Overige  

IEF 7772

To disable the engine

Speech Charlie McCreevy, High Level Conference on Counterfeiting and Piracy: "The Observatory has been launched today to do just that - to bring together expert resources so that we can get to the bottom of this illegal trade. We need to look under the bonnet, see how this international machine operates, cut off the fuel supply and disable the engine. I am convinced that the Observatory will provide an effective and efficient means of doing this. One that is able to collect data, raise awareness, facilitate dialogue, exchange views and share best practice between stakeholders, within Member states and across the EU. It is a practical, pragmatic response to the challenges we face. As a result, I am sure we will have better cooperation, stronger collaboration and the opportunity to better target our enforcement resources."

"I also underlined that for me, the key to success in this process depends mainly on non legislative measures and that it is important to develop practical solutions instead of drawing on a cluster of legislation. Our challenge is to complement the legal framework with strategies designed to make an impact on the ground. The European Observatory on Counterfeiting and Piracy gives us this start. I am deeply convinced about that."

Lees hier de closing remarks, en hier de opening remarks.

IEF 7766

Het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten

HvJ EG, 26 maart 2009, in zaak C-113/07 P, SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen / Eurocontrol

Mededinging. Stelsel van de intellectuele-eigendomsrechten Misbruik van machtspositie. Selex, actief in de sector van luchtverkeersafhandelingssystemen, heeft bij de Commissie een klacht ingediend. In die klacht werd o.a. verklaard dat het stelsel van de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot de door Eurocontrol gesloten overeenkomsten inzake de ontwikkeling en verkrijging van prototypen van nieuwe systemen en apparatuur voor toepassingen op het gebied van luchtverkeersafhandeling, van dien aard was dat feitelijke monopolies in het leven werden geroepen bij de productie van systemen die vervolgens het voorwerp van een door deze organisatie verrichte normalisatie waren.

De Commissie heeft bij de litigieuze beschikking de klacht afgewezen. Schending van de mededingingsregels was niet aangetoond met betrekking tot de activiteiten van de organisatie in verband met de verkrijging van prototypen en het beheer van intellectuele-eigendomsrechten. Het Hof verwerpt in het onderhavige arrest het beroep van Selex. M.b.t. de intellectuele eigendomsrechten oordeelt het als volgt:

18. Het Gerecht heeft vervolgens in de punten 75 tot en met 77 van het bestreden arrest onder meer geoordeeld dat de verwerving van prototypen in dat kader en het daarmee verband houdende beheer van intellectuele-eigendomsrechten niet van dien aard zijn dat zij die activiteit een economisch karakter verlenen, aangezien deze verwerving niet inhoudt dat op een bepaalde markt goederen of diensten worden aangeboden. In dat verband heeft het Gerecht opgemerkt dat deze activiteit bestaat in de toekenning van overheidssubsidies aan de ondernemingen in de betrokken sector en de verwerving van de eigendom van de prototypen en de uit het door haar gesubsidieerde onderzoek voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten, teneinde de resultaten van dat onderzoek gratis ter beschikking te stellen van de betrokken sector, en heeft het geoordeeld dat het gaat om „een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit, die het doel van algemeen belang van de opdracht van Eurocontrol dient en waarbij niet een eigen belang van de organisatie wordt nagestreefd, dat van dit doel kan worden losgekoppeld”.

(…) 115. Selex klaagt vervolgens over het feit dat in punt 77 van het bestreden arrest wordt verklaard dat de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten niet dient voor de exploitatie ervan voor commerciële doeleinden en dat de licenties gratis worden verleend. Al waren deze vaststellingen juist, zij zijn in strijd met de rechtspraak volgens welke het voor de vaststelling of een entiteit al dan niet een onderneming is, irrelevant is of zij een winstoogmerk nastreeft.

116. Anders dan aldus wordt gesteld, volgt uit de rechtspraak dat het ontbreken van een winstoogmerk een relevant criterium is voor de beoordeling of een activiteit al dan niet economisch van aard is, maar niet voldoende is.

