Overige  

IEF 8687

Een portret van de hoofdpersoon

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2010, LJN: BL8075, Eiseres c.s. tegen De Auteur en Uitgeverij Prometheus. 

Portretrecht. Mediarecht. Vorderingen van Nina B. tot rectificatie van de over haar verschenen biografie afgewezen. Nina Brink kan zich niet kan verzetten tegen het gebruik van haar portret op de cover. Nina Brink is een bekende persoon en op de cover van een biografie, ook wanneer die niet is geautoriseerd, staat nagenoeg altijd een portret van de hoofdpersoon. Hierbij is in aanmerking genomen dat de desbetreffende foto van Nina Brink eerder is gepubliceerd op de voorpagina van De Volkskrant, op de dag van de beursgang van World Online. 

Betreffende de inhoud heeft de auteur van de biografie, binnen de beperkingen van het kort geding, vooralsnog aannemelijk gemaakt over voldoende bronnenmateriaal te beschikken om de beschuldigingen te kunnen onderbouwen. Een en ander moet verder worden uitgezocht in de bodemprocedure. Een passage in het boek over de dochter van Nina Brink is wel als onrechtmatig aangemerkt.

4.17.  Eisers vorderen tot slot een verbod het desbetreffende portret van [eiseres] te gebruiken op de cover van het boek en ten behoeve van promotionele activiteiten rondom het boek. Ter zitting hebben zij hun vordering beperkt (zie 3.2) in die zin dat alleen de foto van [eiseres] die thans op de cover staat dient te worden verboden. Eisers hebben echter nagelaten te onderbouwen waarom nu juist deze foto dient te worden verboden, terwijl niet in debat is dat het gedaagden wel is toegestaan een ander portret van [eiseres] op de cover te plaatsen. Dit staat reeds aan toewijzing van deze vordering in de weg. Overigens kan niet worden gezegd dat [eiseres] een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 21 Auteurswet om zich te verzetten tegen openbaarmaking van het desbetreffende portret. [eiseres] kan als een ‘public figure’ worden aangemerkt. Op een biografie – ook wanneer die ongeautoriseerd is – is een portret van de hoofdpersoon gebruikelijk en functioneel. De desbetreffende foto heeft bovendien in het verleden op de voorpagina gestaan van De Volkskrant en niet weersproken is dat die krant in een oplage van 300.000 stuks is verspreid. Tot slot kan niet worden gezegd dat [eiseres] in dit geval beschikt over “verzilverbare populariteit” op grond waarvan zij zich tegen gebruikmaking van haar portret op het boek zou kunnen verzetten. Met het portret op de cover van het boek wordt in eerste instantie beoogd onmiddellijk aan te geven over wie het boek gaat.

Lees het vonnis hier op rechtspraak.nl (met gelijktijdige dank aan Matthijs Kaaks, Boekx en Arnout Groen, Klos Morel Vos & Schaap).

IEF 8665

Op onrechtmatige wijze in verwarring worden gebracht

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 maart 2010, zaaknr. 200.017.357/01, Taartenwinkel.nl B.V. tegen GefeliciTAART B.V. (met dank aan Steffen Hagen, CMS Derks Star Busmann)

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Hof vernietigt kort geding vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, IEF 7102). Taartenwinkel.nl (meervoud) maakt bezwaar tegen gebruik domeinnaam taartwinkel.nl (enkelvoud) door GefeliciTAART.  Enkel doorgeleiden domeinnaam is geen gebruik als handelsnaam. Wel onrechtmatig handelen. (“Uiteindelijk doorslaggevend [is] of het publiek door het gebruik van de betreffende aanduiding op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht”). Aanhaken bij bekendheid om zoveel mogelijk verkeer te generen. Geen 1019h proceskosten (rechtsgrond onrechtmatige daad).

Handelsnaam / doorlinken: 4. (…) Een domeinnaam kan echter tot handelsnaam worden wanneer de domeinnaam gebruikt wordt ter aanduiding van de onderneming, in welk verband rekening moet worden gehouden met de perceptie van het relevante publiek. In dat kader is onder meer van belang of, c.q. in hoeverre de domeinnaam overeenkomt met de handelsnaam van de domeinnaamhouder, alsmede de inhoud van de website die men door het intypen van de domeinnaam bereikt.

