Overige  

IEF 8752

Tot de laatste man

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 2 maart 2010, LJN: BL9874, [Naam] tegen MAN Truck & Bus B.V.

Merkenrecht. Geen lijfsdwang in executiegeschil. Metatags. Geïntimeerde MAN stelt dat [naam] na vonnis Rechtbank Rotterdam (DomJur 2005-217) weliswaar de website www.mylastman.com heeft gesloten, maar middels de nieuwe website www.mylastmaninfo.com toch dwangsommen heeft verbeurd. Omdat deze volgens MAN niet verhaalbaar zijn gebleken, zou er voldoende grond zijn voor uitvoerbaar verklaring bij lijfsdwang. Hof: domeinnaam valt onder verbod, ‘doorslaggevend belang en/of doorslaggevende zeggenschap’ in B.V. domeinnaamhouder, maar geen grond (meer) voor lijfsdwang. In citaten:

Reikwijdte voorziening: 6. Het onderhavige geval kenmerkt zich hierdoor, dat aan de overtreding van de voorzieningen een aanzienlijke dwangsom is verbonden. In een dergelijk geval brengt een redelijke uitleg van de voorzieningen mee de draagwijdte ervan beperkt te achten tot handelingen, waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop de voorzieningen zijn gegeven, daarmee in strijd zijn. Bovendien moeten de voorzieningen worden uitgelegd in het licht van de daarvoor gegeven motivering, dat wil zeggen: bij de vaststelling van de reikwijdte van die voorzieningen moet niet alleen het dictum in aanmerking worden genomen, maar ook de overwegingen die daartoe hebben geleid. In dit verband is de bedoeling van de voorzieningenrechter niet doorslaggevend, nu met name voor de geadresseerde van de getroffen voorzieningen duidelijk zal moeten zijn waaraan hij zich te houden heeft.

9. (…) Anderzijds heeft [appellant] niet betwist dat de website MyLastMANinfo.com aanvankelijk dezelfde inhoud had als de website MyLastMAN.com, waarvan de voorzieningenrechter de staking heeft bevolen. Dat betekent dat een website met dezelfde (uitgebreide) inhoud als waarop de Voorziening is gegrond gedurende een beperkte periode in de lucht is geweest.

10. Op grond van het voorgaande is het hof voorshands van oordeel dat het openen en in stand houden van de website met de domeinnaam MyLastMANinfo.com met de inhoud die deze tot 27 februari 2005 had, onder de Voorziening valt. Anderzijds is het hof (voorshands) van oordeel dat het in stand houden van de website zoals deze er vanaf 27 februari 2005 uitzag, níet onder (de strekking van) de Voorziening valt, nu niet (zonder meer) gezegd kan worden dat de woorden MyLastMANinfo.com (in combinatie met de woorden "Information Board" en zoals afgebeeld op twee vrachtwagens) ook op zichzelf beschouwd (dus: zonder dat de website verder inhoud heeft) afbreuk doen aan de reputatie van het merk MAN.

Middellijk of onmiddellijk belang of zeggenschap: 14. (…) Ook hier geldt de in r.o. 6 weergegeven maatstaf, inhoudend dat de voorzieningen zo moeten worden uitgelegd dat alleen handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij een overtreding opleveren, eronder vallen. Gelet op de ratio van de toerekening van gedragingen van een vennootschap of onderneming aan [appellant], te weten dat niet kan worden getolereerd dat [appellant] buiten schot blijft door gebruik te maken van vennootschappen of andersoortige ondernemingen, moet de voorwaarde van "middellijk of onmiddellijk belang of zeggenschap" aldus worden uitgelegd dat het gaat om een zodanig belang of een zodanige mate van zeggenschap dat [appellant] het in zijn macht heeft overtreding van de getroffen voorzieningen te bewerkstelligen of te voorkomen. In dat kader is wel degelijk van belang dat [appellant], hoewel het hof voorshands aannemelijk acht dat hij als voorzitter van de raad van bestuur stemrecht had, de drie andere stemmen tegen zich moest laten gelden. De omstandigheid dat de andere leden van het bestuur zijn echtgenote en kinderen waren doet daaraan niet (zonder meer) af. Ook het hebben van 40% van de aandelen rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat [appellant] beslissingsmacht had.

