Procesrecht  

IEF 9139

Ook zonder inzage gewaarborgd

Rechtbank Amsterdam, 21 april 2010, LJN: BN9646, Oracle Nederland B.V. tegen Philips International B.V. c.s.

Auteursrecht. Bewijsbeslag. incident ex artikel 843a Rv, verzoek om inzage in door bewijsbeslag getroffen digitale bescheiden afgewezen, onvoldoende bepaalde bescheiden. En “een behoorlijke rechtsbedeling is ook zonder inzage in de door het beslag getroffen bescheiden gewaarborgd.”

2.1.  In de hoofdzaak verwijt Oracle Philips c.s. samengevat het overtreden van het toegestane gebruik van Oracle software, welke overtreding als een auteursrechtinbreuk en een toerekenbare tekortkoming is te kwalificeren. Tussen partijen staat met name ter discussie de mate waarin voornoemde overtreding heeft plaatsgevonden alsmede de omvang van de door Philips c.s. en [A] aan Oracle te betalen achterstallige (licentie)vergoeding.

(…) 3.5.  De rechtbank acht het gevorderde niet toewijsbaar. Dit is reeds het geval omdat niet is voldaan aan het tweede vereiste als hiervoor genoemd, te weten dat het moet gaan om voldoende “bepaalde bescheiden”. In het petitum van de dagvaarding verwijst Oracle naar de processen-verbaal van beslaglegging. In die processen-verbaal worden de in beslag genomen bescheiden slechts kort aangeduid met “copieen van de adminsitratieve bescheiden als genoemd in artikel 34 van voormelde beschikking”, “2 harddiscs welke derhalve identieke gecopieerde data-informatie bevatten […]”, “twee CD-roms […] beide genaamd [B] met daarop digitale bescheiden”, “kopieën van administratieve bescheiden”, “twee digitale kopieën, houdende bescheiden als genoemd in artikel 34 van voormelde beschikking […]” ,“een digitale kopie, houdende de “ruwe data” van gerekwireerde, houdende de bescheiden als genoemd in artikel 34 van voormelde beschikking […]”, “de administratieve bescheiden als genoemd in artikel 34 van voormelde beschikking” en “de digitale bescheiden als genoemd in artikel 34 van voormelde beschikking, welke zijn gekopieerd en opgeslagen op 3 CD-roms […]”. In punt 34 van het verzoekschrift waarnaar de processen-verbaal veelal verwijzen, wordt verzocht beslag te leggen op digitale en andere gegevensdragers alsmede alle hardware en computers waarop zich de eerder in alinea 33 sub A, B, en C van het verzoekschrift genoemde bescheiden kunnen bevinden, waarbij het beslag beperkt zal zijn tot de bescheiden waarin een combinatie van één of meerdere woorden uit categorie 1 (Oracle en Oracle Server Worksheet (OSW)) in combinatie met één of meer woorden uit categorie 2 (named user, processor, ook wel omschreven als central processing unit of CPU, en licentie) voorkomen. Uit de processen-verbaal kan niet worden afgeleid welke documenten en bescheiden, die zich bevinden op de in beslag genomen harddiscs, cd roms, administratieve bescheiden en andere digitale bestanden, precies door het beslag zijn getroffen en in welke van deze gegevens Oracle nu concreet inzage wenst, terwijl Oracle dit ook bij dagvaarding niet specificeert. Inzage in de stukken leidt gelet hierop tot een fishing expedition naar nader bewijs. Daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld.

3.6.  Philips c.s. stelt bovendien terecht dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder inzage in de door het beslag getroffen bescheiden is gewaarborgd. Niet in geschil is volgens Oracle dat Philips c.s. inbreuk heeft gepleegd op aan Oracle toekomende auteursrechten, dan wel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een tussen partijen bestaande overeenkomst. Indien de rechtbank in een later stadium van de procedure tot het oordeel komt dat het door Philips c.s. uitgevoerde audit rapport niet voldoet als grondslag voor het vaststellen van de als gevolg van die inbreuk/toerekenbare tekortkoming te betalen vergoeding, ligt het in de rede een onafhankelijk deskundigenbericht te gelasten, aan welk onderzoek Philips c.s. verplicht zal zijn mee te werken. Via deze weg kan dan tevens worden gewaarborgd dat Oracle geen inzage krijgt in bedrijfsgevoelige informatie die zich bevindt op bestanden die door het bewijsbeslag zijn getroffen en die niet zien op het thans tussen partijen bestaande geschil.

3.7.  Gelet op het hiervoor overwogene zal het verzoek om inzage worden afgewezen. Oracle zal, als de in dit incident in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Philips c.s. en [A] begroot op ieder EUR 452,- aan salaris advocaat.

Lees het vonnis hier

IEF 9133

Het verval is niet geheeld

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 28 september 2010, zaaknr. 105.003.741/01, Prodalimento tegen Khalaf Stores en 105.003.742/01, Betinjaneh tegen Khalaf Stores / Koninkrijk Jordanië (met dank aan Pim Jansen en Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek)

Merkenrecht. Auteursrecht. Gecombineerde en  gecompliceerde zaken over (export)merken voor en zakken met poedermelk. Eindarrest na Gerechtshof Den Haag, 6 oktober 2009, IEF 8297

Heel kort, voor zover mogelijk, de feiten: Jordanië voert melkpoeder in, dat op de markt wordt gebracht onder het merk Halibna (“onze melk”), Khalaf heeft een niet exclusief contract tot levering, Prodalimenta deponeert het (woord)beeldmerk Halibna in de Benelux en Betinjaneh deponeert het teken Nohib Halibna als merk in Syrië en Libanon, Jordanië draagt haar rechten op het merk over aan Khalaf, Khalaf deponeert het in de Benelux, Prodalimenta draagt haar Beneluxmerk over aan Betinajeh, Khalaf vordert de vervallenverklaring van het door Prodalimenta gedeponeerde merk en  Betinjaneh vordert nietigverklaring van de merken van Khalaf.

In het onderhavige eindarrest oordeelt het hof dat Betinjaneh er niet in is geslaagd bewijs te leveren dat hij het merk met toestemming van Prodalimento in de Benelux in de relevante periode heeft gebruikt. Het verval is derhalve niet geheeld en de merken vervallen wegens non-usus. Het beroep op auteursrechten op de verpakking/het Arabische logo worden eveneens afgewezen: “Zij [Khalaf] heeft niet aangegeven dat van het aangevallen teken gebruik dreigt te worden gemaakt of zou kunnen worden gemaakt, dat wel onder een verbod tot auteursrecht inbreuk, maar niet onder een verbod tot merkinbreuk zou vallen.”