In dit geval staat vast dat GefeliciTAART slechts onder deze naam (GefeliciTAART) naar buiten treedt. Verder staat vast dat zij de domeinnaam taartwinkel.nl, evenals de (volgens haar honderden andere) domeinnamen die zij heeft geregistreerd, slechts gebruikt om potentiële klanten naar haar website www.gefeliciTAART.nl te leiden en dat men na het intoetsen van www.taartwinkel.nl direct wordt doorgeleid naar eerstgenoemde website. Met andere woorden, de website onder de domeinnaam taartwinkel.nl heeft geen inhoud. Het hof is voorshands van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van handelsnaamgebruik. De domeinnaam taartwinkel.nl wordt aldus immers niet gebruikt ter aanduiding van de onderneming en ook niet als zodanig door het relevante publiek opgevat. Hierop stuit de vordering, voor zover geënt op artikel 5 Hnw., af.

Onrechtmatige daad: 7. (…) Het hof verwerpt het betoog van GefeliciTAART dat geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen omdat de aanduidingen taartwinkel en taartenwinkel beschrijvend zijn. In het kader van een beoordeling op grond van artikel 6: 162 BW is uiteindelijk doorslaggevend of het publiek door het gebruik van de betreffende aanduiding op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht. Het hof is voorshands van oordeel dat dat hier het geval is, mede in aanmerking nemende dat Taartenwinkel.nl, gelet op het aanzienlijke marktaandeel dat zij zich heeft weten te verwerven, bij het relevante publiek een zekere bekendheid heeft verworven.

De domeinnaam taartwinkel.nl vertoont zoveel gelijkenis met de handelsnaam (en domeinnaam) Taartenwinkel.nl, dat de kans dat consument, op zoek naar het bedrijf van Taartenwinkel.nl, taartwinkel.nl intypt, aanzienlijk is. GefeliciTAART heeft ook erkend dat haar streven mede is gericht op het, met gebruikmaking van de bekendheid en reputatie van haar concurrenten en de mogelijkheid van vergissing bij het publiek, genereren van zoveel mogelijk internetverkeer naar de eigen website. Dat dit het geval is blijkt ook uit haar registratie van de domeinnamen taartservice.nl en taartland.nl. Het hof is voorshands van oordeel dat een dergelijke handelwijze de grenzen van eerlijke mededinging te buiten gaat en dus onrechtmatig is. De omstandigheid dat de aanduidingen taartwinkel en taartenwinkel van huis uit een beschrijvend karakter hebben doet daaraan, gelet op de verwarring die (in verband met de bekendheid en reputatie van Taartenwinkel.nl bij het relevante publiek) door het gebruik van de domeinnaam taartwinkel.nl wordt gewekt, niet af.

Het hof is voorts, anders dan de voorzieningenrechter, voorshands van oordeel dat de omstandigheid dat de consument direct wordt doorgelinkt naar de website van GefeliciTAART niet afdoet aan de verwarring. immers, hoewel de consument zich waarschijnlijk zal realiseren dat hij zich niet op de site van Taartenwinkel.nl bevindt, is bepaald niet ondenkbaar dat hij meent dat de beide ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn. Dit gevaar voor verwarring wordt nog vergroot doordat beide ondernemingen dezelfde (soort) producten verkopen en diensten verlenen en beide hun statutaire vestigingsplaats in Haarlem hebben.

8. Uit het voorgaande vloeit voort dat de vorderingen, voor zover gegrond op onrechtmatige daad, voor toewijzing in aanmerking komen als na te melden.

Lees het arrest hier.

