Overige  

IEF 7803

Verwijsdomeinnamen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 april 2009, KG ZA 09-200, Bax Beheer V.O.F. tegen X h.o.d.n. Clubsound.

Geschil tussen handelaren in audiovisuele middelen. Eiser Bax, eigenaar van de domeinnaam www.bax-shop.nl constateert dat concurrent Clubsound o.a. de domeinnaam www.baks-shop.nl gebruikt als doorlink naar de eigen site van gedaagde en maakt hiertegen bezwaar. Gedaagde stelt dat echter dat hij onder die naam een blikjesperser (Blikjes Afval Krusher Systeem) aan de man brengt.

De voorzieningenrechter wijst merkenrechtelijke (er is nog geen inschrijving) en de handelsnaamrechtelijke vorderingen af. X gebruikt de domeinnamen niet als handelsnaam, zodat van strijd met artikel 5 Handelsnaamwet geen sprake kan zijn. “Naar voorlopig oordeel is het doorlinken van de betreffende verwijsdomeinnamen naar de eigen website van X, zonder bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, onvoldoende om het voeren van een handelsnaam aan te nemen.”

De vorderingen gebaseerd op onrechtmatig handelen worden wel toegewezen, omdat X de domeinnamen gebruikte voor het trekken van bezoekers naar zijn eigen, met die van Bax, concurrerende website. “Zulks wordt (…) onrechtmatig geoordeeld omdat aldus een gevaar voor verwarring is te duchten, althans door X ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de domeinnaam en onderneming van Bax.”

Spoedeisend belang i.v.m. doorlinken: 4.2. X heeft voorts nog betoogd dat nu bezoekers van de domeinnamen www.baksshop. nl en www.baksshop.nl automatisch worden doorgeleid naar de website www.blikje123.nl en er ‘thans werkelijk geen verbinding of verwijzing meer naar de website van Clubsound’ bestaat, Bax ook om die reden geen spoedeisend belang bij haar vorderingen zou hebben. Dit betoog wordt verworpen. Terecht heeft Bax er op gewezen dat het gezien de voorgeschiedenis maar de vraag is of X zich thans blijvend zal onthouden van het koppelen van de domeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl naar www.clubsound.nl en dat de situatie elk moment weer gewijzigd kan worden, zodat er sprake is van een reële dreiging dat het gestelde inbreukmakende handelen wordt hervat. Ook daarmee is het spoedeisend belang gegeven.

Merkdepot: 4.3. (…) Nu gesteld noch gebleken is dat het depot waarop Bax zich beroept in het register is ingeschreven, zijn de vorderingen op die grond niet toewijsbaar.

Handelsnaam: 4.4. X heeft aangevoerd dat hij de domeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl niet als handelsnaam gebruikt, zodat van strijd met artikel 5 Handelsnaamwet geen sprake kan zijn. Dit verweer slaagt. De verwijsdomeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl worden door X immers slechts gebruikt voor het doorlinken van geïnteresseerden naar zijn eigen website www.clubsound.nl/baks althans, sinds kort, naar www.blikje123.nl. Naar voorlopig oordeel is het doorlinken van de betreffende verwijsdomeinnamen naar de eigen website van X, zonder bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, onvoldoende om het voeren van een handelsnaam aan te nemen. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op het handelsnaamrecht, dienen deze mitsdien te worden afgewezen.

