staken en gestaakt te houden, zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

Op andere blogs:
Richard Hak

IEF 8346

Algemene kennisgeving

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 november 2009, KG ZA 09-1209, CUVO Coöperatieve Uitvaartvereniging “De Volharding” c.s. tegen Uitvaart Beheermaatschappij Nederland B.V. (UBN)

Handelsnaamrecht. Contractuele rechten. Merkenrecht. Even kort voor het weekend. Stukgelopen samenwerking in de uitvaartsector.  Het gebruik van de naam Cuvo van het nieuwe samenwerkingsverband stuit op bezwaren eiser. Vorderingen afgewezen.

4.2. Tussen partijen is onweersproken dat UBN slechts de aandelen houdt in Cuvo B.V. en dat de handelingen waartegen De Volharding zich keert door Cuvo B.V. worden verricht. Al om deze reden dienen de vorderingen te worden afgewezen. Het standpunt van De Volharding dat het handelen van Cuvo B.V. evenzeer moet worden toegerekend aan UBN, omdat UBN het beleid van Cuvo B.V. bepaalt en de bestuurders dezelfde zijn, kan niet worden aanvaard. Deze omstandigheden zijn naar voorlopig oordeel onvoldoende om dat handelen aan UBN toe te schrijven (of, zoals De Volharding dat heeft genoemd, “to pierce the corporate veil”).

4.3. Ook overigens ziet de voorzieningenrechter geen grond voor toewijzing van de vorderingen. Uit de onder 2.2 weergegeven inhoud van de akte van inbreng moet voorshands worden afgeleid dat in 1993 alle activa, inclusief de handelsnaam, van de voordien aan De Volharding toebehorende uitvaartonderneming in Cuvo B.V. zijn ingebracht. Verder blijkt niet dat De Volharding sindsdien nog een (uitvaart)onderneming heeft gedreven. Dat De Volharding voor de overdracht van het uitvaartbedrijf een te lage koopsom heeft bedongen, zoals door De Volharding is betoogd, kan hier in het midden blijven, en zou overigens aan die overdracht niet afdoen. Evenmin is van belang dat De Volharding, naar zij thans stelt, niet werkelijk de onderneming heeft willen overdragen, nu niet is gebleken dat deze intentie ook bij Cuvo B.V. bekend was en door haar is geaccepteerd. Op geen enkele wijze is, zoals De Volharding meer in het bijzonder heeft gesteld, aannemelijk geworden dat slechts sprake zou zijn van een licentie van de handelsnaam.

4.4. De gestelde, door UBN betwiste, afspraak met het eerste bestuur van de Stichting blijkt in deze procedure evenmin. Die afspraak is bovendien weinig concreet en komt niet voor rekening van UBN. Ook hier geldt dat de omstandigheid dat de meerderheid van de huidige bestuursleden tevens commissaris is bij UBN onvoldoende reden is om ook UBN aan de gestelde afspraak met de Stichting gebonden te achten.

4.5. Tot slot ontbreekt iedere grond om UBN te verbieden om, kort gezegd, met De Volharding te concurreren voor wat betreft de uitvaartdiensten voor leden van de Vereniging.

Lees het vonnis hier.

IEF 8341

Ook niet via Parijs

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 12 november 2009, KG ZA 09-2167 Pee/BB, J. de Jonge Flowsystems tegen Buitendijk Techniek B.V. (met dank aan Daan de Lange, Brinkhof).

Misleidende reclame. Oneerlijke mededinging. Gedaagde gebruikt foto’s van hosetowers van eiser in brochure: onrechtmatig en misleidend. De voorzieningenrechter wijst toepassing van art. 1019h Rv af, ook als het Unieverdrag van Parijs in ogenschouw wordt genomen (waar, zoals eiser stelt,  immers in art. 1 lid 2 oneerlijke mededinging ook als een recht van industriële eigendom wordt gedefinieerd), geen ruimte voor een kostenvergoeding in geval van misleidende reclame.