18. (…) Het hof heeft overwogen dat de Nederlandse rechter in casu weliswaar grensoverschrijdende bevoegdheid heeft om over de inbreukvordering te oordelen (nu het beroep op onbevoegdheid te laat is gedaan), maar dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, de aard van de verplichting - namelijk de verplichting van een Syriër om zich buiten Nederland te onthouden van een inbreuk op de auteursrechten van een Jordaniër - meebrengt dat op basis van artikel 3:296 BW niet een veroordeling tot naleving van die verplichting buiten Nederland kan worden uitgesproken. Dit alles leidt ertoe dat de op auteursrecht gebaseerde vordering van Khalaf slechts voor zover het gaat om een inbreuk in Nederland voor toewijzing in aanmerking zou kunnen komen.

19. Betinjaneh heeft tijdens het pleidooi in hoger beroep onbetwist gesteld dat hij thans geen gebruik meer maakt van de verpakking, maar nog wel van het Arabisch logo in combinatie met het woord HALIBNA. Het hof heeft in zijn tussenarrest beslist dat het woord HALIBNA in Latijns schrift niet voor auteurrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Niet gesteld of gebleken is Betinjaneh het Arabisch logo anders heeft (gebruikt) of dreigt te gebruiken dan voor de handel in melkpoeder, derhalve in het economische verkeer voor dezelfde of soortgelijke waren als die waarvoor de merken van Khalaf zijn ingeschreven (Melk en melkprodukten; melkpoeder). Nu het door Khalaf in reconventie gevorderde merkinbreukverbod in zaak B voor de Benelux is toegewezen, is het litigieuze gebruik van het Arabisch logo in de Benelux reeds verboden op grond van de merkrechten van Khalaf. Van het gedeponeerde beeldmerk (de verpakking) is immers het Arabisch logo het dominerende en onderscheidende bestanddeel. In zijn tussenarrest heeft het hof reeds overwogen van oordeel te zijn dat Khalaf onder die omstandigheden geen belang meer heeft bij het gevorderde verbod om inbreuk te maken op zijn vermeende auteursrechten. In hun antwoordmemorie na enquête tevens akte houdende producties hebben Khalaf c.s (in punt 109) gesteld dat Khalaf belang houdt bij haar auteursrechtelijke vordering, omdat: "het voorwerp daarvan niet identiek is aan de ingeroepen merken. Niet uit te sluiten valt immers dat Betinjaneh de merkrechten van Khalaf zou weten te omzeilen, maar desalniettemin nog immer inbreuk zal maken op de auteursrechten". Strikt genomen is het juist dat het voorwerp van het auteursrecht niet identiek is aan dat van het merkrecht, maar dat doet er niet aan af dat het hof in dit geval geen concreet belang ziet. Nu het hof reeds in zijn tussenarrest had aangegeven van oordeel te zijn dat Khalaf in de onderhavige situatie geen belang meer had bij toewijzing van het door haar gevorderde verbod om inbreuk op haar auteursrechten te maken, had het op de weg van Khalaf gelegen dit concreet aan te geven. Dat heeft zij nagelaten. Zij heeft niet aangegeven dat van het aangevallen teken gebruik dreigt te worden gemaakt of zou kunnen worden gemaakt, dat wel onder een verbod tot auteursrecht inbreuk, maar niet onder een verbod tot merkinbreuk zou vallen. Het hof gaat dan ook aan de stelling van Khalaf dat zij nog wel belang heeft bij toewijzing als onvoldoende onderbouwd voorbij.

20. Het hof is derhalve van oordeel dat de op auteursrecht gebaseerde vorderingen (sub iv), voor zover het hof tot kennisneming daarvan bevoegd is, dienen (zij het op andere gronden dan door de rechtbank) te worden afgewezen. Ook in zoverre zal het hof het bestreden vonnis (in zaak B), voor zover in reconventie gewezen bekrachtigen.

Lees het arrest hier.

IEF 9121

Op het gebied van het stoomkraken

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 28 september 2010,  zaaknrs. 105.000.110/01 & .111/01, Mol tegen Technip Benelux  B.V. (met dank aan Olaf Trojan & Inge Bremmer, Bird & Bird).

Auteursrecht. Technip. Eerst even voor jezelf lezen: 43 pagina’s eindarrest van het Hof Den Haag in de al roemruchte zaak over het auteursrecht op een zogenoemd kinetisch schema (zie eerdere berichten vanaf IEF 4755). Over o.a. (wereldwijd) auteursrecht, ontlening en grensoverschrijdende verboden. De zaak loopt inmiddels ruim zestien jaar en de inzendende advocaat ziet graag benadrukt dat “mr Severin de Wit belangrijke fundamenten voor dit arrest heeft gelegd voordat hij de zaak in 2001 aan mij overdroeg”. Alvast enkele citaten:

(…) 3.4 Voormelde beslissing van het hof moet dan ook worden gepreciseerd in dier voege dat in de periode van eind jaren '70 tot heden in alle huidige EU-landen in ieder geval een 'gewoon' auteursrecht op een kinetisch schema als het onderhavige rustte, dat thans in alle EUlanden een 'software'-auteursrecht op Spyro bestaat, en dit in een aantal van die landen voorheen ook al vanaf enig moment na 1 980 het geval was.

(…) 3.31 De conclusie van het voorgaande is dat de bezwaren die Mol tegen het rapport van Moulijn heeft ingebracht, geen doel treffen. Het hof acht op grond van het rapport van Moulijn bewezen dat de rov. 3.8 onder a) t/m m) genoemde overeenkomsten bestaan tussen Spyro 7902 en Phenics 8008. Gelet op de aard en omvang van die overeenkomsten, en gelet op het zojuist onder 3.28 overwogene, is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies die Moulijn aan die overeenkomsten heeft verbonden, namelijk dat (zie ook rov. 3.8):
- de know-how (kinetische modellen, koolvormingsmodel, lumping procedures, integratieprocedures) die in Spyro is verwerkt, vrijwel geheel is terug te vinden in Phenics;
- aanzienlijke delen van de manuals van Spyro en Phenics nagenoeg identiek zijn geformuleerd;
- voor minstens een gedeelte van de source code geldt dat er gedetailleerde overeenstemmingen zijn die niet verklaard kunnen worden uit wat bij programmeren de gewoonte is.
Het hof neemt deze conclusies van Moulijn over.