Onrechtmatig handelen:  4.5. Voor zover Bax haar vorderingen evenwel heeft gebaseerd op onrechtmatig handelen, slagen zij wel. Daartoe wordt het volgende overwogen. Desgevraagd heeft X ter zitting erkend dat het doorlinken van de domeinnamen www.baksshop. nl en www.baksshop.nl naar de domeinnaam www.clubsound.nl aanvankelijk (i.e. in 2007 vóór sommatie door Bax) plaats vond zonder dat er überhaupt sprake was van het ter verkoop aanbieden van blikjespersen onder de naam ‘BAKS’. Anders gezegd betekent dit dat X de domeinnamen gebruikte voor het trekken van bezoekers naar zijn eigen, met die van Bax, concurrerende website. Zulks wordt, gelet op enerzijds het feit dat Bax haar onderneming reeds voerde onder de handels- en domeinnaam www.bax-shop.nl voordat X tot registratie van de domeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl overging, en de anderzijds de domeinnamen van X slechts in zeer geringe mate afwijken van de handels- en domeinnaam van Bax, onrechtmatig geoordeeld omdat aldus een gevaar voor verwarring is te duchten, althans door X ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de domeinnaam en onderneming van Bax.

Lees het vonnis hier.

IEF 7791

Ergonomische software

Rechtbank Zwolle, 20 februari 2009, LJN: BH9291, Wellnomics Limited tegen Ergodirect B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Distributieovereenkomst en IE-rechten ergonomische software. Ontbinding, opschorting. Mededinging Overdracht domeinnamen, verbod verder gebruik software, documentatie en materialen, verbod suggestie wederverkoper te zijn. 

5.21.  In de artikelen 12.2 en 13.2 van de Overeenkomst is, kort gezegd, bepaald dat Ergodirect na het einde van de Overeenkomst de software van Wellnomics Ltd niet zal verkopen en geen vertrouwelijke informatie of intellectueel eigendomsrecht van Wellnomics Ltd zal gebruiken om computer software te ontwikkelen. Deze bepalingen kunnen niet gezien worden als een afspraak tussen Wellnomics Ltd en Ergodirect die de mededinging verhindert. Het enkele feit dat na het einde van de Overeenkomst de software van Wellnomics Ltd niet meer door Ergodirect mag worden gedistribueerd maar door Wellnomics Ltd zelf, althans door Wellnomics B.V., zal worden gedistribueerd, maakt niet dat de mededinging met betrekking tot ergonomische software op de Nederlandse markt wordt belemmerd, verhinderd of vervalst. Integendeel, van ‘Reseller’ van Wellnomics Ltd is Ergodirect potentiële concurrent van Wellnomics Ltd geworden. Het staat Ergodirect, en elke andere onderneming, immers in beginsel en binnen de rechtmatigheidsgrenzen die voortvloeien uit de omstandigheid dat Ergodirect Reseller is (geweest) van Wellnomics Ltd, vrij om zelf (andere) ergonomische software op de markt te brengen. Dat Wellnomics Ltd het intellectuele eigendomsrecht op de door haar ontwikkelde software middels deze bepalingen beschermt, betekent niet dat daaruit een beperking van de mededinging voortvloeit.

Lees het vonnis hier.

IEF 7790

Met een geringe afwijking

Rechtbank Zwolle – Lelystad, 19 maart 2009, LJN: BI0039, BI0046 en BI0049, Strafzaken Viagra / Kamagra

Strafrecht. ‘Merkfraude’. Viagra. Artikel 337 wetboek van Strafrecht, het medeplegen van het opzettelijk binnen Nederland verkopen van wederrechtelijk  vervaardigde merken en nagebootste waren, alsmede waren die valselijk hetzelfde  uiterlijk vertonen als een model waarop een ander recht heeft, terwijl hij daar zijn beroep en/of bedrijf van heeft gemaakt.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt, samen met medeverdachten, aan het handelen in Kamagra-pillen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte niet alleen een wederrechtelijk vervaardigd merk in omloop gebracht maar tevens inbreuk gemaakt op de rechten van [aangever] nu de Kamagra-pillen een sterke gelijkenis vertoonden met Viagra-pillen. Kamagra is een farmaceutische spécialité die in Nederland geen geregistreerd geneesmiddel is. Verdachte heeft dusdoende een ongeregistreerd middel in het verkeer gebracht waartoe hij niet bevoegd was..Verdachte heeft voornoemde activiteiten gedurende een bepaalde periode ontplooid met behulp van het bedrijf [naam eenmanszaak] de eenmanszaak van de [medeverdachte 2]. Mede gezien de verklaring van verdachte dat het handelen in Kamagra zijn voornaamste bron van inkomsten was, is de rechtbank van oordeel dat verdachte beroeps- en bedrijfsmatig heeft gehandeld door de Kamagra-pillen en -sachets in te voeren en te verkopen aan de medeverdachten.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd met dien verstande dat:

1. Hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 25 juni 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk
a.  wederrechtelijk vervaardigde merken, en
d.  waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en
e.  waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een model waarop een ander recht had, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertoonden, te weten pillen en tabletten bevattende de werkzame stof Sildenafil voorzien van het beschermde model- en beeldmerk VGR50 en/of VGR100, dan wel een daarmee slechts ondergeschikt verschillend (woord)merk, in elk geval voorzien van een beschermd woord- en model of beeldmerk heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, uitgedeeld en in voorraad heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders van het plegen van dit misdrijf hun beroep hebben gemaakt en/of vorenbedoelde handelingen als bedrijf hebben uitgeoefend door voornoemde goederen namens de eenmanszaak [naam eenmanszaak] en/of via internet te koop aan te bieden en (vervolgens) die (bestelde) goederen met de post en in persoon te verkopen en af te leveren.

Lees de vonnissen hier, hier en hier.

IEF 7789

Virtuele goederen

Kinderrechter Rechtbank Amsterdam, 2 april 2009, LJN: BH9789 en BH9791, Strafzaken computervredebreuk.

Eerst even voor jezelf lezen. Computervredebreuk en diefstal van virtuele goederen binnen een online computerspel. Beide feiten gepleegd door middel van het gebruik van een 'fake-site', Artikel 138a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht geen lex specialis van artikel 310/311 WvSr. 
 
“Verdachte heeft zich op slinkse wijze samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het binnendringen in internet- en e-mailaccounts van derden, met als doel zelfverrijking van de virtuele items van anderen. Verdachte en zijn mededaders hebben daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van anderen. Zij hebben daartoe zelfs een speciaal programma gedownload waarmee zij op professionele wijze aan de inloggegevens van anderen konden komen om vervolgens onder valse hoedanigheid andermans eigendommen weg te nemen, waardoor anderen schade hebben opgelopen.

Met het alsmaar groeien van het belang en de afhankelijkheid van het internet in de samenleving, is het van belang dat gebruikers daarvan veilig gebruik kunnen maken en dat zij erop moeten en kunnen vertrouwen dat dit mogelijk is. Het internet dient daarom gevrijwaard te blijven van het zogenaamde ‘hacken’. Hoewel verdachte en zijn mededaders destijds jong van leeftijd waren en het spel volgens hun visie inhield om zoveel mogelijk meubels te verzamelen op Habbohotel, doet dit geen recht aan de disproportionele manier waarop zij de eigendommen van anderen hebben ontvreemd. Verdachte en zijn mededaders hebben zodanig buiten de context van het spel gehandeld dat dit niets meer te maken heeft met de spelregels van het Habbohotel. Dat ook door anderen op Habbohotel werd gehackt, doet hieraan niets af.

Anderzijds heeft de kinderrechter rekening gehouden met Uittreksel Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte van 29 oktober 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Voorts is rekening gehouden met het feit dat inmiddels sinds het plegen van de strafbare feiten veel tijd is verstreken en dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde handelen pas 14 jaren oud was.”

Lees het vonnis hier en hier

IEF 7772

To disable the engine

Speech Charlie McCreevy, High Level Conference on Counterfeiting and Piracy: "The Observatory has been launched today to do just that - to bring together expert resources so that we can get to the bottom of this illegal trade. We need to look under the bonnet, see how this international machine operates, cut off the fuel supply and disable the engine. I am convinced that the Observatory will provide an effective and efficient means of doing this. One that is able to collect data, raise awareness, facilitate dialogue, exchange views and share best practice between stakeholders, within Member states and across the EU. It is a practical, pragmatic response to the challenges we face. As a result, I am sure we will have better cooperation, stronger collaboration and the opportunity to better target our enforcement resources."