117. Het Gerecht heeft derhalve, na erop te hebben gewezen dat het criterium van de onbezoldigdheid bij het onderzoek van het economische karakter van een activiteit slechts één van de mogelijke aanwijzingen vormt en op zich het economische karakter van deze activiteit niet kan uitsluiten, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting rekening gehouden met het feit dat Eurocontrol de licenties voor prototypen gratis verleent, als een aanwijzing voor de niet-economische aard van de activiteit van het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten, waarbij deze aanwijzing zich bij andere factoren voegt.

118. Tot slot is volgens Selex strijdig met de rechtspraak de verklaring in punt 77 van het bestreden arrest dat het beheer van intellectuele-eigendomsrechten een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit is, die het doel van algemeen belang van de opdracht van Eurocontrol dient en waarbij niet een eigen belang van de organisatie wordt nagestreefd, dat van dit doel kan worden losgekoppeld, hetgeen het economische karakter van een activiteit uitsluit. Selex stelt, ten eerste, onder verwijzing naar het reeds aangehaalde arrest Enirisorse dat reeds is geoordeeld dat de taak van de ontwikkeling van nieuwe technologieën economisch van aard kan zijn en, ten tweede, onder verwijzing naar dat arrest en het arrest van 25 oktober 2001, Ambulanz Glöckner (C-475/99, Jurispr. blz. I-8089, punt 21), dat de omstandigheid dat op een marktdeelnemer openbaredienstverplichtingen rusten, geen beletsel vormt om de betrokken activiteit als economische activiteit te beschouwen.

119. Met betrekking tot dit punt moet worden opgemerkt dat de bekritiseerde gronden van het bestreden arrest geenszins uitsluiten dat een activiteit ter zake van technologische ontwikkeling een economisch karakter kan hebben, en zij sluiten evenmin uit dat een entiteit waarop openbaredienstverplichtingen rusten, een activiteit van die aard kan uitoefenen. Het Gerecht heeft slechts de specifieke elementen van het onderhavige geval beoordeeld en heeft, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en zonder in strijd met de aangehaalde rechtspraak te oordelen, uit het feit dat de activiteit ter zake van het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten onbezoldigd is, en uit het doel van algemeen belang dat bij uitsluiting wordt gediend door de opdracht van Eurocontrol, waarvan de activiteit als een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit deel uitmaakt, geconcludeerd dat deze activiteit geen economisch karakter heeft.

120. Aangezien geen van de aangevoerde argumenten gegrond is, moet ook dit middel worden afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 7762

Het merktekencontract

HvJ EG, 31 maart 2009, Conlusie A-G Bot in zaak C-385/07 P, Der Grüne Punkt – Duales System Deutschland GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Merkenrecht. Mededingingsrecht. Systeem voor inzameling en verwerking van in Duitsland in handel gebrachte verpakkingen met logo Der Grüne Punkt, mededinging, misbruik van machtspositie, licentievergoeding die verschuldigd is krachtens 'merktekencontract’.

“De wezenlijke functie van het merk bestaat erin de verbruiker erop attent te maken dat een verpakking met dit merk via het DSD-systeem kan worden teruggenomen.” Met het oordeel dat aan het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden verleend, heeft het Gerecht het communautaire merkenrecht niet geschonden.

Procedure n.a.v. besluit van de Europese Commissie dat er sprake zou zijn van onbillijke (merkteken)contractsvoorwaarden, omdat de licentievergoeding is gekoppeld aan het aanbrengen van het logo Der Grüne Punkt op de verpakkingen, de ondernemingen die aan het DSD-systeem deelnemen voor een deel van hun verpakkingen, verplicht zijn ofwel afzonderlijke productielijnen en verkoopkanalen in te voeren, hetgeen extra kosten met zich mee brengt, ofwel een licentievergoeding te betalen voor een dienst die DSD niet verricht.

De centrale vraag is of rekwirante zich kan beroepen op het logo Der Grüne Punkt ter rechtvaardiging van het feit dat producenten en verkopers een licentievergoeding moeten betalen voor alle verpakkingen waarop dit logo is aangebracht, ook al wordt een deel van deze verpakkingen niet via rekwirantes systeem, maar via een concurrerend systeem teruggenomen. Het GvEA verwiep het beroep van DSD al eerder en de A-G concludeert i.c. dat ook de hogere voorziening zou moeten worden afgewezen. De merkenrechtelijke overwegingen:

Exclusief recht: “115. Derhalve is het Gerecht mijns inziens terecht uitgegaan van de volgende premisse. Het merktekencontract heeft tot doel, de deelnemende ondernemingen in staat te stellen zich te bevrijden van hun verplichting tot terugname en verwerking van de verpakkingen. Als tegenprestatie moeten deze ondernemingen aan DSD een licentievergoeding betalen voor alle aangemelde verpakkingen, ongeacht of deze verpakkingen via het DSD-systeem daadwerkelijk worden teruggenomen, waarbij het logo dient om de aangemelde verpakkingen te identificeren.
 