15. Dit leidt echter nog niet tot de door [appellant] gewenste conclusie. Hij heeft immers niet bestreden dat hij (als enig aandeelhouder en bestuurder) ten tijde van het openen van de gewraakte website wél een doorslaggevend belang en/of doorslaggevende zeggenschap had in NHG Trans International B.V. (…)

16. De conclusie uit het voorgaande is dat [appellant] de Voorziening heeft overtreden. (…) Het hof is voorshands van oordeel dat het beschikbaar komen van de website (19 februari 2005) als het aanvangsmoment van de bestreden gedraging moet worden aangemerkt. Dat betekent, gelet op hetgeen in r.o. 10 is overwogen, dat [appellant] naar 's hofs voorlopig oordeel gedurende de periode van 19 tot en met 26 februari 2005 dwangsommen heeft verbeurd.

18. (…) Gelet op het in r.o. 16 bereikte oordeel dat [appellant] de Voorziening (met zijn bijdrage aan het openen en in stand houden van de website MyLastMANinfo.com) gedurende (niet meer dan) één week heeft overtreden, is thans geen sprake meer van het niet nakomen van een verplichting tot een doen of nalaten anders dan de betaling van een geldsom, als bedoeld in artikel 585 Rv. Reeds om die reden is geen grond meer aanwezig voor uitvoerbaar verklaring bij lijfsdwang De grief, voor zover gericht tegen het in conventie gewezen vonnis slaagt derhalve.

19. In reconventie vordert [appellant] staking van de executie op de grond dat geen dwangsommen zijn verbeurd. Uit het voorgaande blijkt dat naar 's hofs voorlopig oordeel wél dwangsommen zijn verbeurd, zij het beperkt tot de periode van 19 tot en met 26 februari 2005. Nu het mindere in het meerdere begrepen moet worden geacht zal het hof MAN gelasten de executie te staken voor zover deze betrekking heeft op de periode nadien. (…)

Lees het arrest hier.

IEF 8746

Feitelijk slechts refererend gebruik

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 7 april 2010, KG ZA 10-502, European Aeronautic Defence and Space Company EADS N.V. en Airbus Operations GMBH tegen Stichting EADS Investors Compensation Foundation  (met dank aan Annemieke Kappert, Kennedy Van der Laan).

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Refererend merkgebruik. Eisers maken bezwaar tegen de naam van gedaagde, een stichting die namens verschillende investeerders een collectieve actie start tegen EADS. Vorderingen afgewezen. Geen inbreuk ‘sub d’, geen gebruik als handelsnaam (geen oogmerk van materieel voordeel), geen onrechtmatige daad.

Merkenrecht: 4.5. Vooralsnog is aannemelijk dat de stichting - in tegenstelling tot hetgeen eiseressen hebben gesteld - een geldige reden heeft om het teken EADS op in haar naam te gebruiken. Er is een geldige reden voor de stichting om een teken te gebruiken dat aan haar publiek duidelijk maakt wat haar doel is. De stichting zal in haar naam een verwijzing mogen gebruiken om duidelijk te maken waar zij voor staat teneinde mogelijk gedupeerde investeerders te bereiken. Zij heeft in eerste instantie gekozen daarvoor de naam stichting EADS AIRBUS COMPENSATION FOUNDATION te gebruiken en nadien de naam gewijzigd in stichting EADS INVESTORS COMPENSATION FOUNDATION. Door deze wijziging heeft zij al een concessie gedaan. Het gebruik van de term EADS kan als enigszins refererend worden beschouwd en dient ertoe een link te leggen met haar doelstelling. Van het bestaan van een gelijkwaardig alternatief is vooralsnog niet gebleken. Dat er in de praktijk stichtingen van belangenbehartigers bestaan zoals de Stichting Hypotheekleed of Stichting Leaseverlies die een meer generieke omschrijving in haar naam gebruiken, doet niet af aan het belang van de stichting het teken EADS te gebruiken. Aannemelijk is dat de stichtingen met een meer generieke omschrijving immers gemeen hebben dat de belangen waar zij voor opkomen in het algemeen al meer bekendheid genieten zodat een verwijzing naar het betreffende product of de onderneming niet nodig is. Ook de omstandigheid dat er andere wijzen zijn om publiek te informeren en deelnemers te werven zoals het gebruik van een website doet niet aan af aan de omstandigheid dat de stichting belang heeft bij het gebruik van het teken EADS in haar huidige naam.