"I also underlined that for me, the key to success in this process depends mainly on non legislative measures and that it is important to develop practical solutions instead of drawing on a cluster of legislation. Our challenge is to complement the legal framework with strategies designed to make an impact on the ground. The European Observatory on Counterfeiting and Piracy gives us this start. I am deeply convinced about that."

Lees hier de closing remarks, en hier de opening remarks.

IEF 7766

Het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten

HvJ EG, 26 maart 2009, in zaak C-113/07 P, SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen / Eurocontrol

Mededinging. Stelsel van de intellectuele-eigendomsrechten Misbruik van machtspositie. Selex, actief in de sector van luchtverkeersafhandelingssystemen, heeft bij de Commissie een klacht ingediend. In die klacht werd o.a. verklaard dat het stelsel van de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot de door Eurocontrol gesloten overeenkomsten inzake de ontwikkeling en verkrijging van prototypen van nieuwe systemen en apparatuur voor toepassingen op het gebied van luchtverkeersafhandeling, van dien aard was dat feitelijke monopolies in het leven werden geroepen bij de productie van systemen die vervolgens het voorwerp van een door deze organisatie verrichte normalisatie waren.

De Commissie heeft bij de litigieuze beschikking de klacht afgewezen. Schending van de mededingingsregels was niet aangetoond met betrekking tot de activiteiten van de organisatie in verband met de verkrijging van prototypen en het beheer van intellectuele-eigendomsrechten. Het Hof verwerpt in het onderhavige arrest het beroep van Selex. M.b.t. de intellectuele eigendomsrechten oordeelt het als volgt:

18. Het Gerecht heeft vervolgens in de punten 75 tot en met 77 van het bestreden arrest onder meer geoordeeld dat de verwerving van prototypen in dat kader en het daarmee verband houdende beheer van intellectuele-eigendomsrechten niet van dien aard zijn dat zij die activiteit een economisch karakter verlenen, aangezien deze verwerving niet inhoudt dat op een bepaalde markt goederen of diensten worden aangeboden. In dat verband heeft het Gerecht opgemerkt dat deze activiteit bestaat in de toekenning van overheidssubsidies aan de ondernemingen in de betrokken sector en de verwerving van de eigendom van de prototypen en de uit het door haar gesubsidieerde onderzoek voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten, teneinde de resultaten van dat onderzoek gratis ter beschikking te stellen van de betrokken sector, en heeft het geoordeeld dat het gaat om „een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit, die het doel van algemeen belang van de opdracht van Eurocontrol dient en waarbij niet een eigen belang van de organisatie wordt nagestreefd, dat van dit doel kan worden losgekoppeld”.

(…) 115. Selex klaagt vervolgens over het feit dat in punt 77 van het bestreden arrest wordt verklaard dat de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten niet dient voor de exploitatie ervan voor commerciële doeleinden en dat de licenties gratis worden verleend. Al waren deze vaststellingen juist, zij zijn in strijd met de rechtspraak volgens welke het voor de vaststelling of een entiteit al dan niet een onderneming is, irrelevant is of zij een winstoogmerk nastreeft.

116. Anders dan aldus wordt gesteld, volgt uit de rechtspraak dat het ontbreken van een winstoogmerk een relevant criterium is voor de beoordeling of een activiteit al dan niet economisch van aard is, maar niet voldoende is.