(…) 183. Volgens rekwirante heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat aan het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden verleend en heeft het aldus het communautaire merkenrecht geschonden.

(…) 187. Door in punt 161 van het bestreden arrest vast te stellen dat rekwirante geen aanspraak kan maken op de door haar geclaimde exclusiviteit, op het gevaar af dat de producenten en verkopers van verpakkingen wordt belet gebruik te maken van een gemengd systeem en dat de mogelijkheid voor rekwirante om vergoed te worden voor een dienst die zij niet verricht, wordt gerechtvaardigd, heeft het Gerecht naar mijn mening het communautair merkenrecht niet geschonden.

188. Volgens vaste rechtspraak heeft het merkrecht immers inzonderheid tot specifiek voorwerp, de houder van het merk het uitsluitende recht te verschaffen, het merk te gebruiken om een waar als eerste in het verkeer te brengen, en hem aldus te beschermen tegen concurrenten die van de positie en de reputatie van het merk misbruik zouden willen maken door waren te verkopen die onrechtmatig van het merk zijn voorzien.

(…) 190. In casu kunnen ondernemingen die aan het DSD-systeem deelnemen voor slechts een deel van hun verpakkingen (eerste en tweede geval) of voor op de markt van een andere lidstaat gebrachte verpakkingen (derde geval), naar mijn mening niet worden beschouwd als concurrenten van DSD of als derden die zonder geldige reden producten met het logo Der Grüne Punkt verkopen.

191. In het eerste en het tweede geval hebben de producenten en verkopers immers met DSD een contract afgesloten voor de terugname en de verwerking van bepaalde verpakkingen. In het derde geval zijn de producenten en verkopers op het grondgebied van een andere lidstaat houder van een gebruikslicentie voor het logo Der Grüne Punkt.

192. DSD heeft echter zelf dit systeem ingevoerd waarbij dit logo op alle verpakkingen moet worden aangebracht, ook al worden bepaalde verpakkingen niet via dit systeem teruggenomen. Deze producenten en verkopers gebruiken het merk Der Grüne Punkt dus niet zonder geldige reden, maar voldoen alleen aan hun verplichting om dat logo op alle verpakkingen aan te brengen, ongeacht of deze via het DSD-systeem worden teruggenomen.

193. Bovendien heeft het Gerecht in punt 156 van het bestreden arrest terecht eraan herinnerd dat de wezenlijke functie van het merk Der Grüne Punkt erin bestaat, de verbruiker erop attent te maken dat een verpakking met dit merk via het DSD-systeem kan worden teruggenomen.

194. Zodra het logo Der Grüne Punkt op de verpakking voorkomt, is de wezenlijke functie van het merk vervuld, aangezien de verbruiker op de hoogte is van de mogelijkheid om de verpakking in de afvalbakken van DSD te deponeren. Anders dan rekwirante ter terechtzitting heeft verklaard, is er dus geen sprake van „vernietiging van het merk”.

195. Overigens past het merk Der Grüne Punkt mijns inziens niet in het klassieke schema van het merkenrecht.

196. Een merk helpt de verbruikers immers om op doordachte wijze te kiezen voor de door dit merk aangeboden waar of dienst. Wanneer de consument bijvoorbeeld reeds vroeger een waar of dienst heeft gekocht waarvan hij tot op zekere hoogte tevreden was, meer bepaald omdat deze waar of dienst van goede kwaliteit was, dient het merk als referentiepunt bij latere aankopen van dezelfde waren of diensten. Het merk dient dus als leidraad bij de keuze van de verbruiker.

197. Binnen het DSD-systeem dient het merk Der Grüne Punkt naar ik meen echter niet als leidraad wanneer de verbruiker kiest voor het product dat hij wil aankopen. Zoals het Gerecht in punt 156 van het bestreden arrest heeft uiteengezet, dient dit merk ter identificatie van de verpakkingen die via het DSD-systeem kunnen worden behandeld.