3.32 Met onder meer woorden/zinsneden als 'opmerkelijk' (bij punt a)), 'niet te verwachten' (bij punt c)), 'het kan op vele manieren gebeuren' (bij punt f)), 'persoonlijke voorkeur' en 'het valt op' (bij punt j)) en het meermalen benadrukken van de identiciteit van formuleringen en procedures heeft Moulijn tot uitdrukking gebracht dat zijns inziens:
a) Spyro ook/juist op de punten van overeenstemming een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt;
b) het haast niet anders kan dan dat Phenics 8008 aan Spyro is ontleend. (…)

(…) 7.9 Zojuist is vastgesteld dat op dit moment in alle 52 landen en de EU auteursrecht rust op het Spyro-kinetisch schema en/of de Spyro-programmatuur. Voor volledige toewijzing van de auteursrechtelijke vorderingen van Technip vanaf 1 januari 1990 is, zo volgt uit het onder 5.5 overwogene, nodig dat dit vanaf 1 januari 1990 het geval is geweest. Voorzover in een of meer van de 52 landen Spyro pas later auteursrechtelijke bescherming is gaan genieten, zijn de vorderingen voor die landen over de daaraan voorafgaande periode niet toewijsbaar.

7.10 In hoger beroep doet zich verder de complicatie voor dat niet alleen moet worden gekeken naar de situatie op dit moment (waarop eindarrest wordt gewezen), maar ook naar die ten tijde van het eindvonnis, zoals Mol onder 27 van zijn antwoordakte na het 5' tussenarrest, zij het onder vermelding van een andere 'peildatum', tot uitdrukking heeft gebracht. Wanneer ten tijde van het eindvonnis, houdende verboden tot auteursrechtinbreuk en betrokkenheid daarbij en geboden terzake auteursrechtelijke nevenvoorzieningen, in een bepaald land nog geen auteursrecht op Spyro zou rusten, dan kan dat vonnis voor dat land niet in stand blijven. Indien daarna zo'n auteursrecht in dat land is ingevoerd, dan kunnen in hoger beroep alsnog die verboden en geboden voor dat land worden gegeven, de verboden alleen voor de toekomst, de geboden met ingang van de datum van invoering. Het belang hiervan is onder meer dat wanneer het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd en de appelrechter vervolgens zelf een verbod en geboden oplegt, voor het verleden geen dwangsommen kunnen zijn verbeurd, hetgeen wel het geval zou zijn indien dat vonnis wordt bekrachtigd.

(…) 7.1 2 Hieronder zal het hof - op basis van de opinies en aan de hand van de zojuist geformuleerde maatstaven - vaststellen vanaf wanneer in de 52 landen auteursrecht op een kinetisch schema en/of computerprogrammatuur als het onderhavige geacht kan worden te hebben bestaan. De desbetreffende datum wordt onderstreept. Data die voor 1 januari 1990 vallen worden vanwege het in rov. 2.10 overwogene omgezet in ' l januari 1990'.

(…) 8.6 Uit het voorgaande vloeit voort dat het eindvonnis, wat punt a. van het dictum in Zaak 2 daarvan betreft, zal worden vernietigd voorzover het betrekking heeft op andere landen dan de EU-lidstaten en de 52 landen en voorzover het betrekking heeft op de A-landen. Wat de A-landen betreft is daarbij van belang dat het door de rechtbank daarvoor uitgesproken verbod niet kan worden opgevat als te zijn gegeven onder de voorwaarde dat in het desbetreffende land later alsnog auteursrecht op computerprogrammatuur en/of een kinetisch schema zal worden ingevoerd. Voor de A-landen zal in hoger beroep alsnog uitsluitend voor de toekomst een inbreukverbod worden uitgesproken.

(…) 9.3 Mol heeft er verder terecht op gewezen dat er niet zonder meer van uit kan worden gegaan dat iedere betrokkenheid van hem bij het openbaarmaken van willekeurig welk computer-simulatieprogramma op het gebied van het stoomkraken strijdig is met het auteursrecht van Technip op Spyro of anderszins onrechtmatig jegens Technip is.

9.4 Een en ander leidt tot de conclusie dat het door de rechtbank opgelegde 'betrokkenheidsverbod’ geen althans onvoldoende steun vindt in het recht. De desbetreffende beslissing van de rechtbank kan daarom niet in stand blijven. Hierbij wordt nog aangetekend dat het belang van Technip bij zo'n verbod minder groot is nu mogelijke ongeoorloofde handelingen van Mol die niet als directe auteursinbreuk zijn aan te merken, maar die daarmee wel verband houden, al snel onder het hem opgelegde/op te leggen verbod tot indirecte auteursrechtinbreuk zullen vallen.

15.1 Zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat Mol over een lange periode ernstige auteursinbreuk heeft gepleegd is er geen aanleiding om de gevorderde en door de rechtbank dienovereenkomstig opgelegde dwangsommen te limiteren en/of te maximeren. Onderdeel (9) van Mols grief 7 in Zaak 2, waarin limitering/maximering wordt bepleit, wordt dan ook verworpen.

19.1 Het eindvonnis in Zaak 1 zal worden bekrachtigd. Derhalve is er geen grond om het in Zaak 1 gewezen tussenvonnis te vernietigen. Het eindvonnis in Zaak 2 zal gedeeltelijk worden vernietigd en gedeeltelijk worden bekrachtigd. Het in Zaak 2 gewezen tussenvonnis zal alleen worden vernietigd voorzover de vernietigde onderdelen van het eindvonnis in die zaak daarop voortbouwen.

Lees het arrest hier of hier (rechtspraak.nl)

IEF 9117

Executiemaatregelen

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 21 september 2010, HD 200.055.526, Techcomlight B.V tegen Bik Bouwproducten B.V. c.s. (met dank aan Ernst-Jan Louwers en Annemarie Bolscher, Louwers IP/Technology Advocaten)

Vergelijkende reclame. Merkenrecht. Executiegeschil, zie bericht hieronder: hoofdzaak Hof Den Bosch, eveneens 21 september 2010, Bik tegen Techcomlight, IEF 9116 . Verbod executiemaatregelen: “Met de vernietiging van het vonnis in de hoofdzaak is ook de veroordeling tot betaling van een dwangsom vernietigd.”