117. Het Gerecht heeft derhalve, na erop te hebben gewezen dat het criterium van de onbezoldigdheid bij het onderzoek van het economische karakter van een activiteit slechts één van de mogelijke aanwijzingen vormt en op zich het economische karakter van deze activiteit niet kan uitsluiten, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting rekening gehouden met het feit dat Eurocontrol de licenties voor prototypen gratis verleent, als een aanwijzing voor de niet-economische aard van de activiteit van het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten, waarbij deze aanwijzing zich bij andere factoren voegt.

118. Tot slot is volgens Selex strijdig met de rechtspraak de verklaring in punt 77 van het bestreden arrest dat het beheer van intellectuele-eigendomsrechten een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit is, die het doel van algemeen belang van de opdracht van Eurocontrol dient en waarbij niet een eigen belang van de organisatie wordt nagestreefd, dat van dit doel kan worden losgekoppeld, hetgeen het economische karakter van een activiteit uitsluit. Selex stelt, ten eerste, onder verwijzing naar het reeds aangehaalde arrest Enirisorse dat reeds is geoordeeld dat de taak van de ontwikkeling van nieuwe technologieën economisch van aard kan zijn en, ten tweede, onder verwijzing naar dat arrest en het arrest van 25 oktober 2001, Ambulanz Glöckner (C-475/99, Jurispr. blz. I-8089, punt 21), dat de omstandigheid dat op een marktdeelnemer openbaredienstverplichtingen rusten, geen beletsel vormt om de betrokken activiteit als economische activiteit te beschouwen.

119. Met betrekking tot dit punt moet worden opgemerkt dat de bekritiseerde gronden van het bestreden arrest geenszins uitsluiten dat een activiteit ter zake van technologische ontwikkeling een economisch karakter kan hebben, en zij sluiten evenmin uit dat een entiteit waarop openbaredienstverplichtingen rusten, een activiteit van die aard kan uitoefenen. Het Gerecht heeft slechts de specifieke elementen van het onderhavige geval beoordeeld en heeft, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en zonder in strijd met de aangehaalde rechtspraak te oordelen, uit het feit dat de activiteit ter zake van het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten onbezoldigd is, en uit het doel van algemeen belang dat bij uitsluiting wordt gediend door de opdracht van Eurocontrol, waarvan de activiteit als een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit deel uitmaakt, geconcludeerd dat deze activiteit geen economisch karakter heeft.

120. Aangezien geen van de aangevoerde argumenten gegrond is, moet ook dit middel worden afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 7762

Het merktekencontract

HvJ EG, 31 maart 2009, Conlusie A-G Bot in zaak C-385/07 P, Der Grüne Punkt – Duales System Deutschland GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Merkenrecht. Mededingingsrecht. Systeem voor inzameling en verwerking van in Duitsland in handel gebrachte verpakkingen met logo Der Grüne Punkt, mededinging, misbruik van machtspositie, licentievergoeding die verschuldigd is krachtens 'merktekencontract’.

“De wezenlijke functie van het merk bestaat erin de verbruiker erop attent te maken dat een verpakking met dit merk via het DSD-systeem kan worden teruggenomen.” Met het oordeel dat aan het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden verleend, heeft het Gerecht het communautaire merkenrecht niet geschonden.

Procedure n.a.v. besluit van de Europese Commissie dat er sprake zou zijn van onbillijke (merkteken)contractsvoorwaarden, omdat de licentievergoeding is gekoppeld aan het aanbrengen van het logo Der Grüne Punkt op de verpakkingen, de ondernemingen die aan het DSD-systeem deelnemen voor een deel van hun verpakkingen, verplicht zijn ofwel afzonderlijke productielijnen en verkoopkanalen in te voeren, hetgeen extra kosten met zich mee brengt, ofwel een licentievergoeding te betalen voor een dienst die DSD niet verricht.