4.6. De stichting maakt met het gebruik van het teken EADS feitelijk slechts refererend gebruik van dit teken om aandacht te trekken van mogelijk gedupeerde investeerders. Er wordt geen concurrentie-voordeel uit getrokken. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een ongerechtvaardigd voordeel dat door de stichting door dit gebruik wordt behaald.

4.7. Vooralsnog is ook niet voldoende aannemelijk geworden dat het publiek een verband zal leggen tussen het merk EADS en de diensten van de stichting. (…) In die zin wordt geen afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen.

4.8. Eiseressen stellen vervolgens dat het gebruik van het teken EADS in combinatie met het woord "Compensation" in de naam van de stichting op een negatieve wijze aan de zintuigen van het publiek appelleert en dat daarmee de aantrekkingskracht van het merk EADS vermindert. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Het gebruik van het merk EADS in combinatie met woord "compensation" heeft niet per definitie de door eiseressen gestelde negatieve uitstraling. Uit deze combinatie van woorden kan immers niet worden afgeleid dat EADS heeft erkend onrechtmatig te hebben gehandeld en een schadevergoedingsverplichting heeft geaccepteerd. De naam Stichting EADS Investors Compensation Foundation suggereert dat vooralsnog niet. Ook wordt met deze naam niet de indruk gewekt dat EADS de stichting heeft opgericht, dan wel dat dit in samenspraak is gebeurd. Juist door het gebruik van het teken EADS in samenhang met de andere in de naam gebruikte temen wordt duidelijk wat het doel van de stichting is. Niet aannemelijk is dat door dit gebruik de aantrekkingskracht en de goodwill van het merk EADS vermindert. De stichting verwijst zoals zij heeft aangevoerd met het woord "investors" ook duidelijk naar de investeerders van EADS hetgeen beter aansluit bij de doelstelling van de stichting. Door het weglaten van het teken Airbus is het gevaar voor eventuele reputatieschade aan het Airbus concern, dat niet direct in de statuten van de stichting wordt genoemd, geweken. Een en ander leidt tot de slotsom dat de stichting door het gebruik van het teken EADS geen afbreuk doet aan de reputatie van EADS en niet handelt zoals in artikel 2.20, eerste lid sub d BVIE vermeld. Er derhalve geen sprake is van merkinbreuk op grond van dit artikel.

Handelsnaamrecht: 4.10. De stichting handelt volgens eiseressen tevens in strijd met artikel 5 en 5a HNW. Dat standpunt wordt niet gevolgd. Op grond van artikel 1 HNW wordt onder handelsnaam verstaan de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. Van een onderneming is volgens de wet sprake indien in een georganiseerd verband het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is. Er is weliswaar sprake van een georganiseerd verband, maar nu de stichting handelt met het doel vergoeding te verkrijgen om de beweerde door de investeerders geleden schade te compenseren, kan niet worden gezegd dat de stichting handelt met het oogmerk van materieel voordeel. Dat laatste impliceert immers dat er een commercieel voordeel wordt behaald. Op grond van het voorgaande kan niet worden gesproken van het voeren van een handelsnaam in de zin van de HNW. De hierop gegronde vordering wordt dan ook afgewezen.

Onrechtmatige daad: 4.1 1. Vervolgens is de vraag aan de orde of het handelen van de stichting door het gebruik van het teken EADS in haar naam als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW is aan te merken. De stichting is in principe vrij een naam te kiezen waarmee zij kan verwijzen naar haar doelstelling. Zij mag daarbij, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn, geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten van derden. Uit het voorgaande volgt dat vooralsnog niet is komen vast te staan dat sprake is van reputatieschade of een andere inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht van eiseressen. Daarnaast is ook niet aannemelijk dat eiseressen op enigerlei wijze schade hebben geleden door het handelen van de stichting. De stichting heeft slechts een klein bereik en het aantal gedupeerde investeerders die zij wil bereiken en zal bereiken, inmiddels zijn dat er in totaal 15, is relatief gering.

Lees het vonnis hier.

IEF 8740

Een getekend stripverhaal

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 april 2010, HA ZA 09-2258, [X] tegen [Y] (Mountain Mike)

Domeinnaam. Auteursrecht. Auteur van de strip Mountain Mike vordert de ooit op zijn verzoek door gedaagde geregistreerde  domeinnaam www.mountainmike.nl. Vordering afgewezen: onduidelijkheid over de stand van de overdracht. Geen aantasting auteursrechtelijk werk door website niet te actualiseren. Geen imagoschade. In beginsel wel 1019h proceskosten, maar onvoldoende onderbouwd. In citaten:

4.5. Het enkele feit dat de domeinnaam nog niet op naam van [X] staat vormt onvoldoende motivering aangezien er nog beslag op de domeinnaam rust en [X] niet heeft gesteld dat hij de SIDN heeft verzocht de domeinnaam op naam van [X] te stellen op basis van het overdrachtsformulier, onder aanbieding van opheffing van het beslag, maar dat de SIDN dat op die basis heeft geweigerd.