4.3. Voor de 5 afbeeldingen van hosetowers van J. de Jong Flowsystems is dat anders. De afbeeldingen nemen een dermate groot deel van de brochure in beslag dat, in tegensteIling tot wat Buitendijk Techniek heeft aangevoerd, niet kan worden gesproken van louter illustratiemateriaal. Verder wordt doordat 5 van de 6 geplaatste hosetowers afkomstig zijn van J, de Jong Flowsystems een onjuiste voorstelling van zaken gegeven omdat daarmee de indruk wordt gewekt dat de getoonde hosetowers door Buitendijk Techniek zijn gemaakt en geleverd. Voor wat betreft deze afbeeldingen is de brochure dan ook misleidend. Daar komt nog bij dat Buitendijk Techniek met haar handelen op een oneerlijke wijze met J. de Jong Flowsystems concurreert, nu aannemelijk is dat Buitendijk Techniek met het plaatsen van de afbeeldingen van hosetowers van J. de Jonge Flowsystems profiteert van de door J. de Jonge Flowsystems in de loop der jaren opgebouwde goodwill. Het plaatsen van de brochure op de website van Buitendijk Techniek in deze vorm is jegens J. de Jong Flowsystems dan ook onrechtmatig te noemen.

4.4. Gelet op het voorgaande zal het Buitendijk Techniek worden verboden de brochure openbaar te maken voor zover daarin afbeeldingen zijn opgenomen van door J. de Jong Flowsystems geleverde hosetowers. (…)

(…)

4.9. Buitendijk Techniek zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. J. de Jonge Flowsystems wordt niet gevolgd in haar stelling dat deze kosten dienen te worden vastgeste1d volgens artikel 1019h Rv. Het toepassingsbereik van titel 15 van Rv (Van rechtspleging in zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom) staat limitatief opgesomd in artikel 1019h Rv en laat, ook niet via het Unieverdrag, geen ruimte voor een volledige kostenvergoeding in geval van misleidende reclame.

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8340

Die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie

Gerechtshof Leeuwarden, 10 november 2009, LJN: BK2773 (Strafzaak diefstal virtueel voorwerp).

Nuttig om te weten: Een virtueel voorwerp is een goed dat gestolen kan worden. Het hof is van oordeel dat een virtueel amulet en een virtueel masker voorwerpen zijn die van de bezitter daarvan gestolen kunnen worden. Het betrof in deze zaak virtuele voorwerpen van het online computerspel RuneScape. Verdachte heeft met zijn mededader de aangever door intimidatie en geweld gedwongen zijn account van het spel te openen om aldus de weg vrij te maken voor overheveling van zijn bezittingen op RuneScape naar de account van de mededader.

"(...) Het hof komt op grond van een en ander tot de conclusie dat redelijke wetsuitleg meebrengt, dat de hier bedoelde virtuele voorwerpen worden aangemerkt als een goed in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Relevant is voorts dat de spelregels van RuneScape niet voorzien in een wijze van verwerving van deze goederen als in casu is geschied. De wegnemingshandeling is gepleegd buiten de context van het spel. Het gaat derhalve niet om virtuele handelingen binnen een virtuele wereld, maar om feitelijke handelingen waardoor een virtuele wereld wordt beïnvloed.

(…)