De centrale vraag is of rekwirante zich kan beroepen op het logo Der Grüne Punkt ter rechtvaardiging van het feit dat producenten en verkopers een licentievergoeding moeten betalen voor alle verpakkingen waarop dit logo is aangebracht, ook al wordt een deel van deze verpakkingen niet via rekwirantes systeem, maar via een concurrerend systeem teruggenomen. Het GvEA verwiep het beroep van DSD al eerder en de A-G concludeert i.c. dat ook de hogere voorziening zou moeten worden afgewezen. De merkenrechtelijke overwegingen:

Exclusief recht: “115. Derhalve is het Gerecht mijns inziens terecht uitgegaan van de volgende premisse. Het merktekencontract heeft tot doel, de deelnemende ondernemingen in staat te stellen zich te bevrijden van hun verplichting tot terugname en verwerking van de verpakkingen. Als tegenprestatie moeten deze ondernemingen aan DSD een licentievergoeding betalen voor alle aangemelde verpakkingen, ongeacht of deze verpakkingen via het DSD-systeem daadwerkelijk worden teruggenomen, waarbij het logo dient om de aangemelde verpakkingen te identificeren.
 
(…) 183. Volgens rekwirante heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat aan het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden verleend en heeft het aldus het communautaire merkenrecht geschonden.

(…) 187. Door in punt 161 van het bestreden arrest vast te stellen dat rekwirante geen aanspraak kan maken op de door haar geclaimde exclusiviteit, op het gevaar af dat de producenten en verkopers van verpakkingen wordt belet gebruik te maken van een gemengd systeem en dat de mogelijkheid voor rekwirante om vergoed te worden voor een dienst die zij niet verricht, wordt gerechtvaardigd, heeft het Gerecht naar mijn mening het communautair merkenrecht niet geschonden.

188. Volgens vaste rechtspraak heeft het merkrecht immers inzonderheid tot specifiek voorwerp, de houder van het merk het uitsluitende recht te verschaffen, het merk te gebruiken om een waar als eerste in het verkeer te brengen, en hem aldus te beschermen tegen concurrenten die van de positie en de reputatie van het merk misbruik zouden willen maken door waren te verkopen die onrechtmatig van het merk zijn voorzien.

(…) 190. In casu kunnen ondernemingen die aan het DSD-systeem deelnemen voor slechts een deel van hun verpakkingen (eerste en tweede geval) of voor op de markt van een andere lidstaat gebrachte verpakkingen (derde geval), naar mijn mening niet worden beschouwd als concurrenten van DSD of als derden die zonder geldige reden producten met het logo Der Grüne Punkt verkopen.

191. In het eerste en het tweede geval hebben de producenten en verkopers immers met DSD een contract afgesloten voor de terugname en de verwerking van bepaalde verpakkingen. In het derde geval zijn de producenten en verkopers op het grondgebied van een andere lidstaat houder van een gebruikslicentie voor het logo Der Grüne Punkt.

192. DSD heeft echter zelf dit systeem ingevoerd waarbij dit logo op alle verpakkingen moet worden aangebracht, ook al worden bepaalde verpakkingen niet via dit systeem teruggenomen. Deze producenten en verkopers gebruiken het merk Der Grüne Punkt dus niet zonder geldige reden, maar voldoen alleen aan hun verplichting om dat logo op alle verpakkingen aan te brengen, ongeacht of deze via het DSD-systeem worden teruggenomen.

193. Bovendien heeft het Gerecht in punt 156 van het bestreden arrest terecht eraan herinnerd dat de wezenlijke functie van het merk Der Grüne Punkt erin bestaat, de verbruiker erop attent te maken dat een verpakking met dit merk via het DSD-systeem kan worden teruggenomen.

194. Zodra het logo Der Grüne Punkt op de verpakking voorkomt, is de wezenlijke functie van het merk vervuld, aangezien de verbruiker op de hoogte is van de mogelijkheid om de verpakking in de afvalbakken van DSD te deponeren. Anders dan rekwirante ter terechtzitting heeft verklaard, is er dus geen sprake van „vernietiging van het merk”.