IEF 8646

De ultieme voeding

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 4 maart 2010, KG ZA 10-25, Ultimate Nutrition Inc. tegen D&S Food-Trading B.V. c.s. (met dank aan Michiel Rijsdijk en Marlies Wiegerinck, Arnold+Siedsma

Merkenrecht. Auteursrecht. Domeinnamen. Parallelimport. Eiser maakt op grond van woordmerken Ultimate Nutrition (sportvoeding) bezwaar tegen o.a. de domeinnaam www.ultimate-nutrition.nl en stelt daarnaast dat gedaagde inbreuk maakt op de auteursrechten van eiser op verpakkingen en logo’s. Vorderingen afgewezen. Bestuurdersaansprakelijkheid niet aangetoond. Niet ontvankelijkheid. Geen spoedeisend belang.

4.10 (…) Zoals hiervoor reeds werd overwogen, bedient D&S zich niet meer van die websites. Voor zover al aangenomen zou mogen worden dat D&S inderdaad inbreuk maakt op voormelde rechten van Ultimate, heeft te gelden dat van enig inbreuk rnakend handelen thans geen sprake is nu D&S de websites uit de lucht heeft gehaald. Onder deze omstandigheden heeft Ultirnate geen belang bij een voorziening in kort geding. De vorderingen die gestoeld zijn op vermeende inbreuken op merk-, handelsnaam- en auteursrechten dienen daarom eveneens te worden afgewezen. De afwijzing van voormelde vorderingen brengt met zich dat een oordeel over voormelde rechten en het eventueel. inbreukmakend handelen van D&S in dit kort geding achterwege kan blijven.

4.1 I Ten aanzien van (…) parallelimport (…) D&S heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat zij de producten enkel via Nutrition Tech, de Oostenrijkse verdeler van de producten van Ultimate, en dus legaal heeft ingekocht. Gelet op dit gemotiveerde verweer van D&S ligt het op de weg van Ultimate om de juistheid van haar standpunt aannemelijk re maken. Nu zij enkel een verklaring van haar directeur heeft overgelegd die bovendien wordt betwist, is zij daar niet in geslaagd. Daarom wordt ook deze vordering afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8619

Traffic genereren

Vzr. Rechtbank Arnhem, 11 februari 2010, LJN: BL4891, Educatiepartner Doetinchem B.V. tegen Gedaagden.

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Inbreuk door geanonimiseerde domeinnamen gedaagde op geanonimiseerde handelsnamen en domeinnamen eiser. Doorlinken is onvoldoende om gebruik als handelsnaam aan te nemen, maar wel onrechtmatig. “In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat het publiek in verwarring wordt gebracht omtrent de identiteit van de aanbieder van de online dienst. (…) Deze verwarring is nodeloos omdat [gedaagden] geen geldige reden heeft om de gehele domeinnaam van een concurrent in haar eigen domeinnamen op te nemen” (…) Vooralsnog kan dan ook worden aangenomen dat [gedaagden] met het op de geschetste wijze binnenhalen van geïnteresseerden op onrechtmatige wijze profiteert van de bekendheid en de reputatie van de domeinnaam/handelsnaam van ED.”

4.4.  (…) Vooralsnog is niet gebleken dat [gedaagden] onder die namen deelneemt aan het handelsverkeer. De gewraakte domeinnamen worden door [gedaagden] slechts gebruikt - zo staat tussen partijen vast - voor het doorlinken van geïnteresseerden naar haar eigen website, www.[naam site].nl. Zij corresponderen niet met een eigen website en hebben als zodanig dan ook geen bedrijfsmatig karakter. Het kennelijke oogmerk van [gedaagden] bij het doorlinken is om via de geregistreerde domeinnamen zogenaamde ‘traffic’ te generen naar haar eigen website www.[naam site].nl. Dit doorlinken is voorshands evenwel onvoldoende om gebruik als handelsnaam aan te nemen. Dit betekent dan ook dat de vorderingen van ED niet op grond van het handelsnaamrecht kunnen worden toegewezen.