Is voldaan aan de overige voorwaarden voor strafbaarheid in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht? Een volgende stelling van de verdediging is dat er geen sprake is van eigendom noch van bezit van de betreffende virtuele goederen, doch slechts van een gebruikersrecht van het spel RuneScape. Het veranderen van virtuele eigenaar brengt geen verandering in eigendomsrechten in de fysieke wereld. Het spel, en alles wat daar binnen gebeurt, behoort toe en blijft toebehoren aan de eigenaar ervan, te weten Jagex Ltd. in het Verenigd Koninkrijk.
Op deze wijze geeft de verdediging naar het oordeel van het hof een te beperkte invulling aan het begrip 'toebehoren' in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof stelt vast dat aangever binnen het spel de feitelijke en exclusieve heerschappij had over de goederen. Alleen hij kon, door in te loggen op zijn RuneScape-account, bij de door hem verworven amulet en het masker komen en daarover beschikken. In strafrechtelijke zin behoorden de in het geding zijnde goederen toe aan aangever. Hij is door de diefstal getroffen in het ongestoorde genot van de beschikkingsmacht die hij bij uitsluiting van een ander over die goederen had.
Dat het spel RuneScape vanzelfsprekend een eigenaar en/of beheerder heeft, acht het hof in het verband van deze strafzaak niet relevant. Zo is een paspoort onbetwist eigendom van de Staat der Nederlanden, maar kan dit document wel degelijk door middel van diefstal uit de beschikkings- macht van de houder geraken.
Voorts stelt het hof vast dat in deze zaak is voldaan aan een andere jurisprudentiële voorwaarde voor diefstal, inhoudende dat de goederen door toedoen van verdachte uit de beschikkingsmacht van aangever moeten zijn geraakt en in die van verdachte zijn gekomen. Dit ligt anders, zo heeft de Hoge Raad uitgemaakt, ten aanzien van het ontvreemden van - bijvoorbeeld - software, computergegevens en een pincode, aangezien het goed daarbij niet uit de beschikkingsmacht van de aangever geraakt doch ongewenst ook in die van de ontvreemder. In die gevallen kan er dan ook niet worden gesproken van diefstal.

Alles overziende is het hof van oordeel dat er in de thans ter beoordeling staande zaak sprake is van diefstal als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts overweegt het hof dat als gevolg van de digitalisering van de maatschappij een virtuele realiteit is ontstaan, die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie, ten aanzien waarvan het plegen van strafbare feiten niet mogelijk zou zijn."

Lees het arrest hier.

IEF 8330

De conceptovereenkomst

Rechtbank Amsterdam, 25 maart 2009 en 4 november 2009, HA ZA 07.2745, Adviespraktijk Amsterdam Zuid Oost B.V. tegen Boards and More Holding AG (met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird).

Merkenrecht. Afgebroken onderhandelingen over een merkoverdracht (volgend op een vaststellingsovereenkomst). Geen verplichting tot nakoming of dooronderhandelen, wel schadevergoeding voor juridische kosten.

2.1 Adviespraktijk is eigenaar van het hierna afgebeelde beeldmerk dat sinds 23 mei 1977 is geregistreerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. In 1993 is een geschil ontstaan tussen partijen over het gebruik van een beeldmerk door (een rechtsvoorganger van) Boards and More dat lijkt op dat van Adviespraktijk. Bij vonnis van 25 november 1998 heeft de rechtbank Almelo het gebruik van het gelijkende beeldmerk door Boards and More verboden. Naar aanleiding van deze kwestie hebben partijen in maart 2001 een vaststellingsovereenkomst gesloten.

(…)

Dooronderhandelen: 5.5 De vordering onder 3.1 C. heeft betrekking op dooronderhandelen. Daarvoor is geen grond indien Boards and More de onderhandelingen in de gegeven omstandigheden mocht afbreken. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat ieder der partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de ander - in beginsel vrij is onderhandelingen af te breken. Dit is slechts anders indien dit onaanvaardbaar zou zijn, op grond van gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen door de wederpartij dat een overeenkomst tot stand zou komen, dan wel in verband met bijzondere omstandigheden van het geval.

(…)

5.7. Op grond van dit e-mail verkeer kan worden vastgesteld dat er circa vier jaar is onderhandeld, hoewel Boards and More steeds heeft aangedrongen op voortgang in verband met verlies aan commerciële mogelijkheden van het beeldmerk. Gelet op deze relatief lange periode is het alleszins aannemelijk dat - zoals Boards and More aanvoert - nieuwe commerciële inzichten hebben geleid tot de conclusie dat het beeldmerk niet langer winstgevend kon worden geëxploiteerd. Dit is door Adviespraktijk ook niet (gemotiveerd) betwist. Adviespraktijk heeft aldus gaande de onderhandelingen niet of onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van Boards and More. Adviespraktijk wist immers dat Boards and More zo snel mogelijk met het beeldmerk de markt op wilde teneinde de commerciële mogelijkheden zoveel mogelijk te kunnen benutten. In zoverre stond het Boards and More vrij uiteindelijk - toen de commerciële haalbaarheid van het beeldmerk in het gedrang kwam - de onderhandelingen af te breken. Het moge zo zijn dat Boards and More tot op zeker moment het vertrouwen heeft gewekt dat een overeenkomst tot de reële mogelijkheid behoorde, doch nu de onderhandelingen zolang hebben geduurd en uiteindelijk nog geen volledige overeenstemming bestond, mocht Boards and More er in beginsel een punt achter zetten. De vordering tot door onderhandelen, zoals genoemd onder 3.1 C. zal daarom ook worden afgewezen.