198. Wanneer de verbruiker een product met het logo Der Grüne Punkt aankoopt, kiest deze verbruiker volgens mij voor dit product bijvoorbeeld omwille van de kwaliteit ervan en niet omdat hij weet dat dit product via het DSD-systeem kan worden verwijderd. Het is zeer goed denkbaar, bijvoorbeeld, dat een verbruiker bio-eieren koopt omdat bij het productieproces geen pesticiden en kunstmatige meststoffen worden gebruikt en op deze wijze de door deze verbruiker verlangde kwaliteit wordt gegarandeerd, en niet omdat het logo Der Grüne Punkt op de verpakking voorkomt zodat hij weet dat het mogelijk is deze verpakking via het DSD-systeem terug te geven.

199. Mijns inziens ligt dit anders wanneer het logo Der Grüne Punkt zou aangeven dat het product met dit logo een recycleerbaar of gerecycleerd product is. Er zijn immers goede redenen om te veronderstellen dat bepaalde verbruikers uit milieuoverwegingen kiezen voor producten waarvan de verpakking recycleerbaar is of reeds werd gerecycleerd. In dat geval heeft een logo dat aangeeft dat de verpakking van het gekochte product gerecycleerd is, ontegenzeggelijk een invloed op de keuze van de verbruiker. Dat is bijvoorbeeld het geval voor papier met een logo dat de verbruiker erop wijst dat het om gerecycleerd papier gaat. De verbruiker maakt dan een keuze vanuit een bepaalde overtuiging.

200. In casu betekent het logo Der Grüne Punkt echter niet dat de verpakking recycleerbaar is. Dit logo wijst er alleen op dat de verpakking via het DSD-systeem kan worden teruggenomen en via dat systeem zal worden gesorteerd en verwerkt indien deze mogelijkheid bestaat.(16)

201. Bijgevolg heeft het Gerecht in de punten 156 en 160 van het bestreden arrest mijns inziens op goede gronden kunnen vaststellen dat „[het] merk, voor het desbetreffende verkeer niet meer [uitdrukt], dan dat het aldus gemerkte product via het Duale System kan worden ingezameld’ zonder een indicatie te geven over de kwaliteit van de aangeboden dienst” en dat „het merktekencontract alleen van belang is voor de gebruikers van dat logo, te weten de producenten en verkopers van verpakkingen die van het DSD-systeem gebruik maken, en niet voor de verbruikers”.

202. Naar ik meen heeft het Gerecht het communautaire merkenrecht dus niet geschonden door in punt 161 van het bestreden arrest te oordelen dat voor het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden toegestaan.

Lees der conclusie hier.
 

IEF 7754

Via het kopje ´Is de naam nog vrij?´

Vzr.Rechtbank Arnhem, 23 februari 2009, LJN: BH7477, Eiser tegen The Bubbles Factory C.V.

Executiegeschil. Handelsnaamrecht.De vraag of eiser dwangsommen heeft verbeurd door nog niet te voldoen aan de veroordeling in het eerdere kortgedingvonnis (verbod tot gebruik domeinnaam) wordt ontkennend beantwoord. Geen handelsnaamgebruik waardoor verwarring te vrezen valt.

 2.1.  Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van 29 september 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem op vordering van TBF [eiser] verboden om, na de betekening aan hem van dat vonnis, de domeinnaam www.[naam].nl te gebruiken.

2.2.  Blijkens de door TBF overgelegde aktes van constatering van 6 oktober, 10 oktober, 14 oktober, 16 oktober, 27 oktober, 10 november, 20 november en 27 november 2008 heeft de door hem benaderde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op die data door raadpleging van de website van de Stichting Internet Domeinnaam Registratie (SIDN), via het kopje ‘Is de naam nog vrij?’, geconstateerd dat ‘[naam].nl’ op dat moment de status ‘actief’ had en dat [eiser] nog steeds als houder daarvan stond geregistreerd. De betekenis van de status ‘actief’ wordt door de SIDN op haar site als volgt uitgelegd: ‘de .nl-domeinnaam is reeds geregistreerd’
 
4.3.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de enkele registratie, tot 8 december 2008, bij de SIDN van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als digitaal internetadres op naam van [eiser] niet worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik waardoor verwarring te vrezen valt in de zin van artikel 5 Hnw. Daarvoor is blijkens vaste rechtspraak méér vereist, te weten dat [eiser] zijn onderneming en bedrijfsactiviteiten op de onder die naam te vinden website aan het publiek presenteert. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 19 oktober 2006, BIE 2007, 116 (Quikprint).