4.6. Gegeven de substantiëringsplicht van [X] op grond van artikelen 21 en 111 lid 2 Rv, had het op de weg van [X] gelegen om nader te motiveren waarom het verhuisformulier een voorwaarde is voor de wijziging van de tenaamstelling van de domeinnaam. (…) Dientengevolge is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de ondertekening en retournering door [Y] van het verhuisformulier een voorwaarde is voor de wijziging van de tenaamstelling van de domeinnaam.

4.7. [X] vordert voorts dat [Y] een kopie van een identiteitsbewijs overlegt. (…) [X] heeft niet gesteld dat er een concrete aanleiding is om te twijfelen aan de echtheid van de door [Y] op het overdrachtsformulier geplaatste handtekening. De rechtbank acht dan ook onvoldoende grondslag aanwezig voor toewijzing van dit onderdeel van de vordering.

4.8. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde medewerking aan de tenaamstelling van de domeinnaam op naam van [X] afwijzen.

4.9. [X] baseert zijn schadevergoedingsvordering primair op een inbreuk op zijn persoonlijkheidsrechten in de zin van artikel 25 sub d Aw. Deze bepaling beschermt de maker van een werk tegen verminking, misvorming of andere aantasting van zijn werk. Voor zover [X] in het onderhavige geval al schade zou hebben geleden, is deze echter niet te wijten aan de verminking, misvorming of andere aantasting van de auteursrechtelijke werken op de website. De website is niet gewijzigd door [Y] en het enkele verouderen van het werk door tijdsverloop kan niet als een aantasting van het werk worden beschouwd. Voor een beroep op artikel 25 sub d Aw is dan ook geen grond.

4.10. Subsidiair beroept [X] zich op een aantasting van zijn eer en goede naam in de zin van artikel 6:106 BW. Ter zitting heeft [X] verklaard dat zijn schade bestaat uit imagoschade doordat er geen actuele website openbaar werd gemaakt onder de domeinnaam en doordat ten onrechte de indruk werd gewekt dat de Mountain Mike strips niet op het internet verkrijgbaar waren. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien dat hij hierdoor in zijn eer en goede naam is aangetast. De door [X] gestelde schade lijkt eerder te kwalificeren als een vorm van vermogensschade. De vordering tot betaling van immateriële schadevergoeding is dan ook niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 8706

Ter beschikking stellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2010, KG ZA 10-610 MH/EB, Eiseres en de Staat der Nederlanden c.s. tegen Awa c.s (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Update: volledig vonnis. Rapper in detentie (tbs) mag het bij de mzuiektherapie in tbs-kliniek opgenomen nummer ‘Ben een crimineel, ben een psychopaat' niet uitbrengen. Vorderingen voormalige vriendin, die door de rapper werd overgoten met terpentine en in brand gestoken, worden toegewezen in kort geding. publicatieverbod tegen platenmaatschappij en Apple (iTunes) is eveneens toewijsbaar.

4.4. (…) Ook al betreft de tekst van zijn recente rap niet het misdrijf, maar zijn verblijf in een tbs-kliniek, het belang van eiseres - en daarvan afgeleid het belang van de gevoegde partijen - om niet met hem te worden geconfronteerd zolang hij ter beschikking in gesteld, weegt in dit geval zwaarder dan het belang van Awa om de rap uit te brengen. In dat verband is van belang dat Awa binnen het wettelijk stelsel van rechtsbescherming van ter beschikking gestelden  andere wegen openstaan om aandacht te vragen voor zijn grieven. Dit geldt te meer nu hij reeds de aandacht van de media heeft weten te trekken. Dat een door Awa ingediende klacht tegen zijn overplaatsing en de door hem bij de verlengingsprocedure naar voren gebrachte kritiek niet hebben geleid tot het door hem gewenste resultaat, is onvoldoende om re concluderen dat Awa geen mogelijkheden heeft om op te komen tegen beslissingen die hij onjuist acht, De slotsom is dat publicatie van de rap onrechtmatig jegens eiseres en de gevoegde partijen is. Daaruit vloeit voort dat het gevorderde publicatieverbod noodzakelijk is in een democratische samenleving.”