4.5.  ED heeft ook gesteld dat de handelwijze van [gedaagden] onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Uitgangspunt bij beantwoording van de vraag of dit het geval is, is dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat het publiek in verwarring wordt gebracht omtrent de identiteit van de aanbieder van de online dienst (het aanbieden van cursussen en opleidingen). De geregistreerde domeinnamen van [gedaagden] en de domeinnaam/handelsnaam van ED, respectievelijk www.[naam site].nl en [handelsnaam] wijken namelijk in (zeer) geringe mate van elkaar af. (…) De verwarring bestaat hierin dat iemand die geïnteresseerd is in een opleiding van ED op het gebied van design en styling via een van de domeinnamen van [gedaagden] kan belanden op de website van [gedaagden]. Deze verwarring is nodeloos omdat [gedaagden] geen geldige reden heeft om de gehele domeinnaam van een concurrent in haar eigen domeinnamen op te nemen. Zij doet dit, zoals hiervoor reeds is overwogen, enkel met het doel om ‘traffic’ te generen naar haar eigen website www.[naam site].nl. Bovendien is er geen noodzaak voor [gedaagden] om het bestanddeel ‘[naam site]’ in haar domeinnamen op te nemen, nu niet is gebleken dat [gedaagden] op geen enkele andere wijze de door haar georganiseerde cursussen/opleidingen onder de aandacht van het publiek kan brengen. ED heeft onweersproken gesteld dat zij alleen over het jaar 2009 minimaal € 350.000,00 aan omzet heeft gegenereerd met cursussen van Interieuracademie. Vooralsnog kan dan ook worden aangenomen dat [gedaagden] met het op de geschetste wijze binnenhalen van geïnteresseerden op onrechtmatige wijze profiteert van de bekendheid en de reputatie van de domeinnaam/handelsnaam van ED. De voorzieningenrechter wijst er ten slotte nog op dat [gedaagden] verreweg de meeste domeinnamen heeft geregistreerd nádat zij door ED was gesommeerd om alle domeinnamen waarin [naam site] of soortgelijke handelsnamen voorkomen aan ED over te dragen en iedere link naar de website www.[naam site].nl vanaf de verschillende domeinnamen te verwijderen.

4.6.  Het gevorderde onder 3.1 sub A ziet - kort gezegd - op een verbod om het onderdeel Interieuracademie als handelsnaam te voeren. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagden] naar buiten toe een andere handelsnaam gebruikt dan [gedaagden]. Dat dit in de (nabije) toekomst anders zal zijn, is niet aannemelijk geworden. Het enkel ingeschreven houden van verschillende namen als handelsnaam in het handelsregister is daarvoor onvoldoende. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Het gevorderde onder 3.1 sub B zal wel worden toegewezen. Voorshands geoordeeld bestaat er voor [gedaagden] geen enkele noodzaak om de bewuste handelsnamen ingeschreven te houden in het handelsregister, nu zij slechts onder de handelsnaam [gedaagden] deelneemt aan het handelsverkeer. Bovendien gebruikt zij deze handelsnamen op onrechtmatige wijze in haar domeinnamen. De overige vorderingen zien op het onrechtmatig gebruik van de verschillende domeinnamen en kunnen derhalve worden toegewezen, op de wijze zoals hierna is aangegeven. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om ten aanzien van de toe te wijzen vorderingen één gelijkluidende dwangsom op te leggen, welke zal worden gematigd en gemaximeerd, een en ander zoals hierna is aangegeven.

Lees het vonnis hier

IEF 8591

&R&E&I&F&E&N&

HvJ EG, 10 februari 2010,  Conclusie A-G Trstenjak in zaak C-569/08, Internetportal und Marketing GmbH tegen Richard Schlicht (verzoek van het Oberste Gerichsthof (Oostenrijk) om een prejudiciële beslissing)

Merkenrecht. Domeinnamen. .eu-topniveaudomein. Registratie van een domein door eigenaar van nationaal merk, dat enkel is verworven teneinde deze registratie mogelijk te maken gedurende eerste deel van stapsgewijze registratie ("&R&E&I&F&E&N&" als variant op het Duitse woord REIFEN (Banden). Te kwader trouw ingeschreven merk.