Dat [eiser] vanaf 3 oktober 2008 zijn onderneming nog op de website met de domeinnaam www.[naam].nl heeft gepresenteerd, zoals TBF betoogt, is in dit kort geding nergens uit gebleken. De door TBF overgelegde aktes waarin via de website van de SIDN wordt geconstateerd dat [eiser] nog steeds houder is van de domeinnaam en dat de status van de domeinnaam ‘actief’ is rechtvaardigen voorshands deze conclusie van TBF niet. Voor het overige heeft TBF geen enkel bewijs overgelegd van gebruik door [eiser], na betekening van het vonnis, van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als handelsnaam in de zin van artikel 5 Hnw. Nu dwangsommen alleen worden verbeurd voor gedragingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, een overtreding op dat verbod opleveren (vgl. HR 5 april 2002, RvdW 2002, 66, Euromedica/Merck), zal de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd in dit kort geding ontkennend worden beantwoord. Daarmee komt de grondslag te ontvallen aan het door TBF gelegde executoriale beslag en zal de vordering onder 3.1 a) worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7753

Naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie

Rechtbank Almelo, 23 maart 2009, LJN: BH7563, Eiseres tegen Gedaagde

Bedrijfsgeheimen. Indirect pleidooi voor octrooiregistratie. Nadat gedaagde door eiseres was ontslagen, is gedaagde voor zichzelf begonnen. Daarbij heeft hij echter niet het geheimhoudingsbeding geschonden als opgenomen in de arbeidsovereenkomst die gedaagde met eiseres had. Vordering(en) eiseres afgewezen.

“Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat eiseres heeft nagelaten het door haar ontwikkelde product door middel van octrooi te beschermen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7737

In feite dranken met mout

GvEA, 25 maart 2009, zaak T-191/07, Anheuser-Busch, Inc. tegen OHIM  / BudÄjovický Budvar

Eerst even voor jezelf lezen. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BUDWEISER. Oudere internationale woord- en beeldmerken BUDWEISER en Budweiser Budvar. Normaal gebruik van ouder merk. Schending van rechten van verdediging. Motivering. Niet-tijdige overlegging van documenten. Beoordelingsvrijheid verleend bij artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94. Oppositie toegewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 7736

Al dan niet in die volgorde

Vzr. Rechtbank Roermond, 18 maart 2009, KG ZA 09-25, Caravan & Camper Limburg B.V. tegen Schipper Caravans (met dank aan Chris Nome, Nome Advocaten).

Handelsnaamrecht. Domeinnaam caravan-camperlimburg.nl (eiser) tegen camper-caravanlimburg.nl (gedaagde). Vorderingen afgewezen. Gebruik als handelsnaam niet aangetoond. Geen onderscheidend vermogen. Liquidatietarief.

4.2. (…) Het enkele gebruik van een domeinnaam levert op zich nog geen gebruik als handelsnaam op. In dit geval is op de website www.camper-caravanlimburg.nl duidelijk de naam van Schippercaravans dan wel “Schade Caravan Camper” vermeld. Op grond van hetgeen door Caravan & Camper Limburg naar voren is gebracht en aan producties is overlegd kan vooralsnog niet als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van gebruik door Schipper van de aanduiding www.caravan-camperlimburg.nl als handelsnaam. (…)

4.3. Voor zover Caravan & Camper Limburg heeft willen betogen dat Schipper inbreuk maakt op haar handelsnaam door het gebruik van de woorden “camper”, “caravan” en “Limburg” (al dan niet in die volgorde) overweegt de voorzieningenrechter dat deze woorden uitsluitend beschrijvend zijn voor de betrokken bedrijfsactiviteiten en de regio waarin deze plaatsvinden. Met andere woorden:  “camper”, “caravan” en “Limburg” hebben geen –althans onvoldoende- onderscheidende vermogen en zijn algemeen beschrijvende termen die derhalve als zodanig geen inbreuk maken op het handelsnaamrecht van Cravan & Camper Limburg.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7732