4.5. Als gezegd is in de hoofdzaak uitspraak gedaan. Daarbij heeft het hof zowel op het principaal als op het incidenteel appel het vonnis vernietigd. De vorderingen van Techcomlight zijn daarbij voor het grootste deel toegewezen. doch de formulering van de veroordeling is op belangrijke delen gewijzigd in vergelijking met de oorspronkelijke veroordeling. Met de vernietiging van het vonnis in de hoofdzaak is ook de veroordeling tot betaling van een dwangsom vernietigd. Het hof verwijst naar onder meer HR 4 mei 2007, LJN AZ8748, en HR 3 1 mei 2002, LJN AE3437. Het hof heeft in het heden uitgesproken arrest in de hoofdzaak een nieuwe dwangsomveroordeling uitgesproken.

4.6. Nu aldus aan de dwangsommen waarop Techcomlight aanspraak maakt de grondslag is komen te ontvallen, is de vordering van Bik in dit executiegeschil toewijsbaar op de wijze als hierna te melden, wat er ook zij van de vraag of en in hoeverre Bik de eerdere -thans vernietigde - uitspraak had nageleefd.

Lees het arrest hier.

IEF 9109

Ambtshalve in de proceskosten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 september 2010, HA ZA 07-3583, Stichting de Thuiskopie tegen A & B

Auteursrecht. Thuiskopiezaak. Verhandeling blanco informatiedragers zonder dat daarover thuiskopievergoeding is betaald. Vordering toegewezen. Combinatie 1019h proceskosten en liquidatietarief, omdat niet van alle evident gemaakte kosten opgave en specificatie is gedaan. Niet verschenen gedaagde B. wordt ambtshalve in de proceskosten veroordeeld, conform het liquidatietarief, omdat geen proceskostenveroordeling gevorderd.

2.14. [A] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Thuiskopie. De Thuiskopie heeft een proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv gevorderd, doch ter zake slechts een (door [A] niet bestreden) opgave en specificatie gedaan tot en met de comparitie van partijen in deze zaak, in totaal een bedrag van € 8.369,40 belopend. Verzuimd is opgave en specificatie te doen van de kosten van het getuigenverhoor. Nu evenwel evident is dat ter zake kosten zijn gemaakt, ziet de rechtbank aanleiding die kosten te begroten conform het liquidatietarief, zodat een bedrag van (2 x 0,5 punt x € 894,00 =) € 894,00 zal worden toegewezen. Om redenen als hierna in r.o. 2.17. weergegeven, zal op het bedrag van € 8.369,40 een bedrag van € 452,00 in mindering worden gebracht, zodat ter zake € 7.917,40 zal worden toegewezen.

(…)  2.17. Gedaagde [B] is niet verschenen zodat de tegen haar gerichte vordering, waartegen geen verweer is gevoerd, wordt toegewezen. De Thuiskopie heeft in de procedure tegen [B] geen proceskostenveroordeling gevorderd. De rechtbank zal [B] als de in het ongelijk gestelde partij evenwel ambtshalve in de proceskosten veroordelen, te begroten conform het liquidatietarief. [B] zal in de helft van de explootkosten en het vastrecht worden veroordeeld, vermeerderd met een bedrag van (1,0 punt x € 452,00 =) € 452,00. Dit laatste bedrag zal in mindering worden gebracht op het door de Thuiskopie in de procedure tegen [A] op de voet van artikel 1019h Rv gevorderde bedrag van € 8.369,40. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 9105

(Via het internet) te onderzoeken

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, ex parte beschikkingen van 1 en 10 september 2010 (Bewijsbelag bij providers). (Met dank aan Govert Bakker, Equilibristen en Paul Mazel, Trip Advocaten).

Bewijsbeslag i.v.m. schending van rechten van intellectuele eigendom. De Rechtbank Leeuwarden wijst, na eerder afwijzing bewijsbeslag op digitale opslagruimtes in Nederland, het verzoek toe om bewijsbeslag te leggen, o.a. door via internet de databestanden te benaderen die zich op de server bevinden van Google (de Gmail-account van beslagene) en eBay. In hoeverre de data zich feitelijk in het buitenland bevinden, wordt niet in de beoordeling betrokken. Vraag van de inzendende deurwaarder: “Is met deze beschikking de Roode Roos nu voor altijd geknakt?”

Toegestaan gelijk verzocht: “ (…) verlof verleent bewijsbeslag te doen leggen op de (digitale) data van gerekwestreerden zich bevindende bij de providers, zijnde hulppersonen van gerekwestreerden, GMail, KPN Backup, Planet, eBay, Ogone.com en de hosting provider van www.(...).nl, alsmede andere providers die optreden als hulppersonen, zulks en voor zover nodig met machtiging aan de instrumenterende deurwaarder en ICT-expert op afstand (via het internet) te onderzoeken en met instandhouding van de voorwaarden m.b.t. de vertrouwelijkheid als vermeld in het hoofdverzoek en bijbehorende beschikking.”

Lees de beschikkingen hier en hieronder:

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, ex parte beschikking van 10 september 2010

Verzoekschrift tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag i.v.m. schending van rechten van intellectuele eigendom
 
Gronden

1.   Nomen Nescio heeft op 31 augustus 2010 een tweetal beslagrekesten bij u ingediend, die bij dezen worden overgelegd als producties 1 respectievelijk 2.

2.   U heeft het eerste, het hoofdverzoek, toegewezen, het tweede, meer verstrekkende verzoek, bij beschikking d.d. 1 september 2010 echter afgewezen.

3.   De inhoud van beide verzoekschriften dient als hier herhaald te worden beschouwd.

4.   Op 6 september 2010 heeft de feitelijke beslaglegging plaatsgevonden. Het verslag van de instrumenterend deurwaarder, de heer G. Bakker van Equilibristen te Dordrecht wordt bij dezen overlegd als productie 4. Uit dit verslag blijkt dat de directeur van gerekwestreerden, de heer (…), niet alleen (verbaal) geweld heeft geuit tegen de deurwaarder, doch tevens alle medewerking heeft geweigerd en wel in dier voege dat zelfs het inschakelen van de politie noodzakelijk bleek.

5.   Als gevolg van de omstandigheid dat gerekwestreerden niet meewerken aan de werkzaamheden van de deurwaarder, doch deze actief tegenwerken zijn de volgende verzoeken noodzakelijk, mede gelet op het feit dat verwacht kan worden dat de deurwaarder meer tijd nodig zal hebben voor zijn werkzaamheden.