14. Verzoekster beheert websites en verkoopt waren via internet. Teneinde gedurende het eerste deel van de stapsgewijze registratie domeinnamen te kunnen registreren, heeft zij bij het Zweedse merkenregister met succes aanvragen ingediend tot inschrijving van in totaal 33 Duitse soortnamen als merk, telkens met gebruikmaking van het speciale teken „&” voor en na elke letter of tussen alle letters. Verzoeksters aanvraag van 11 augustus 2005 betrof de inschrijving van het woordmerk „&R&E&I&F&E&N&” in internationale klasse 9 (veiligheidsriemen), die op 25 november daaropvolgend heeft plaatsgevonden.

15. Verzoekster is nooit van plan geweest om dit merk voor veiligheidsriemen te gebruiken, maar veronderstelde op basis van een verklaring van PricewaterhouseCoopers, een onderneming die door EURID was belast met het onderzoek van domeinnaamaanvragen, dat bij de registratie van dit merk als domeinnaam onder het .eu-topniveaudomein overeenkomstig de „transcriptieregel” de „&”-tekens moesten worden geschrapt zodat het woord „banden” overbleef, dat volgens haar als soortnaam in geen geval kon worden beschermd op grond van het merkenrecht.

(…)

119. Gelet op het bovenstaande, geef ik het Hof in overweging op de volgende wijze te antwoorden op de door het Oberste Gerichtshof gestelde prejudiciële vragen:

1) Artikel 21, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie van 28 april 2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie, moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een nationaal merk een recht heeft in de zin van deze bepaling, zolang bedoeld merk niet door de bevoegde autoriteiten of rechter en volgens de in het nationaal recht vastgestelde procedures, wegens kwade trouw of anderszins, nietig is verklaard.

Er is ook dan sprake van dat recht wanneer het merk waarop de registratie van het domein is gebaseerd, afwijkt van de domeinnaam tengevolge van de terechte verwijdering daaruit van de speciale tekens in genoemd merk. Het staat aan de verwijzende rechter om te onderzoeken of genoemde speciale tekens hadden kunnen worden getranscribeerd.

2) Voor het onderzoek van kwade trouw in de zin van artikel 21, lid 1, sub b, juncto lid 3, van verordening nr. 874/2004, waarvan de criteria niet limitatief zijn, moet de nationale rechter alle relevante omstandigheden van het onderhavige geval in aanmerking nemen, en met name:

–      de omstandigheden waarin het merk is verkregen, met name het oogmerk om het niet te gebruiken op de markt waarvoor om de bescherming is verzocht;

–      het feit dat het gaat om een aan de Duitse taal ontleende soortnaam; en

–      het mogelijk onrechtmatige gebruik van het teken ‚&’ teneinde de toepassing van de transcriptieregels van artikel 11 van verordening nr. 874/2004 te beïnvloeden,

         aangezien het enige oogmerk van de inschrijving van het merk het kunnen aanvragen is van de registratie van de met het merk overeenkomende domeinnaam tijdens het door genoemde verordening vastgestelde eerste deel van de registratie van domeinnamen (‚sunrise period’).”

Lees de conclusie hier.

IEF 8585

Zogenaamde 'sleepers'

Rechtbank Groningen, 16 december 2009, LJN: BL3206, Ad Hoc Data B.V. tegen [gedaagde], h.o.d.n. Digicom Media,

Auteursrecht. Databankenrecht. Bedrijfsgeheimen. ‘Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door data te publiceren op de eigen website. Eiseres stelt bewijs hiervan te kunnen leveren door opzettelijk onjuiste data (zgn. sleepers) aan te wijzen op de site van gedaagde, maar zij wil dat slechts vertrouwelijk ten overstaan van de rechter doen, buiten aanwezigheid van de wederpartij (alleen diens advocaat mag erbij zijn). De rechtbank oordeelt dat art. 27 en art. 29 Rv. een dergelijke gang van zaken niet toestaan. Ook art. 6 Evrm verzet zich hier tegen.