Het doel en de middelen vaststellen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 24 maart 2009, LJN: BH7630 & LJN: BH7631  (Persoongegevens en foto’s op stopkindersex.com)

Wie gaat over de inhoud van een website? Linkverbod. "Hoewel gedaagde niet juridisch eigenaar is van betreffende internetsite, kan zij wel worden aangemerkt als degene die met betrekking tot deze website het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Publiceren op internet zonder toestemming van eiser van zijn persoonsgegevens is onrechtmatig want in strijd met de wet bescherming persoonsgegevens en met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Onrechtmatigheid kan niet worden ontnomen wegens zwaarder wegen van recht op vrije meningsuiting ten opzichte van recht op persoonlijke levenssfeer. Publicatie werkt immers eigenrichting in de hand, hetgeen ernstige gevolgen heeft of kan hebben voor eiser."

(...) Dit brengt mee dat van gedaagde mag worden verwacht dat zij de link en/of enige andere verwijzing naar de websites www.dutchpedophilesexposed.org en www.dutchpredetors.org van de website www.stopkindersex.com verwijdert, dan wel doet verwijderen, op straffe van de na te noemen, gematigde, dwangsom en binnen de na te noemen termijn. In zoverre is het gevorderde onder 1 in het petitum materieel in beperkte zin toewijsbaar. 
 
Lees de vonnissen hier en hier

IEF 7725

Zijn jullie niet dezelfde als Fotostudio A.B. onder aan de Cauberg?

Vzr. Rechtbank Maastricht, 6 maart 2009, LJN: BH7294, Fotostudio A.B. B.V. tegen Gedaagden (Fotostudio Arno Broeren)

Handelsnaamrecht, auteursrecht, domeinnaam. Eigennaam maakt inbreuk op initialen. Fotostudio A.B. wordt verkocht, oude eigenaren beginnen op 1 kilometer afstand een nieuwe fotostudio onder de eigennaam Fotostudio Arno Broeren (de ‘A.B.’ van Fotostudio A.B.) Tweede rechtszaak. Handelsnaamrechtelijke verwarring is te duchten. Ook gebruik van domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl  is een vorm van (verwarringwekkend) handelsnaamgebruik.

Geen inbreuk op huisstijl en auteursrecht eiser A.B. m.b.t. de op de site van gedaagden gebruikte foto’s, nu niet aannemelijk is geworden dat de rechten op de foto’s uit hoofde van de koopovereenkomst ook aan Fotostudio A.B. zijn overgedragen. Wel inbreuk auteursrecht van gedaagde door gebruik van zijn foto’s op website van eiser A.B.  Bewijsvermoeden artikel 8 Aw.

Wel oneerlijke mededinging door negatief uitlaten door gedaagde over Fotostudio A.B. en op ongeoorloofde wijze verwijzen naar hun verleden als oorspronkelijke oprichters van Fotostudio A.B. Partijen dragen hun eigen kosten.

Handelsnaam: 4.4.5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagden]. erkennen dat zij eerst sedert 12 februari 2009 in het register van de kamer van koophandel niet meer verwijzen naar de domeinnaam en het emailadres van Fotostudio A.B.

In algemene zin mogen handelsnamen beschrijvend zijn. De woordcombinatie: “Fotostudio A.B.” is aangekocht vanwege de naamsbekendheid en de daaruit voortvloeiende goodwill en verdient derhalve bescherming. Het woord: “Fotostudio” kan niet worden gemonopoliseerd, in die zin dat een andere fotograaf die foto’s maakt en verkoopt de omschrijving van die diensten door middel van gebruik van het woord: “Fotostudio” moet worden verboden, echter het gebruik van het woord “Fotostudio” dient wel zodanig te zijn dat er geen verwarringsgevaar ontstaat.