195. Overigens past het merk Der Grüne Punkt mijns inziens niet in het klassieke schema van het merkenrecht.

196. Een merk helpt de verbruikers immers om op doordachte wijze te kiezen voor de door dit merk aangeboden waar of dienst. Wanneer de consument bijvoorbeeld reeds vroeger een waar of dienst heeft gekocht waarvan hij tot op zekere hoogte tevreden was, meer bepaald omdat deze waar of dienst van goede kwaliteit was, dient het merk als referentiepunt bij latere aankopen van dezelfde waren of diensten. Het merk dient dus als leidraad bij de keuze van de verbruiker.

197. Binnen het DSD-systeem dient het merk Der Grüne Punkt naar ik meen echter niet als leidraad wanneer de verbruiker kiest voor het product dat hij wil aankopen. Zoals het Gerecht in punt 156 van het bestreden arrest heeft uiteengezet, dient dit merk ter identificatie van de verpakkingen die via het DSD-systeem kunnen worden behandeld.

198. Wanneer de verbruiker een product met het logo Der Grüne Punkt aankoopt, kiest deze verbruiker volgens mij voor dit product bijvoorbeeld omwille van de kwaliteit ervan en niet omdat hij weet dat dit product via het DSD-systeem kan worden verwijderd. Het is zeer goed denkbaar, bijvoorbeeld, dat een verbruiker bio-eieren koopt omdat bij het productieproces geen pesticiden en kunstmatige meststoffen worden gebruikt en op deze wijze de door deze verbruiker verlangde kwaliteit wordt gegarandeerd, en niet omdat het logo Der Grüne Punkt op de verpakking voorkomt zodat hij weet dat het mogelijk is deze verpakking via het DSD-systeem terug te geven.

199. Mijns inziens ligt dit anders wanneer het logo Der Grüne Punkt zou aangeven dat het product met dit logo een recycleerbaar of gerecycleerd product is. Er zijn immers goede redenen om te veronderstellen dat bepaalde verbruikers uit milieuoverwegingen kiezen voor producten waarvan de verpakking recycleerbaar is of reeds werd gerecycleerd. In dat geval heeft een logo dat aangeeft dat de verpakking van het gekochte product gerecycleerd is, ontegenzeggelijk een invloed op de keuze van de verbruiker. Dat is bijvoorbeeld het geval voor papier met een logo dat de verbruiker erop wijst dat het om gerecycleerd papier gaat. De verbruiker maakt dan een keuze vanuit een bepaalde overtuiging.

200. In casu betekent het logo Der Grüne Punkt echter niet dat de verpakking recycleerbaar is. Dit logo wijst er alleen op dat de verpakking via het DSD-systeem kan worden teruggenomen en via dat systeem zal worden gesorteerd en verwerkt indien deze mogelijkheid bestaat.(16)

201. Bijgevolg heeft het Gerecht in de punten 156 en 160 van het bestreden arrest mijns inziens op goede gronden kunnen vaststellen dat „[het] merk, voor het desbetreffende verkeer niet meer [uitdrukt], dan dat het aldus gemerkte product via het Duale System kan worden ingezameld’ zonder een indicatie te geven over de kwaliteit van de aangeboden dienst” en dat „het merktekencontract alleen van belang is voor de gebruikers van dat logo, te weten de producenten en verkopers van verpakkingen die van het DSD-systeem gebruik maken, en niet voor de verbruikers”.

202. Naar ik meen heeft het Gerecht het communautaire merkenrecht dus niet geschonden door in punt 161 van het bestreden arrest te oordelen dat voor het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden toegestaan.

Lees der conclusie hier.
 

IEF 7754

Via het kopje ´Is de naam nog vrij?´

Vzr.Rechtbank Arnhem, 23 februari 2009, LJN: BH7477, Eiser tegen The Bubbles Factory C.V.