De rechtbank acht het in een civiele procedure de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen - partijen en rechter - dat het geding voortvarend en efficiënt verloopt. Wanneer aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te nemen, past het de eisende partij niet om de totstandkoming van die beslissing te bemoeilijken door hem de vereiste gegevens te onthouden, zoals AHD doet. Hoezeer de rechtbank in dit geval ook twijfel heeft bij de wijze waarop gedaagde gebruik heeft gemaakt van de databestanden van AHD, het door AHD beoogde doel van het opleggen van sancties aan gedaagde bereikt zij door haar wijze van procederen thans niet.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Ex Parte Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, IEF 5432.

IEF 8577

Delicten die verband houden met schending van IE rechten

Kamerstuk 32194, nr. 6, 2e Kamer. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten. Verruiming mogelijkheden voordeelontneming; Nota n.a.v. het verslag

“Artikel 36e, derde lid, Sr. Wanneer de veroordeelde er een criminele levensstijl op nahoudt, kan worden aangenomen dat het vermogen dat hij gedurende een aantal jaren heeft opgebouwd, wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt.

(…) Het bewijsvermoeden wordt gehanteerd na een veroordeling voor potentieel lucratieve feiten, zoals de internationale handel in harddrugs en mensenhandel. Ook misdrijven die worden bedreigd met relatief korte vrijheidsstraffen, maar waarvoor wel een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen aanleiding vormen het bewijsvermoeden toe te passen. Deze leden kunnen daarbij bijvoorbeeld denken aan delicten die verband houden met schending van intellectuele eigendomsrechten (namaak en piraterij; artikel 337 Sr) of de benadeling van schuldeisers (artikel 340 Sr).”

Lees het kamerstuk hier

IEF 8563

Schadelijk gevolgen kan hebben voor het vertrouwen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 28 januari 2010, KG ZA 09-2697 WT/PvV, Releiance Mediaworks Ltd. c.s. tegen Stichting Cross Cultures (met dank aan Maarten Haak en Daniël Haije, Hoogenraad & Haak)

Onrechtmatige perspublicatie over piraterij van  Bollywood-films. Suggestie in artikel “Indiase filmmaatschappijen gepakt tijdens piraterij van Bollywoodfilms” dat eiser bedrijfsmatig betrokken zou zijn bij het verspreiden van illegale kopieën van Bollywoodfilms vindt geen steun in het beschikbare feitenmateriaal. Bevel tot rectificatie van (4 maanden oud) artikel. 

4.5. Door RML c.s. is voldoende aannemelijk gemaakt dat de suggestie dat zij bedrijfsmatig betrokken is bij het verhandelen van illegale kopieën van films beschadigend is voor haar eer en goede naam. Niet in geschil is immers dat de website www.hindulife.nl en de door RML c.s. verzonden nieuwsbrief zich richten op een belangrijk deel van Hindoestaanse gemeenschap in Nederland, zijnde de voornaamste doelgroep van de door RML c.s. in Nederland uitgebrachte Bollywoodfilms. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat de suggestie dat RML c.s. zich bedrijfsmatig schuldig maakt aan het verhandelen van illegale kopieën schadelijk gevolgen kan hebben voor het vertrouwen dat de zakelijke partners van RML c.s. in haar als filmdistributeur stellen. De omstandigheid dat in het artikel nog de oude handelsnaam van RML c.s. wordt gebruikt maakt dat niet anders.

Lees het vonnis hier.

IEF 8550

Louter het beschrijvende woord ‘agenda’

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 10 december 2009, LJN: BL0178, TheAgenda.NL tegen NL Unlimited B.V. en Newhold. B.V.
 
Handelsnaamrecht. Inbreuk handelsnaamrecht door gebruik generieke domeinnaam. Gedaagde NL Unlimited, uitgever van de stadsmagazines NL10, Nl20 etc, koopt in 2009 de domeinnaam www.agenda.nl . Eiser TheAgenda.nl maakt bezwaar en ziet zich in het gelijk gesteld.