Schadevergoeding: 5.8 Blijft over de vraag of Boards and More de onderhandelingen mocht afbreken zonder enige schadevergoeding, zoals ligt besloten in de vordering onder 3.1 D. De omstandigheden van het geval, met name het verloop van de onderhandelingen kunnen meebrengen dat die niet kunnen worden afgebroken zonder de schade te vergoeden. De rechtbank ziet evenwel, gelet op het voorgaande, geen gronden voor vergoeding van het positieve contractbelang. (..)

5.9 Aan de ander kant kan worden vastgesteld dat Boards and More gedurende de gehele onderhandelingsperiode Adviespraktijk nimmer (duidelijk) heeft gewaarschuwd voor het risico dat de onderhandelingen, met het oog op de lange duur, uiteindelijk op niets zouden kunnen uitdraaien. Boards and More heeft tot aan de afspraak voor februari 2006, die door haar is afgezegd, de onderhandelingen met Adviespraktijk gaande gehouden, terwijl zij wist dat Adviespraktijk daardoor (juridische) kosten bleef maken. Het ligt derhalve in de reden dat de directe kosten aan de zijde van Adviespraktijk, verband houdende met de onderhandelingen, door Boards and More worden vergoed. (…)

(schadeberekening in eindvonnis)

Lees de vonnissen hier of hieronder:

 

IEF 8304

Het enkele geplaatst houden

Rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2009, LJN: BK1571, strafzaak tegen moderator website.

Aansprakelijkheid moderator website in strafzaak. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte als moderator van een extreemrechtse website de technische bevoegdheid had om op de website geplaatste teksten te verwijderen, niet zonder meer inhoudt dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van alle op de website geplaatste teksten. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden niet enkel uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk kan worden gehouden voor het op de website plaatsen, geplaatst houden dan wel niet verwijderen van de teksten.

Ook het medeplegen van het opzettelijk beledigen en/of openbaar maken van de teksten acht de rechtbank niet bewezen, nu het enkele geplaatst houden dan wel niet verwijderen van de teksten onvoldoende is om te spreken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte al dan niet samen met een ander (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep mensen dan wel op het openbaar maken van een beledigende uitlating. Verdachte wordt vrijgesproken. Zie echter ook: Rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2009, LJN: BK1564, veroordeling voor het dezelfde website opzettelijk beledigend uitlaten).

Lees het vonnis hier.

IEF 8279

Op een niet afgeschermd gedeelte

Rechtbank Almelo, 15 oktober 2009, LJN: BK0555, Eiser tegen Gedaagde (foto’s op Hyves-profiel).

Vader plaatst foto's en filmpjes van minderjarig kind op Hyves-profiel. Onderscheid tussen openbaar afgeschermd gedeelte internet/Hyves.