Lees het volledige vonnis hier. Lees het kop-staart vonnis hier. Uitgebreid persbericht rechtbank hier. Mediaberichtgeving o.a. hier.

IEF 8711

Inkomsten uit de patenten

Rechtbank Breda, 8 maart 2010, LJN: BL8605, Belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst.

Voor de liefhebber:  Inkomstenbelasting 2005. (…) Onderzoek waarbij belanghebbende betrokken was heeft geleid tot het vestigen van patenten. In de jaren 2000 en volgende heeft belanghebbende, op onregelmatige basis, bedragen uit deze patenten ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende bij zijn werkzaamheden in het Verenigd Koninkrijk deelgenomen aan het economische verkeer en zijn de inkomsten uit de patenten belast als inkomsten uit werk en woning. Daaraan doet niet af dat belanghebbende de patenten niet zelf exploiteerde.

Lees het vonnis hier

IEF 8691

Het uitputtingsverweer

Gerechtshof Arnhem, 8 december 2009, LJN: BL8302, Joop! GmbH, Jill Sander A.G. c.s. tegen Geïntimeerden

Merkenrecht. Hof vernietigt de vonnissen waarvan beroep (Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 1 oktober 2003 en 21 juli 2004) Parallelimport. Beoordeling uitputtingsverweer. Beoordeling toewijsbaarheid vorderingen na verwerping uitputtingsverweer. Eerst even heel kort.

3.5 Het hof acht hetgeen [geïntimeerden] hebben aangevoerd onvoldoende concreet om met hen te kunnen spreken van een reëel gevaar, en dus niet slechts van een theoretische mogelijkheid, dat de nationale markten worden afgeschermd. (...)

3.7 Het slagen van deze grieven brengt mee dat het door de rechtbank gehonoreerde uitputtingsverweer van [geïntimeerden] als onbewezen moet worden verworpen. Daarmee staat de door Lancaster c.s. gestelde en door Uijtwillegen c.s. verder niet, althans niet met terzake doende, voldoende onderbouwde argumenten, bestreden merkinbreuk ten aanzien van de op 27 oktober 2000 in conservatoir beslag genomen produkten vast. (...)

Lees het arrest hier

IEF 8687

Een portret van de hoofdpersoon

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2010, LJN: BL8075, Eiseres c.s. tegen De Auteur en Uitgeverij Prometheus. 

Portretrecht. Mediarecht. Vorderingen van Nina B. tot rectificatie van de over haar verschenen biografie afgewezen. Nina Brink kan zich niet kan verzetten tegen het gebruik van haar portret op de cover. Nina Brink is een bekende persoon en op de cover van een biografie, ook wanneer die niet is geautoriseerd, staat nagenoeg altijd een portret van de hoofdpersoon. Hierbij is in aanmerking genomen dat de desbetreffende foto van Nina Brink eerder is gepubliceerd op de voorpagina van De Volkskrant, op de dag van de beursgang van World Online. 

Betreffende de inhoud heeft de auteur van de biografie, binnen de beperkingen van het kort geding, vooralsnog aannemelijk gemaakt over voldoende bronnenmateriaal te beschikken om de beschuldigingen te kunnen onderbouwen. Een en ander moet verder worden uitgezocht in de bodemprocedure. Een passage in het boek over de dochter van Nina Brink is wel als onrechtmatig aangemerkt.

4.17.  Eisers vorderen tot slot een verbod het desbetreffende portret van [eiseres] te gebruiken op de cover van het boek en ten behoeve van promotionele activiteiten rondom het boek. Ter zitting hebben zij hun vordering beperkt (zie 3.2) in die zin dat alleen de foto van [eiseres] die thans op de cover staat dient te worden verboden. Eisers hebben echter nagelaten te onderbouwen waarom nu juist deze foto dient te worden verboden, terwijl niet in debat is dat het gedaagden wel is toegestaan een ander portret van [eiseres] op de cover te plaatsen. Dit staat reeds aan toewijzing van deze vordering in de weg. Overigens kan niet worden gezegd dat [eiseres] een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 21 Auteurswet om zich te verzetten tegen openbaarmaking van het desbetreffende portret. [eiseres] kan als een ‘public figure’ worden aangemerkt. Op een biografie – ook wanneer die ongeautoriseerd is – is een portret van de hoofdpersoon gebruikelijk en functioneel. De desbetreffende foto heeft bovendien in het verleden op de voorpagina gestaan van De Volkskrant en niet weersproken is dat die krant in een oplage van 300.000 stuks is verspreid. Tot slot kan niet worden gezegd dat [eiseres] in dit geval beschikt over “verzilverbare populariteit” op grond waarvan zij zich tegen gebruikmaking van haar portret op het boek zou kunnen verzetten. Met het portret op de cover van het boek wordt in eerste instantie beoogd onmiddellijk aan te geven over wie het boek gaat.