Gedaagde gebruikt www.agenda.nl als handelsnaam. Dat de domeinnaam beschrijvend is, doet daar niet aan af, gedaagde heeft “terwijl zij bekend had moeten of kunnen zijn met de website en domeinnaam van eiser, er zonder noodzaak voor gekozen louter het beschrijvende (en reeds door eiser gebruikte) woord ‘agenda’ in haar domeinnaam en handelsnaam op te nemen, zonder daar nog enig nader element aan toe te voegen. Nu beide partijen (mede) dezelfde bedrijfsmatige activiteiten ontplooien, te weten het verkopen van advertentieruimte op een site waarop aan het (Nederlandse) publiek vrijetijdsinformatie wordt verschaft en een gelijksoortige opzet van de site hebben, ligt (onnodig) verwarringsgevaar hierdoor voor de hand.”

Licentiegever domeinnaam faciliteert handelsnaaminbreuk. 1019h proceskosten hoger dan indicatietarieven door verhuizing na sommatie van de domeinnaam naar de huidige licentiegever.

Gebruik als handelsnaam. 4.5.  NL Unlimited heeft op haar beurt ‘agenda.nl’ wel als handelsnaam geregistreerd. Zij betwist echter dat met de website www.agenda.nl sprake is van handelsnaamgebruik. Ook deze website heeft evenwel een bedrijfsmatig karakter vanwege de verkoop van advertentieruimte onder meer via de site. Op de website staat verder de naam ‘agenda.nl’ duidelijk vermeld, er staat vermeld dat het ‘copyright’ bij ‘agenda.nl’ rust en dat ‘agenda.nl’ een handelsnaam van NL Unlimited is, zodat het gebruik van deze domeinnaam - anders dan NL Unlimited c.s. zelf stelt - tevens als handelsnaamgebruik dient te worden aangemerkt. De handelsnaam wordt aldus gebruikt ter identificatie van haar diensten in het handelsverkeer, onder meer via haar website ‘www.agenda.nl’. Dat de naam ‘agenda.nl’ slechts door het publiek wordt gezien als een productnaam van NL Unlimited, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, is voorshands gelet op het voorgaande niet aannemelijk.

(…)

Onderscheidend vermogen. 4.7.  De vraag is evenwel in hoeverre aan de handelsnaam van [eiser] ‘theagenda.nl’ ook bescherming toekomt. Met NL Unlimited wordt immers geoordeeld dat het gebruik van het woord ‘agenda’, ook in de combinatie met de extensie ‘.nl’, voor de activiteiten die beide partijen ontplooien beschrijvend van aard is. Het woord agenda wordt immers mede gebruikt voor een aankondiging van activiteiten. Aan een handelsnaam wordt door de wet weliswaar niet de eis gesteld dat deze onderscheidend vermogen dient te hebben - ook zuiver beschrijvende handelsnamen kunnen een geldige handelsnaam vormen -, maar daar staat tegenover dat de beschrijvende onderdelen in een handelsnaam in beginsel ook door anderen moeten kunnen worden gebruikt. De bescherming van deze handelsnamen is in zoverre dus zwak.

4.8.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter neemt dit niet weg dat NL Unlimited c.s. in dit geval, terwijl zij bekend had moeten of kunnen zijn met de website en domeinnaam van [eiser], er zonder noodzaak voor heeft gekozen louter het beschrijvende (en reeds door [eiser] gebruikte) woord ‘agenda’ in haar domeinnaam en handelsnaam op te nemen, zonder daar nog enig nader element aan toe te voegen. Nu beide partijen (mede) dezelfde bedrijfsmatige activiteiten ontplooien, te weten het verkopen van advertentieruimte op een site waarop aan het (Nederlandse) publiek vrijetijdsinformatie wordt verschaft en een gelijksoortige opzet van de site hebben, ligt (onnodig) verwarringsgevaar hierdoor voor de hand. Dat [eiser] het Engelse lidwoord ‘the’ aan haar handelsnaam en domeinnaam heeft toegevoegd, maakt niet dat er van verwarringsgevaar geen sprake meer is. Weliswaar kan een enkele toevoeging bij een beschrijvende handelsnaam volgens de jurisprudentie voldoende zijn om geen verwarring aan te nemen, maar het had dan in dit geval eerder op de weg van NL Unlimited c.s. gelegen om een element aan haar handelsnaam (en domeinnaam) toe te voegen. Het enkele weglaten van het door [eiser] gebruikte woord ‘the’ als handelsnaam voor het ontplooien van dezelfde activiteiten wordt gelet op het voorgaande onvoldoende geacht om verwarring te voorkomen. Een verbod voor het gebruik van de handelsnaam ‘agenda.nl’ door NL Unlimited is derhalve toewijsbaar als na te melden. Ook het verbod op het gebruik van de domeinnaam ‘www.agenda.nl’ kan gelet op het voorgaande worden toegewezen. Van een louter informatieve website is bij NL Unlimited c.s. immers geen sprake.