4.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man door het plaatsen van foto’s op een niet afgeschermd gedeelte van het internet inbreuk maakt op de (ook door voormeld Verdrag beschermde) privacy van [Naam zoon], alsmede dat hij de op grond van het gezamenlijk gezag op hem rustende verplichting om belangrijke beslissingen omtrent de minderjarige na onderling overleg te nemen, niet nakomt. (…)

5.  Anders is het met het plaatsen van foto’s door de man op het slechts voor zijn “vrienden” toegankelijke gedeelte van zijn Hyves-profiel. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt en niet valt in te zien dat daarvan hinder, leed, schade, onheil of ander ongerief dan wel een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw en [Naam zoon] redelijkerwijze te verwachten valt. De omstandigheid dat partijen werkzaam zijn in een omgeving die vraagt om afscherming van hun privacy en van die van [Naam zoon], leidt niet tot een ander oordeel. Dat in dat verband bijzonder gevaar te duchten valt van foto’s van [Naam zoon] op het afgeschermde Hyves-profiel van de man is door de vrouw niet verder geconcretiseerd en ook overigens niet direct aannemelijk. Van misbruik van ouderlijk gezag is in zoverre evenmin sprake.

Lees het vonnis hier

IEF 8250

Un bieteriemetje mit piendekies

IEP!Vzr. Rechtbank Amsterdam, 16 september 2009, KG ZA 09-1811 NB/JS, Horst tegen Lemming Film B.V. c.s. (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners).

Regieovereenkomst. Geschil tussen regisseur en producent over enkele (creatieve) aspecten van de film IEP! en de vraag welke versie van de film zal worden voltooid, de versie van Horst of de versie van Lemming. Regisseur vordert dat een arbiter zal worden aangewezen, maar de voorzieningenrechter oordeelt anders:

4.6. Voorshands wordt geoordeeld dat op grond van artikel 6.4 van de overeenkomst aan een arbiter in beginsel kan worden opgedragen zich een oordeel te vormen over de vraag welke versie van de film de voorkeur geniet. Daarmee wordt immers niet alleen een beoordeling gegeven omtrent de redelijkheid van de gronden waarop de producent de film heeft afgekeurd, maar aan dat oordeel. dat immers partijen bindt, wordt dan tevens de consequentie verbonden dat de producent de eindmontage en mixage niet heeft kunnen afkeuren en dus in beginsel gehouden is zijn goedkeuring te verlenen. Deze uitleg van de arbitrageclausule strookt met de vrijheid die de regisseur op grond van artikel 6,l van de overeenkomst heeft om de eigen visie in de film tot uiting te brengen. Het betoog van Lemming op dit punt wordt derhalve verworpen.

4.7. Het voorgaande betekent echter niet dat de vordering van Horst voor toewijzing in aanmerking komt. Geoordeeld wordt namelijk dat artikel 6.5 van de overeenkomst hieraan in de weg staat, nu hierin is bepaald dat, in het geval de producent en de regisseur niet tot overeenstemming komen over de aan te brengen wijzigingen en indien het geschil de financiering van de film aantoonbaar in gevaar brengt. het uiteindelijke oordeel van de producent zal prevaleren.

4.8. Lemming heeft aangevoerd dat, indien een arbitrageprocedure moet worden afgewacht en de arbiter oordeelt dat Lemming de versie van Horst zal moeten afmaken, de financiering van de film aantoonbaar in gevaar komt. (…) Het had op de weg van Horst gelegen om voldoende aannemelijk te maken dat afwerking van de versie van Horst de afleveringsdatum van de film in het geheel niet in gevaar zou brengen. (…)

4.9. Voorts heeft Horst niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de cashflow van Lemming in ernstige mate in gevaar komt wanneer de opleveringsdata van de film worden overschreden. (…) Aannemelijk is dat voor het voortbestaan van Lemming gevreesd moet worden indien zij deze betaling niet (tijdig) ontvangt. (…)

4.10. Onder deze omstandigheden wordt geoordeeld dat Lemming gerechtigd is zich te beroepen op artikel 6.5 van de overeenkomst, zodat een arbitrageprocedure geen verandering meer kan brengen in de keuze om alleen de versie van Lemming af te werken. Derhalve is het niet aannemelijk dat de bodemrechter de vordering tot het aanwijzen van een arbiter zal toewijzen. De primaire vorderingen voldoen daarmee niet aan het onder 4.1. genoemde criterium en worden derhalve afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8234

Vrees voor toekomstige inbreuk is aannemelijk

Vzr. Rechtbank Breda, 1 oktober 2009, KG ZA 09-510, Stichting Afzetbevordering Grootgroenproducten tegen Direct Select (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Eerst even voor jezelf lezen. Onrechtmatige registratie domeinnamen grootgroen.nl en vakbeursgrootgroen.nl . Eiser maakt op grond van haar handelsnaam- en merkenrecht succesvol bezwaar tegen domeinnaamregistratie door, althans in vermeende samenspraak met een voormalig medewerker.