6.   Daarenboven bestaat de vrees dat gerekwestreerden na teruggave van de gegevensdragers deze zullen gebruiken om verdere toegang voor de deurwaarder en de ICT-expert te bemoeilijken. Voor het onderzoek onder de providers is het noodzakelijk dat de deurwaarder en diens ICT expert beschikken over de gegevensdragers.
7.   Uit het vorenstaande blijkt dat het onwenselijk zou zijn gerekwestreerden voorafgaand aan de verlening van het gevraagde verzoek te horen.

MET VERZOEK:

dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Leeuwarden bij beschikking uitvoerbaar op alle dagen en uren,

I. verlengt de termijn als genoemd onder V van het oorspronkelijke verzoekschrift (teruggave van de gegevensdragers) van 5 tot 30 werkdagen na de datum van beslaglegging;

II. verzoeksters verlof verleent bewijsbeslag te doen leggen op de (digitale) data van gerekwestreerden zich bevindende bij de providers, zijnde hulppersonen van gerekwestreerden, GMail, KPN Backup, Planet, eBay, Ogone.com en de hosting provider van (...), alsmede andere providers die optreden als hulp-personen, zulks en voor zover nodig met machtiging aan de instrumenterende deurwaarder en ICT-expert op afstand (via het internet) te onderzoeken en met instandhouding van de voorwaarden m.b.t. de vertrouwelijkheid als vermeld in het hoofdverzoek en bijbehorende beschikking.
 
Toegestaan gelijke verzocht,

Leeuwarden, 10 september  2010

Voorzieningenrechter mr. M. Jansen
 
Overige bepalingen bij de beschikking:

- Verzoekster heeft geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld die aanleiding zouden kunnen zijn de termijn voor het verlengen van de termijn als genoemd onder punt V van het verzoekschrift, op een langere termijn te stellen dan tot 10 dagen na de datum van oorspronkelijke beslaglegging.

- Het beslag dient gericht te zijn op het veiligstellen van gegevens. Het beslag mag het gebruik van de verschillende systemen, zoals deze draaien bij de in het verzoekschrift genoemde providers, niet frustreren.
 
 
Vzr. Rechtbank Leeuwarden, ex parte beschikking van 1 september 2010.

Gronden

1.Nomen Nescio wenst op de volgende plaatsen beslag te leggen:
(1)De kantoorruimte van gerekwestreerden te YYY;
(2)Elke andere gerekwestreerden ter beschikking staande bedrijfsruimten;
(voor deze ruimten is middels een separaat verzoekschrift verlof gevraagd)
(3)Elke verweerster ter beschikking staande digitale opslagruimten in Nederland in eigendom van of gebruikt door gerekwestreerden, hetzij binnen hetzij buiten het arrondissement Leeuwarden, daaronder de door gerekwestreerden in gebruik zijnde externe serverruimten;
(4)Het kantoor van de externe accountant en/of boekhouder van gerekwestreerden
(5)Het woonadres van gerekwestreerde onder 5, de heer (…)  te YYY.

2.De locaties onder (3), (4) en (5) zullen uitsluitend bezocht worden indien aannemelijk is dat zich daar relevante administratie bevindt en indien dat noodzakelijk blijkt, dat wil zeggen indien bij het leggen van beslag bij de kantoorruimte van gerekwestreerden blijkt dat niet tot bescheiden en gegevensdragers kan worden doorgedrongen en/of daartoe geen toegang wordt verschaft.

3. Bij het leggen van beslag op de locatie onder (5) dient de deurwaarder nadrukkelijk de bepalingen van de Algemene wet op het binnentreden te respecteren en indien geen meerderjarige bij de beslagname aanwezig is, dient hij/zij zich te vergezellen van een hulpofficier van justitie overeenkomstig de bepaling in artikel 444 Rv. Hetzelfde geldt indien bij het leggen van beslag op de locaties onder (3) en (4) sprake blijkt te zijn van een woonadres.

4.Nomen Nescio wenst dat dit beslag zich uitstrekt tot offertes en/of facturen en/of bankafschriften en/of andere relevante documenten of bescheiden, schriftelijk en/of elektronisch (waaronder e-mails), die betrekking hebben op:
a.het aantal vervaardigde, ingekochte en verkochte inbreukmakende ZZZ;
b.de kostprijs, de inkoopprijs en de verkoopprijs van de inbreukmakende ZZZ, alsmede de door gerekwestreerden met de verkoop van de inbreukmakende ZZZ gemaakte bruto en netto winst;
c.de namen, adressen, telefoon- en faxnummers, web- en e-mailadressen van de afnemers in Nederland, niet zijnde particulieren, van de inbreukmakende ZZZ;
d.de namen, adressen, telefoon- en faxnummer(s), web- en e-mailadres(sen) van de fabrikant(en), (mede)importeur(s), tussenperso(o)n(en), agent(en) en leverancier(s) van de inbreukmakende ZZZ;
e.de bestaande voorraad inbreukmakende ZZZ, brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal waarmee de ZZZ aangeboden worden.

5. Er bestaat gegronde vrees voor het verduisteren van bewijsmateriaal. Doordat gerekwestreerden vermoedelijk op grote schaal onrechtmatig handelen, bestaat het aanzienlijke risico dat zij bewijsmateriaal zullen (doen) laten verwijderen.
 
Beoordeling van het verzoek
 
De rechtbank overweegt dat aan verzoekster op haar verzoek bij beschikking van 31 augustus 2010 verlof is verleend diverse conservatoire beslagen te mogen leggen ten laste van gerekwestreerden waaronder een beslag op administratie, een en ander onder nadere voorwaarden. Gezien de reikwijdte van dat verlof valt voorshands niet in te zien dat verzoekster bij het onderhavige verzoek een rechtens te respecteren belang heeft, ook al heeft verzoekster in haar verzoekschrift aangegeven het verlof slechts te zullen gebruiken indien zulks noodzakelijk blijkt. Nu dat belang voorshands ontbreekt, zal een beslaglegging op basis van het thans voorliggende verzoek naar het oordeel van de voorzieningenrechter een vexatoir karakter hebben, te meer nu het verzoek zich ook uitstrekt tot ruimten die niet in gebruik zijn bij gerekwestreerden. Wat betreft het verzoek ten aanzien van gerekwestreerde sub 5 (natuurlijk persoon - bestuurder van de diverse vennootschappen) komt daar nog bij dat verzoekster geen gronden heeft gegeven en geen feiten en omstandigheden heeft gesteld om – voorshands en summierlijk oordelend – aannemelijk te maken dat verzoekster jegens deze gerekwestreerde een vorderingsrecht heeft die een beslag te zijnen laste rechtvaardigt.
De voorzieningrechter zal het verzoek derhalve afwijzen, daargelaten de verdere gronden van het verzoek.
 