Licentiegever. 4.9.  Ook de vordering onder 2 jegens Newhold wordt toegewezen, een en ander zoals hierna te melden, nu door het (blijven) verlenen van een uitsluitend gebruiksrecht van de domeinnaam www.agenda.nl aan NL Unlimited de inbreuk op de handelsnaam van [eiser] mogelijk kan worden gemaakt en dit onder omstandigheden onrechtmatig jegens [eiser] kan zijn. Newhold heeft daarnaast geen belang meer bij het verlenen van rechten op de domeinnaam aan NL Unlimited, gelet op de in dit vonnis opgelegde veroordelingen.

(…)

Proceskosten. 4.13.  NL Unlimited en Newhold zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten en de beslagkosten. [eiser] heeft veroordeling van NL Unlimited in de kosten ex artikel 1019h Rechtsvordering gevorderd en een specificatie overgelegd van de door hem gemaakte kosten. Deze kosten bedragen volgens de specificatie € 8.759,93 inclusief kantoorkosten, beslagkosten, deurwaarderskosten en griffiegeld. [eiser] stelt dat de kosten hoger zijn uitgevallen dan de indicatietarieven voor (eenvoudige) IE-zaken in kort geding, omdat NL Unlimited, nadat de sommatiebrief was verzonden, de domeinnaam bleek te hebben overgedragen aan Newhold en [eiser] beslag heeft laten leggen op de domeinnaam en producties heeft moeten aanpassen, waarmee volgens [eiser] € 2.355,32 gemoeid is geweest. Voormelde door [eiser] gevorderde proceskosten zullen worden toegewezen nu deze gelet op de aard van de zaak redelijk worden geacht.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 8528

Een paar kilo klachten

Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 12 januari 2010, zaaknrs. 200.038.024/01 & 200.039.470/01, Omroepvereniging VARA / VARA & Veenstra) tegen Pretium Telecom B.V. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma)

Twee arresten in twee appelprocedures tussen VARA en Pretium Telecom over diverse uitzendingen van het VARA televisieprogramma Kassa en een artikel in Kassa Magazine, waarin aandacht besteed is aan de klachten van consumenten over de gestedl misleidende  telefonische wervingsmethoden van Pretium. Het hof is niet mild voor Pretium en vernietigt vonnissen waarvan beroep. Het belang van de Vara en Veenstra om in vrijheid hun menig te uiten wegen zwaarder dan het belang van Premium bij bescherming van haar naam en reputatie. Een kort citaat:

19 (…) Net zomin als de Vara Pretium voorafgaand aan een uitzending behoefde mee te delen welke specifieke kritische uitlatingen zij daarin over Pretium zou doen, behoefde zij Pretium ervoor te waarschuwen dat zij in een uitzending zou spreken van vele klachten of dat zij een stapel van die klachten zou tonen, in de studio aan de kijkers, of zoals in dit geval in het in de uitzending vertoonde filmpje, aan de Staatssecretaris, met de opmerking dat het om een paar kilo klachten gaat. Pretium had te rekenen met dergelijke haar onwelvallige elementen in de inkleding van het programma. Teneinde daar het hoofd aan te bieden had zij kunnen verkiezen wel in de studio te verschijnen voor een weerwoord; om haar moverende redenen heeft zij daarvan afgezien, hetgeen –nogmaals- voor haar risico komt.

Lees de arresten hier en hier.