Executiegeschil. Handelsnaamrecht.De vraag of eiser dwangsommen heeft verbeurd door nog niet te voldoen aan de veroordeling in het eerdere kortgedingvonnis (verbod tot gebruik domeinnaam) wordt ontkennend beantwoord. Geen handelsnaamgebruik waardoor verwarring te vrezen valt.

 2.1.  Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van 29 september 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem op vordering van TBF [eiser] verboden om, na de betekening aan hem van dat vonnis, de domeinnaam www.[naam].nl te gebruiken.

2.2.  Blijkens de door TBF overgelegde aktes van constatering van 6 oktober, 10 oktober, 14 oktober, 16 oktober, 27 oktober, 10 november, 20 november en 27 november 2008 heeft de door hem benaderde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op die data door raadpleging van de website van de Stichting Internet Domeinnaam Registratie (SIDN), via het kopje ‘Is de naam nog vrij?’, geconstateerd dat ‘[naam].nl’ op dat moment de status ‘actief’ had en dat [eiser] nog steeds als houder daarvan stond geregistreerd. De betekenis van de status ‘actief’ wordt door de SIDN op haar site als volgt uitgelegd: ‘de .nl-domeinnaam is reeds geregistreerd’
 
4.3.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de enkele registratie, tot 8 december 2008, bij de SIDN van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als digitaal internetadres op naam van [eiser] niet worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik waardoor verwarring te vrezen valt in de zin van artikel 5 Hnw. Daarvoor is blijkens vaste rechtspraak méér vereist, te weten dat [eiser] zijn onderneming en bedrijfsactiviteiten op de onder die naam te vinden website aan het publiek presenteert. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 19 oktober 2006, BIE 2007, 116 (Quikprint).

Dat [eiser] vanaf 3 oktober 2008 zijn onderneming nog op de website met de domeinnaam www.[naam].nl heeft gepresenteerd, zoals TBF betoogt, is in dit kort geding nergens uit gebleken. De door TBF overgelegde aktes waarin via de website van de SIDN wordt geconstateerd dat [eiser] nog steeds houder is van de domeinnaam en dat de status van de domeinnaam ‘actief’ is rechtvaardigen voorshands deze conclusie van TBF niet. Voor het overige heeft TBF geen enkel bewijs overgelegd van gebruik door [eiser], na betekening van het vonnis, van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als handelsnaam in de zin van artikel 5 Hnw. Nu dwangsommen alleen worden verbeurd voor gedragingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, een overtreding op dat verbod opleveren (vgl. HR 5 april 2002, RvdW 2002, 66, Euromedica/Merck), zal de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd in dit kort geding ontkennend worden beantwoord. Daarmee komt de grondslag te ontvallen aan het door TBF gelegde executoriale beslag en zal de vordering onder 3.1 a) worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7753

Naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie

Rechtbank Almelo, 23 maart 2009, LJN: BH7563, Eiseres tegen Gedaagde

Bedrijfsgeheimen. Indirect pleidooi voor octrooiregistratie. Nadat gedaagde door eiseres was ontslagen, is gedaagde voor zichzelf begonnen. Daarbij heeft hij echter niet het geheimhoudingsbeding geschonden als opgenomen in de arbeidsovereenkomst die gedaagde met eiseres had. Vordering(en) eiseres afgewezen.

“Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat eiseres heeft nagelaten het door haar ontwikkelde product door middel van octrooi te beschermen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7737

In feite dranken met mout

GvEA, 25 maart 2009, zaak T-191/07, Anheuser-Busch, Inc. tegen OHIM  / BudÄjovický Budvar

Eerst even voor jezelf lezen. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BUDWEISER. Oudere internationale woord- en beeldmerken BUDWEISER en Budweiser Budvar. Normaal gebruik van ouder merk. Schending van rechten van verdediging. Motivering. Niet-tijdige overlegging van documenten. Beoordelingsvrijheid verleend bij artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94. Oppositie toegewezen.

Lees het arrest hier.