Beslissing
 
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Mr. J. Smit rechtbank Leeuwarden

IEF 9100

Gebruikte namaak

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 september 2010, KG ZA 10-1433 WT/PvV, Cassina S.P.A. tegen R. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Inbreuk op auteursrecht en merkenrecht door het ondanks eerdere toezeggingen, herhaaldelijk verhandelen van nagemaakte Le Corbusier-meubels op Marktplaats.nl. Dat het doorverkopen van gebruikte meubelen zou betreffen doet daar niet aan af. “Daarvoor is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de aangeboden meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht.” Vordering afgifte tot vernietiging toegewezen. Splitsing proceskosten m.b.t. periode vóór en na implementatietermijn 1019h.  In citaten:

2.8. In een e-mail van 23 juni 2010 heeft R. het volgende, voor zover hier van belang, aan mr. Dogan meegedeeld: ."I have done nothing agains your copy writes laws, because if I did try selling something similar to your casina products is all been advertised as USED, in my  apartment! Yes, years ago I told you that I would nor use your trade mark name, and I have NOT!'".

(…)  4.4. Voor wat betreft het auteursrecht is dat het geval, omdat de door R. ter verkoop aangeboden meubels een niet geoorloofde verveelvoudiging vormen van de LC2 modellen waarvan Cassina licentiehouder is. R. heeft immers niet betwist dat de originele LC2 modellen, waarvan door de rechthebbende aan Cassina een licentie is verstrekt om die te fabriceren, een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen, noch dat de door hem met een verwijzing naar de maker (Le Corbusier) en met gebruik van de door de maker aan het ontwerpen gegeven naam (LC2) aangeboden meubelmodellen vrijwel gelijk zijn aan die van de originelen, zodat de nagemaakte modellen op grond van het auteursrecht als inbreukmakende producten kunnen worden aangemerkt. Dat, zoals door R. gesteld, de door hem aangeboden meubels gebruikt zijn, maakt dat niet anders. Daarvoor is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de aangeboden meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht. Van uitputting van het auteursrecht, indien het verweer van R. zo moet worden begrepen, is hier derhalve geen sprake.

(…) 4.6. Tevens is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat R. met de in geding zijnde advertentie inbreuk maakt op het merkrecht van de rechthebbende en Cassina. In de advertentie maakt R. immers gebruik van het woordmerk Le Corbusier om het publiek duidelijk te maken dat de door hem aangeboden meubelmodellen gelijk zijn aan de meubelontwerpen van Le Corbusier. Het relevante publiek zal. zoals door Cassina gesteld, de meubelmodellen onder die aanduiding (ten onrechte) identificeren als afkomstig van deze bekende meubelontwerper. Nu de door R. aangeboden meubelmodellen evenwel niet van de rechthebbende op het woordmerk Le Corbusier afkomstig zijn, is voldoende aannemelijk dat daarmee verwarring bij het relevante publiek kan ontstaan, dan wel dat aldus afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk. Voorshands kan Cassina R. het gebruik van het woordmerk Le Corbusier dan ook op grond van artikel 2.20, eerste lid, BVIE ontzeggen. Ook de vordering om R. te veroordelen de inbreuk op het woordmerk Le Corbusier te staken en gestaakt te houden, zal daarom worden toegewezen. Het tevens gevorderde verbod op het gebruik van het beeldmerk Le Corbusier zal evenwel worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat R. dat beeldmerk in zijn advertentie(s) heeft gebruikt.

4.7. Tevens zal R. worden veroordeeld om de bij hem in voorraad gehouden inbreukmakende meubelmodellen, waaronder de drie door hem ter verkoop aangebonden LC2 meubelmodellen, ter vernietiging aan Cassina af te geven. Artikel 28, eerste lid, van de Auteurswet (Aw) geeft aan Cassina immers de bevoegdheid om niet geoorloofde verveelvoudigingen, waarvan hier sprake is, als haar eigendom op te eisen dan wel vernietiging of ongebruikmaking daarvan te vorderen. Dat R. stelt rechtmatig eigenaar te zijn van de door hem ter verkoop aangeboden LC2 meubelmodellen maakt dat niet anders. Dat doet aan de aan Cassina, dan wel de rechthebbende op het auteursrecht op de LC-meubelmodellen, in artikel 28, eerste lid, Aw gegeven bevoegdheid niet af. Nu R. zich bovendien niet heeft gehouden aan zijn eerdere toezegging(en) om geen inbreuk meer te zullen maken op de auteursrechten van Cassina wordt daarin voorts aanleiding gezien om geen vergoeding voor de door R. af te dragen meubelmodellen aan Cassina te gelasten.

(…) 4.10. R. zal als de in grotendeels het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Cassina heeft veroordeling van R. in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv gevorderd. Deze kosten kunnen uitsluitend worden toegewezen voor zover het gaat om kosten samenhangend met de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en voor zover deze kosten redelijk en evenredig zijn, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Cassina heeft haar vordering onderbouwd met specificaties van de werkzaamheden die de door haar ingeschakelde advocaten in de periode van 24 november 2005 tot en met 27 januari 2006 en in de periode van 8 juni 2010 tot en met 7 september 2010 (deels geschat) hebben verricht. De advocaatkosten zijn daarbij op een bedrag van in totaal EUR 7.930,79 begroot. Ten aanzien daarvan wordt overwogen dat naar voorlopig oordeel de gevorderde advocaatkosten voor de periode van 24 november 2005 tot en met 27 januari 2006 niet toewijsbaar zijn. Weliswaar speelde ook toen een ;vergelijkbare inbreuk door R. op de intellectuele eigendomsrechten van Cassina, maar de implementatietermijn van artikel 1019h RV is pas op 29 april 2006 verstreken. Mede gelet op de vele jaren die sinds de inbreuk eind 2005/begin 2006 zijn verstreken komt het onbillijk voor om ook de toen gemaakte advocaatkosten in de onderhavige proceskostenveroordeling te betrekken.

Lees het vonnis hier.

IEF 9094

Een ontwerp van een woning

Gerechtshof Leeuwarden, 14 september 2010,  LJN: BN7319, Bewon Buri tegen Bouwmaatschappij Vuurboom B.V.
 