Lees het vonnis hier op rechtspraak.nl (met gelijktijdige dank aan Matthijs Kaaks, Boekx en Arnout Groen, Klos Morel Vos & Schaap).

IEF 8665

Op onrechtmatige wijze in verwarring worden gebracht

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 maart 2010, zaaknr. 200.017.357/01, Taartenwinkel.nl B.V. tegen GefeliciTAART B.V. (met dank aan Steffen Hagen, CMS Derks Star Busmann)

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Hof vernietigt kort geding vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, IEF 7102). Taartenwinkel.nl (meervoud) maakt bezwaar tegen gebruik domeinnaam taartwinkel.nl (enkelvoud) door GefeliciTAART.  Enkel doorgeleiden domeinnaam is geen gebruik als handelsnaam. Wel onrechtmatig handelen. (“Uiteindelijk doorslaggevend [is] of het publiek door het gebruik van de betreffende aanduiding op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht”). Aanhaken bij bekendheid om zoveel mogelijk verkeer te generen. Geen 1019h proceskosten (rechtsgrond onrechtmatige daad).

Handelsnaam / doorlinken: 4. (…) Een domeinnaam kan echter tot handelsnaam worden wanneer de domeinnaam gebruikt wordt ter aanduiding van de onderneming, in welk verband rekening moet worden gehouden met de perceptie van het relevante publiek. In dat kader is onder meer van belang of, c.q. in hoeverre de domeinnaam overeenkomt met de handelsnaam van de domeinnaamhouder, alsmede de inhoud van de website die men door het intypen van de domeinnaam bereikt.

In dit geval staat vast dat GefeliciTAART slechts onder deze naam (GefeliciTAART) naar buiten treedt. Verder staat vast dat zij de domeinnaam taartwinkel.nl, evenals de (volgens haar honderden andere) domeinnamen die zij heeft geregistreerd, slechts gebruikt om potentiële klanten naar haar website www.gefeliciTAART.nl te leiden en dat men na het intoetsen van www.taartwinkel.nl direct wordt doorgeleid naar eerstgenoemde website. Met andere woorden, de website onder de domeinnaam taartwinkel.nl heeft geen inhoud. Het hof is voorshands van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van handelsnaamgebruik. De domeinnaam taartwinkel.nl wordt aldus immers niet gebruikt ter aanduiding van de onderneming en ook niet als zodanig door het relevante publiek opgevat. Hierop stuit de vordering, voor zover geënt op artikel 5 Hnw., af.

Onrechtmatige daad: 7. (…) Het hof verwerpt het betoog van GefeliciTAART dat geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen omdat de aanduidingen taartwinkel en taartenwinkel beschrijvend zijn. In het kader van een beoordeling op grond van artikel 6: 162 BW is uiteindelijk doorslaggevend of het publiek door het gebruik van de betreffende aanduiding op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht. Het hof is voorshands van oordeel dat dat hier het geval is, mede in aanmerking nemende dat Taartenwinkel.nl, gelet op het aanzienlijke marktaandeel dat zij zich heeft weten te verwerven, bij het relevante publiek een zekere bekendheid heeft verworven.

De domeinnaam taartwinkel.nl vertoont zoveel gelijkenis met de handelsnaam (en domeinnaam) Taartenwinkel.nl, dat de kans dat consument, op zoek naar het bedrijf van Taartenwinkel.nl, taartwinkel.nl intypt, aanzienlijk is. GefeliciTAART heeft ook erkend dat haar streven mede is gericht op het, met gebruikmaking van de bekendheid en reputatie van haar concurrenten en de mogelijkheid van vergissing bij het publiek, genereren van zoveel mogelijk internetverkeer naar de eigen website. Dat dit het geval is blijkt ook uit haar registratie van de domeinnamen taartservice.nl en taartland.nl. Het hof is voorshands van oordeel dat een dergelijke handelwijze de grenzen van eerlijke mededinging te buiten gaat en dus onrechtmatig is. De omstandigheid dat de aanduidingen taartwinkel en taartenwinkel van huis uit een beschrijvend karakter hebben doet daaraan, gelet op de verwarring die (in verband met de bekendheid en reputatie van Taartenwinkel.nl bij het relevante publiek) door het gebruik van de domeinnaam taartwinkel.nl wordt gewekt, niet af.