“Al deze omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, brengen mee dat voldoende aannemelijk is dat de registratie door Direct Select van de domeinnaam grootgroen.nl in een bodemprocedure eveneens als domeinnaamkaping zal worden gekwalificeerd, gepleegd in samenspanning met Verheijen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8226

Een verwarrend uithangbord

Rechtbank Utrecht, 12 november 2008, HA ZA 08-451, Thuisbezorgd.nl tegen Jolidé V.O.F.  c.s. (met dank aan Fleur Folmer, NautaDutilh)

Handelsnaamrecht. Thuisbezord.nl tegen thuisbezorgen.nl. Nog niet eerder gepubliceerd tussenvonnis uit november 2008, voorafgaand aan het vorige week gewezen eindvonnis (Rechtbank Utrecht, 23 september 2009, IEF 8218). Een domeinnaam is in beginsel niet meer dan een (internet)adres, maar kan kleuren tot handelsnaam. Thuisbezorgd.nl is niet zuiver beschrijvend. Sprake van verwarring of verwarringsgevaar. Geen inbreuk op beeldmerk Thuisbezorgd.nl. In citaten:

Domeinnaam gebruikt als handelsnaam: 7.7 (…) Dit alles leidt tot de conclusie dat de domeinnaam thuisbezorgen.nl gebruikt wordt als een uithangbord voor een website waaruit niet een duidelijk andere handelsnaam blijkt voor de onderneming die de site voert. Daarmee wordt de domeinnaam niet uitsluitend als een adres gebruikt, maar tevens als voor derden kenbare aanduiding van de bedrijfsactiviteiten/onderneming. Door deze koppeling wordt thuisbezorgen.nl gekleurd tot handelsnaam.

Verwarring: 7.13. De handelsnaam thuisbezorgen wijkt slechts in zeer geringe mate af van de handelsnaam thuisbezord.nl(…) Tb heeft onweersproken gesteld dat dat verwarringsgevaar niet alleen bestaat bij de consument, maar ook bij het personeel van de bij haar aangesloten bezorgrestaurants. (…). Uit het feit dat Jolidé bij brief van 3 november 2006 Tb heeft gesommeerd het gebruik van de naam thuisbezorgd.nl te staken leidt de rechtbank af dat ook Jolidé van mening is dat er sprake is van verwarring of verwarringsgevaar.

Niet beschrijvend: 7.14. (..) In de onderhavige zaak doet zich niet de situatie voor dat een zuiver beschrijvend woord als handelsnaam gebruikt wordt. De handelsnaam van Tb is samengesteld uit het (sic) woorden thuis gevolgd door een vervoeging van het woord bezorgen. Dit zijn weliswaar gewone Nederlandse woorden, maar door de combinatie van deze woorden met het achtervoegsel ‘.nl’ is een niet zuiver beschrijvend woord ontstaan voor de door Tb aangeboden diensten (…) In zoverre is er hier een andere situatie dan bij het gebruik van de naam Camping Holidays voor kampeervakanties of hypotheekloffeerte.nl voor het online aanbeiden van hypotheekoffertes. Anders dan Jolidé heeft aangevoerd is hier derhalve geen sprake van monopolisering door Tb. Van een louter beschrijvende aanduiding.

Merkenrecht: 7.15 (…) verwijst de rechtbank naar het oordeel daarover in het arrest van 15 januari 2008 van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem. Ook de rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende overeenstemming bestaat tussen de tekst thuisbezorgen.nl en het door Tb geregistreerde beeldmerk, om te kunnen oordelen dat inbreuk op het merkenrecht van Tb wordt gemaakt.

Lees het vonnis hier.