Auteursrecht. Eindarrest na tussenarrest m.b.t. deskundigenbericht. Inbreuk op auteursrecht ter zake van een ontwerp van een woning. Bepaling van de omvang van de schadevergoeding. Geen 1019h proceskostenveroordeling. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (wie over het vonnis van de rechtbank beschikt mag het vanzelfsprekend mailen).
 
11.  Mede gelet op het vorenstaande acht het hof de bezwaren van [appellant] tegen het deskundigenbericht ongegrond. Het hof zal op basis van de antwoorden van de deskundige de vergoeding vaststellen die [appellant] toekomt voor het gebruik dat Vuurboom van zijn ontwerp heeft gemaakt. Het hof bepaalt die vergoeding op € 12.000,-. Vuurboom heeft voor bedoeld gebruik reeds een bedrag van € 4.952,-aan [appellant] betaald, zodat resteert een te betalen bedrag van € 7.048,-. Het eveneens door Vuurboom betaalde bedrag van € 935,- (de door partijen afgeronde helft van de factuur van 5 januari 2000, zie tussenarrest 20 januari 2009, ro. 2) komt hierop niet in mindering, aangezien dit bedrag blijkens het over en weer gestelde en de vermelding op de genoemde factuur een vergoeding inhoudt voor de door Bewon gemaakte kosten voor aanpassing van het ontwerp Orion.

12.  Ten aanzien van de mede gevorderde immateriële schadevergoeding heeft [appellant] aangevoerd dat Vuurboom ten onrechte niet zijn naam heeft vermeld bij de publicatie van het werk in de regionale kranten en de etalage van de verkopende makelaar en dat Vuurboom de naam van een ander bouwkundig bureau heeft vermeld op de tekening (hof: zie artikel 25 lid 1 onder a en b Aw). Zodoende heeft Vuurboom geprofiteerd van zijn werk en reputatie, aldus van der Beek. [appellant] stelt zich hieraan te hebben geërgerd. Het aanbod van Vuurboom om alsnog te worden vermeld op het bouwbord doet hieraan volgens hem niet af.

13.  Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat hij naast vermogensschade ook ander nadeel heeft geleden dat voor vergoeding in aanmerking dient te komen. De geleden vermogensschade acht het hof voldoende verdisconteerd in de hierboven vastgestelde vergoeding. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.

14.  De mede gevorderde verbodsactie zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen, met matiging en maximering van de dwangsommen als na te melden.

15.  De vordering tot afgifte van door Vuurboom gemaakte bouwtekeningen is niet toegelicht, terwijl het belang van die vordering naast het reeds te geven verbod zonder toelichting niet valt in te zien. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.

(…)

20.  Ten aanzien van de proceskosten overweegt het hof als volgt. Een aanzienlijk deel van het debat had tot inzet de vraag of [appellant] een auteursrecht toekomt. In zoverre is Vuurboom geheel in het ongelijk gesteld. Voor het overige ging het debat vooral over de omvang van de schade. Alhoewel het hof het toe te wijzen bedrag behoorlijk lager heeft vastgesteld dan is gevorderd, blijft toch een substantieel door Vuurboom te betalen bedrag over. Al met al moet Vuurboom als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom wordt zij veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, inclusief de kosten van de in hoger beroep ingeschakelde deskundige. De aan de zijde van [appellant] te liquideren advocaatkosten worden begroot overeenkomstig tarief II, in eerste aanleg 2 punten en in hoger beroep het maximum van 3 punten.

Lees het arrest hier

IEF 9080

Typetjes met telkens een ander uiterlijk

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 25 augustus 2010, HA ZA 10-510, D. tegen B ( Schilderen in Stijl). (Met dank aan Axel van Reek, Croon Davidovich)

Auteursrecht. Eiseres, beeldend kunstenaar-schilder, stelt dat gedaagde B. inbreuk maakt op haar auteursrechten m.b.t. enkele van haar schilderen en m.b.t. figuren die zij in haar schilderijen gebruikt. De rechtbank oordeelt dat drie schilderijen van gedaagde inderdaad vereenvoudigingen zijn van drie specifieke werken van eiseres, waarbij het verweer van gedaagde dat ze voor eigen oefening dienden wordt verworpen nu ze zichtbaar aanwezig waren in een voor belangstellenden toegankelijk gedeelte van zijn atelier, geen sprake van een ‘besloten kring'.

Het gebruik van soortgelijke figuren wordt echter niet als inbreukmakend aangemerkt. “De figuren die D. op haar schilderijen afbeeldt, zijn geen figuren met een door haar vastgelegd uiterlijk en karakter, zoals dat het geval is met Bambi, Suske en Wiske, Bassie en Adriaan, Barbie en Ken of Nijntje. D. daarentegen schildert typetjes met telkens een ander uiterlijk en in een andere rol, zij het in dezelfde stijl. Daarom mist de door D. aangehaalde rechtspraak omtrent de genoemde en andere dergelijke specifieke strip- en mediafiguren (die niet ten onrechte vaak met een anglicisme worden aangeduid als: "'karakters") relevantie.” Ondanks de aangenomen verveelvoudiging wordt eisers veroordeeld in de volledige, ongematigde 1019h proceskosten (€14.500.00).

Een wellicht opmerkelijk ten overvloede: “Aandacht verdient dat D. aan haar vorderingen uitsluitend het auteursrecht ten grondslag heeft gelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat niet geheel ondenkbaar is dat de sterke overeenstemming tussen de werken van D.  en die van B. afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval tot één of meer van de door D. bij haar vorderingen ingeroepen rechtsgevolgen zou kunnen leiden (vgl. Hof Arnhem, 06-03-1979, BIE 1981/18, Bruna/Rolf). Maar de rechtbank kan daarop thans niet ingaan zonder de grenzen van het geschil zoals eiseres die heeft getrokken, te overschrijden.

4.2. Op 27 november 2007 fotografeert zekere M. in het atelier van B. drie van diens werken  die gelijkenis vertonen met drie werken van D. B. erkent dat deze drie werken van hem kunnen worden gezien als een verveelvoudiging van drie specifieke werken van D. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze drie werken van B. ook daadwerkelijk verveelvoudigingen van de bedoelde drie specifieke werken van D.: onderwerp, compositie, kleurgebruik en schilderstijl zijn zo verregaand overeenstemmend, dat hier sprake is van verveelvoudiging.