Nu [gedaagden]. naar aanleiding van het vonnis van 7 november 2008 voor de omschrijving van hun nieuwe onderneming het woord “Fotostudio” hebben gekozen, zijnde een onderneming die plaatsvindt in hetzelfde veld gelegen op (onweersproken) één kilometer afstand van Fotostudio AB, én aan het woord “Fotostudio” de eigennaam: “[gedaagde1]” hebben toegevoegd, een naam die rechtstreeks verwijst naar [gedaagde1] de oprichter van Fotostudio A.B., is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij het publiek verwarring te duchten. Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter zal ook een bodemrechter tot die conclusie komen, zodat gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet de primaire vordering tot verbod een onderneming te drijven onder de naam: “Fotostudio [gedaagde1]” of onder een met Fotostudio A.B. gelijkende naam zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarna [gedaagden]. dit verbod dienen na te leven zal worden gesteld op vijf dagen na betekening van dit vonnis. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

Domeinnaam: 4.4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebruik van de domeinnaam: www.fotostudioarnobroeren.nl als vorm van handelsnaamgebruik kan worden gezien, zodat hetgeen hiervoor is overwogen ook geldt voor het gebruik van deze domeinnaam en dus voorshands voldoende aannemelijk is dat bij gebruik van deze domeinnaam het zelfde verwarringsgevaar is te duchten. Het gevorderde verbod tot gebruik van domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl ligt derhalve voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de termijn waarna [gedaagden]. dit verbod dienen na te leven zal worden gesteld op vijf dagen na betekening van dit vonnis. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

Auteursrecht eiser: A: 4.5. Voorts stelt Fotostudio A.B. dat [gedaagden]. onrechtmatig jegens haar handelt door op slaafse wijze haar huisstijl na te bootsen door onder meer foto’s die haar toebehoren te publiceren op hun website.

(…)

4.5.4. (…) Deze artikelen zien naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet op overdracht van de activa, maar, gelet op hun inhoud en het feit dat zij geplaatst zijn onder artikel 3: “garanties verkoper (financieel / fiscaal) Jaarrekening en financiële gegevens”, op garanties van de verkoper.
Nu noch uit de door Fotostudio A.B. genoemde artikelen van de koopovereenkomst, noch uit de overige artikelen van de koopovereenkomst, voortvloeit, dat de foto’s als activa zijn overgedragen en bovendien geen enkele lijst met overgedragen activa, noch de notariële akte van levering, is overgelegd waaruit eigendomsoverdracht van de foto’s zou kunnen worden afgeleid, is ondanks de overgelegde verklaringen van Mulder en [[YY]] voorshands onvoldoende aannemelijk dat de foto’s waarop Fotostudio A.B. in productie 3 doelt haar eigendom zijn uit hoofde van de koopovereenkomst.

4.5.5. Voorts voert Fotostudio A.B. aan dat de foto’s waarvan zij het auteursrecht claimt zijn gemaakt op de locatie van Fotostudio A.B., met haar middelen, in haar opdracht en voor haar rekening en risico. Daaruit vloeit volgens haar voort dat de foto’s ingevolge artikel 7 van de Auteurswet haar eigendom zijn.
De voorzieningenrechter volgt in dit kader [gedaagden]. in hun betoog dat het, indien wordt uitgegaan van de periode dat [gedaagde1] in dienstverband dan wel in opdracht heeft gefotografeerd voor Fotostudio A.B., om zeer weinig foto’s zal gaan en het bovendien onduidelijk is om welke foto’s het precies gaat, zodat deze vordering ook om deze reden zonder nadere onderbouwing niet toewijsbaar is.
Wel is, mede gelet op hetgeen [gedaagde1] zelf heeft verklaard, voldoende aannemelijk dat [gedaagde1] sedert 2006 weinig tot geen foto’s meer heeft gemaakt. Echter niet valt vast te stellen door wie de gewraakte foto’s dan wel zijn gemaakt.
Raadpleging van de door Fotostudio A.B. overgelegde productie 3 levert op dat op enkele foto’s de naam “[gedaagde1]” staat afgedrukt. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat uit de artikelen 4 (en 8)van de Auteurswet een bewijsvermoeden volgt ten gunste van degene die op het auteursrechtelijk te beschermen werk als maker wordt aangeduid. Daaruit volgt het vermoeden dat in ieder geval de foto’s waarop “[gedaagde1]” staat afgedrukt aan [gedaagde1] en niet aan Fotostudio A.B. toebehoren.

Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat zonder nader onderzoek niet valt vast te stellen om welke foto’s het precies gaat en het er dus voorshands voor moet worden gehouden dat de auteursrechten op de foto’s waarop de naam [gedaagde1] staat afgedrukt aan [gedaagde1] toebehoren. Met betrekking tot de eigendom van deze en de overige foto’s is voorshands niet aannemelijk geworden dat zij uit hoofde van de koopovereenkomst aan Fotostudio A.B. zijn overgedragen. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde derhalve af.

Oneerlijke mededinging: 4.6. (…) De voorzieningenrechter wijst dit verweer af en is van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [gedaagden]. zich schuldig maken aan oneerlijke mededinging. Nu de domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl deel uitmaakt van dit geding en voor raadpleging door de voorzieningenrechter toegankelijk is heeft de voorzieningenrechter uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat [gedaagden]. zich uitvoerig negatief uitlaten over Fotostudio A.B. en op ongeoorloofde wijze verwijzen naar hun verleden als oorspronkelijke oprichters van Fotostudio A.B. Met name onder de link: “vraag en aanbod” nemen [gedaagden]. voor Fotostudio A.B. onder meer de volgende schadelijke standpunten in: (…)

Op de vraag: “Zijn jullie niet dezelfde als fotostudio A.B. onder aan de cauberg?”  antwoorden [gedaagden].: “Nee niet meer. Wel waren we de oprichters/eigenaars van fotostudio A.B. tot mei 2007 Maar nu we hebben we die zaak verkocht, en zijn daar ineens onverwachts niet meer welkom. Dat vonden we natuurlijk niet leuk en daarom hebben we besloten helemaal zelf opnieuw te beginnen, met en prachtige splinternieuwe en veel ruimere fotostudio naast de Aldi. Met Fotostudio A.B. hebben we dus helemaal niets meer mee te maken.. en zijn dus ook géén filiaal van fotostudio AB,.. en zijn daar ook niet meer werkzaam als fotograaf daar. Let-op. 99% van alle foto’s op hun site en e.d. zijn nog gemaakt door fotograaf [gedaagde1], wij gebruiken alleen eigen gemaakte foto’s op de site en in de advertentie’s.”

Auteursrecht gedaagde: 4.8.2. Gelet op hetgeen met betrekking tot de eigendom van foto’s in conventie is overwogen geldt ook in reconventie dat ten aanzien van [gedaagden]. geldt dat onvoldoende is komen vast te staan – behoudens de foto’s waarop de naam [gedaagde1] staat - om welke foto’s het precies gaat. Zoals in conventie onder 4.5.5 is overwogen volgt uit de artikelen 4 (en 8) van de Auteurswet een bewijsvermoeden ten gunste van [gedaagde1], nu hij degene is die op het auteursrechtelijk te beschermen werk, in casu de hiervoor bedoelde foto’s, als maker wordt aangeduid. Daaruit volgt het vermoeden dat in ieder geval de foto’s waarop “[gedaagde1]” staat afgedrukt niet aan Fotostudio A.B. toebehoren en dat derhalve díe foto’s van haar website dienen te worden verwijderd. De vordering zal derhalve worden toegewezen met dien verstande dat in het dictum zal worden opgenomen dat alleen díe foto’s dienen te worden verwijderd waarop de naam [gedaagde1] staat afgedrukt.

De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden hun onderneming onder de naam Fotostudio Arno Broeren of onder een op Fotostudio A.B. gelijkende naam te drijven (…) verbiedt gedaagden in hun reclame-uitingen, zoals op hun website, e-mailadres, in kranten of anderszins, te refereren aan Fotostudio A.B. B.V. (…) verbiedt [gedaagden]., ieder voor zich en/of gezamenlijk de domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl te gebruiken. Fotostudio A.B. wordt bevolen om de foto’s waarop de naam: “Arno Broeren” staat afgedrukt van haar website te verwijderen en verwijderd te houden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7713

ContraFake 2009

Europese Commissie: High Level Conference on Counterfeiting and Piracy - Brussels (02.04.2009): This conference follows an event held last year, which attracted over 400 participants. This year the conference will again consider the growing problem of counterfeiting and piracy but will be focused more on planned efforts to combat the problem, in particular the European Counterfeiting and Piracy Observatory.

Lees hier meer.