Het hof is voorts, anders dan de voorzieningenrechter, voorshands van oordeel dat de omstandigheid dat de consument direct wordt doorgelinkt naar de website van GefeliciTAART niet afdoet aan de verwarring. immers, hoewel de consument zich waarschijnlijk zal realiseren dat hij zich niet op de site van Taartenwinkel.nl bevindt, is bepaald niet ondenkbaar dat hij meent dat de beide ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn. Dit gevaar voor verwarring wordt nog vergroot doordat beide ondernemingen dezelfde (soort) producten verkopen en diensten verlenen en beide hun statutaire vestigingsplaats in Haarlem hebben.

8. Uit het voorgaande vloeit voort dat de vorderingen, voor zover gegrond op onrechtmatige daad, voor toewijzing in aanmerking komen als na te melden.

Lees het arrest hier.

IEF 8646

De ultieme voeding

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 4 maart 2010, KG ZA 10-25, Ultimate Nutrition Inc. tegen D&S Food-Trading B.V. c.s. (met dank aan Michiel Rijsdijk en Marlies Wiegerinck, Arnold+Siedsma

Merkenrecht. Auteursrecht. Domeinnamen. Parallelimport. Eiser maakt op grond van woordmerken Ultimate Nutrition (sportvoeding) bezwaar tegen o.a. de domeinnaam www.ultimate-nutrition.nl en stelt daarnaast dat gedaagde inbreuk maakt op de auteursrechten van eiser op verpakkingen en logo’s. Vorderingen afgewezen. Bestuurdersaansprakelijkheid niet aangetoond. Niet ontvankelijkheid. Geen spoedeisend belang.

4.10 (…) Zoals hiervoor reeds werd overwogen, bedient D&S zich niet meer van die websites. Voor zover al aangenomen zou mogen worden dat D&S inderdaad inbreuk maakt op voormelde rechten van Ultimate, heeft te gelden dat van enig inbreuk rnakend handelen thans geen sprake is nu D&S de websites uit de lucht heeft gehaald. Onder deze omstandigheden heeft Ultirnate geen belang bij een voorziening in kort geding. De vorderingen die gestoeld zijn op vermeende inbreuken op merk-, handelsnaam- en auteursrechten dienen daarom eveneens te worden afgewezen. De afwijzing van voormelde vorderingen brengt met zich dat een oordeel over voormelde rechten en het eventueel. inbreukmakend handelen van D&S in dit kort geding achterwege kan blijven.

4.1 I Ten aanzien van (…) parallelimport (…) D&S heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat zij de producten enkel via Nutrition Tech, de Oostenrijkse verdeler van de producten van Ultimate, en dus legaal heeft ingekocht. Gelet op dit gemotiveerde verweer van D&S ligt het op de weg van Ultimate om de juistheid van haar standpunt aannemelijk re maken. Nu zij enkel een verklaring van haar directeur heeft overgelegd die bovendien wordt betwist, is zij daar niet in geslaagd. Daarom wordt ook deze vordering afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8619

Traffic genereren

Vzr. Rechtbank Arnhem, 11 februari 2010, LJN: BL4891, Educatiepartner Doetinchem B.V. tegen Gedaagden.

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Inbreuk door geanonimiseerde domeinnamen gedaagde op geanonimiseerde handelsnamen en domeinnamen eiser. Doorlinken is onvoldoende om gebruik als handelsnaam aan te nemen, maar wel onrechtmatig. “In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat het publiek in verwarring wordt gebracht omtrent de identiteit van de aanbieder van de online dienst. (…) Deze verwarring is nodeloos omdat [gedaagden] geen geldige reden heeft om de gehele domeinnaam van een concurrent in haar eigen domeinnamen op te nemen” (…) Vooralsnog kan dan ook worden aangenomen dat [gedaagden] met het op de geschetste wijze binnenhalen van geïnteresseerden op onrechtmatige wijze profiteert van de bekendheid en de reputatie van de domeinnaam/handelsnaam van ED.”

4.4.  (…) Vooralsnog is niet gebleken dat [gedaagden] onder die namen deelneemt aan het handelsverkeer. De gewraakte domeinnamen worden door [gedaagden] slechts gebruikt - zo staat tussen partijen vast - voor het doorlinken van geïnteresseerden naar haar eigen website, www.[naam site].nl. Zij corresponderen niet met een eigen website en hebben als zodanig dan ook geen bedrijfsmatig karakter. Het kennelijke oogmerk van [gedaagden] bij het doorlinken is om via de geregistreerde domeinnamen zogenaamde ‘traffic’ te generen naar haar eigen website www.[naam site].nl. Dit doorlinken is voorshands evenwel onvoldoende om gebruik als handelsnaam aan te nemen. Dit betekent dan ook dat de vorderingen van ED niet op grond van het handelsnaamrecht kunnen worden toegewezen.

4.5.  ED heeft ook gesteld dat de handelwijze van [gedaagden] onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Uitgangspunt bij beantwoording van de vraag of dit het geval is, is dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat het publiek in verwarring wordt gebracht omtrent de identiteit van de aanbieder van de online dienst (het aanbieden van cursussen en opleidingen). De geregistreerde domeinnamen van [gedaagden] en de domeinnaam/handelsnaam van ED, respectievelijk www.[naam site].nl en [handelsnaam] wijken namelijk in (zeer) geringe mate van elkaar af. (…) De verwarring bestaat hierin dat iemand die geïnteresseerd is in een opleiding van ED op het gebied van design en styling via een van de domeinnamen van [gedaagden] kan belanden op de website van [gedaagden]. Deze verwarring is nodeloos omdat [gedaagden] geen geldige reden heeft om de gehele domeinnaam van een concurrent in haar eigen domeinnamen op te nemen. Zij doet dit, zoals hiervoor reeds is overwogen, enkel met het doel om ‘traffic’ te generen naar haar eigen website www.[naam site].nl. Bovendien is er geen noodzaak voor [gedaagden] om het bestanddeel ‘[naam site]’ in haar domeinnamen op te nemen, nu niet is gebleken dat [gedaagden] op geen enkele andere wijze de door haar georganiseerde cursussen/opleidingen onder de aandacht van het publiek kan brengen. ED heeft onweersproken gesteld dat zij alleen over het jaar 2009 minimaal € 350.000,00 aan omzet heeft gegenereerd met cursussen van Interieuracademie. Vooralsnog kan dan ook worden aangenomen dat [gedaagden] met het op de geschetste wijze binnenhalen van geïnteresseerden op onrechtmatige wijze profiteert van de bekendheid en de reputatie van de domeinnaam/handelsnaam van ED. De voorzieningenrechter wijst er ten slotte nog op dat [gedaagden] verreweg de meeste domeinnamen heeft geregistreerd nádat zij door ED was gesommeerd om alle domeinnamen waarin [naam site] of soortgelijke handelsnamen voorkomen aan ED over te dragen en iedere link naar de website www.[naam site].nl vanaf de verschillende domeinnamen te verwijderen.

4.6.  Het gevorderde onder 3.1 sub A ziet - kort gezegd - op een verbod om het onderdeel Interieuracademie als handelsnaam te voeren. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagden] naar buiten toe een andere handelsnaam gebruikt dan [gedaagden]. Dat dit in de (nabije) toekomst anders zal zijn, is niet aannemelijk geworden. Het enkel ingeschreven houden van verschillende namen als handelsnaam in het handelsregister is daarvoor onvoldoende. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Het gevorderde onder 3.1 sub B zal wel worden toegewezen. Voorshands geoordeeld bestaat er voor [gedaagden] geen enkele noodzaak om de bewuste handelsnamen ingeschreven te houden in het handelsregister, nu zij slechts onder de handelsnaam [gedaagden] deelneemt aan het handelsverkeer. Bovendien gebruikt zij deze handelsnamen op onrechtmatige wijze in haar domeinnamen. De overige vorderingen zien op het onrechtmatig gebruik van de verschillende domeinnamen en kunnen derhalve worden toegewezen, op de wijze zoals hierna is aangegeven. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om ten aanzien van de toe te wijzen vorderingen één gelijkluidende dwangsom op te leggen, welke zal worden gematigd en gemaximeerd, een en ander zoals hierna is aangegeven.

Lees het vonnis hier