4.2.1. Het verweer dat niettemin geen sprake is van inbreuk omdat deze drie werken slechts dienden tot eigen oefening, studie of gebruik (art. f 6b Aw) faalt. De werken waren in ieder geval op 27 november 2007 zichtbaar aanwezig in een gedeelte van het atelier van B. dat toegankelijk was voor in zijn werk geïnteresseerde belangstellenden, ook al zou dat gedeelte niet openbaar maar slechts na afspraak toegankelijk zijn. Waar B. op zijn website het publiek oproept om hem in zijn atelier te bezoeken, is ook geen sprake van een "besloten kring". De aanwezigheid van die werken aldaar kan commercieel een nuttig effect hebben op die belangstellenden. Dan is slechts zijdelings, te weten: voor de beoordeling van de ernst van de overtreding, van belang dat die werken het atelier van B. nimmer verlaten hebben.

4.3. D. heeft ook bezwaar tegen andere schilderijen van B. omdat, naar de rechtbank uit onderdeel 1 van de vordering opmaakt, daarop figuren zijn geschilderd die inbreuk maken op het zelfstandig auteursrecht van D. op de in haar werken geschilderde figuren. Dienaangaande wordt overwogen:

4.3.1. De figuren die D. op haar schilderijen afbeeldt, zijn geen figuren met een door haar vastgelegd uiterlijk en karakter, zoals dat het geval is met Bambi, Suske en Wiske, Bassie en Adriaan, Barbi en Ken of Nijntje. D. daarentegen schildert typetjes met telkens een ander uiterlijk en in een andere rol, zij het in dezelfde stijl. Daarom mist de door D. aangehaalde rechtspraak omtrent de genoemde en andere dergelijke specifieke strip- en mediafiguren (die niet ten onrechte vaak met een anglicisme worden aangeduid als: "'karakters") relevantie.

4.3.2. Met juistheid doet D. aanvoeren dat ook auteursrechtelijk beschermwaardige elementen uit een werk als zelfstandig werk (zoals de figuur Bambi in de film Bambi) beschermd kunnen worden. Maar de wijze van afbeelden van een gezicht of een lichaamshouding, hoe consequent D. dat in haar werk ook doet, is en blijft een stijlelement dat geen zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk oplevert. Onderdeel 1 van de vordering moet op deze grond worden afgewezen

4.3.3. De door D. geschilderde figuren stemmen vooral overeen in de stijl waarin zij geschilderd zijn, zonder dat zij tekens herkenbaar zijn (zoals bijvoorbeeld bij Fokke en Sukke of Suske en Wiske het geval is). Om te beginnen hebben haar figuren niet een onderscheidende naam, maar ook de afbeeldingen vertonen onderling de nodige variatie. Naar geldend recht bataat er geen auteursrecht op de stijl waarin D. schildert en de personen op haar schilderijen afbeeldt, dat is: zolang de voorstelling (compositie, afbeelding, kleurgebruik) maar niet dezelfde is als die van een door haar vervaardigd werk.

(…)

4.5. Aandacht verdient dat D. aan haar vorderingen uitsluitend het auteursrecht ten grondslag heeft gelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat niet geheel ondenkbaar is dat de sterke overeenstemming tussen de werken van D.  en die van B. afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval tot één of meer van de door D. bij haar vorderingen ingeroepen rechtsgevolgen zou kunnen leiden (vgl. Hof Arnhem, 06-03-1979, BIE 1981/18, Bruna/Rolf). Maar de rechtbank kan daarop thans niet ingaan zonder de grenzen van het geschil zoals eiseres die heeft getrokken, te overschrijden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9075

De afspraak geen juridische beletselen op te werpen

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 31 augustus 2010, LJN: BN6235, Maximus Security B.V. tegen Maximum Security B.V.

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2010, KG ZA 10-309, Maximum Security B.V. tegen Maximus Security B.V. (met dank aan Marie José Spit, Bousie)

Handelsnaamrecht. Gestelde handelsnaaminbreuk na overeenkomst om elkaars handelsnaam te respecteren en daarover niet te procederen. Anders dan de voorzieningenrechter, oordeelt het hof dat de bepalingen van de Handelsnaamwet niet in de weg staan aan een dergelijke afspraak. Nu voorshands geen sprake lijkt van een rechtsgeldige ontbinding van de overeenkomst, zijn partijen gehouden aan hun afspraak. Geen 1019h kostenveroordeling: “Gelet op het feit dat het hof niet toekomt aan een beoordeling van de rechten van partijen met betrekking tot de handelsnaam is er geen reden voor toepassing van de bijzondere regels inzake kostenveroordeling bedoeld in artikel 1019h Rv.”

"Aan de vraag of Maximum Security jegens Maximus Security een verbod kan vorderen tot het voeren van haar naam gaat vooraf de vraag of Maximum Security deze vordering kan instellen gelet op de tussen partijen gesloten co-existentieovereenkomst. Anders dan de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 5.11 heeft geoordeeld staan de bepalingen van de Handelsnaamwet niet in de weg aan een afspraak tussen partijen dat zij elkaars handelsnaam zullen respecteren en wederzijds geen maatregelen zullen nemen om gebruik van die naam te verbieden of te beperken. Een rechthebbende op een handelsnaam waarmee die van een ander kan worden verward kan zijn recht zich tegen gebruik van die laatste handelsnaam te verzetten immers verwerken (HR 14 oktober 1994, NJ 1995, 173) en ook toestemming tot gebruik heeft tot gevolg dat eerstgenoemd bedrijf zich gelet op die toestemming niet langer tegen gebruik van de verwarrende handelsnaam kan verzetten. Dat derden-belanghebbenden zich ook tegen gebruik van verwarrende handelsnamen kunnen verzetten, en dat het Openbaar Ministerie op grond van artikel 7 Handelsnaamwet iemand kan vervolgen die een handelsnaam voert in strijd met die wet, doet daaraan niet af. Dergelijke procedures zijn thans immers niet aan de orde.

Alvorens in te kunnen gaan op de vraag of aan Maximus Security het gebruik van de Handelsnaamwet kan worden verboden dient het hof dus in te gaan op de vraag of het beroep van Maximus Security op de tussen partijen gesloten overeenkomst slaagt, dan wel of - zoals Maximum Security stelt - die overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden.

(…)

Het hof overweegt als volgt. Weliswaar heeft Maximum Security de overeenkomst ontbonden, maar daarop kan zij zich jegens Maximus Security slechts beroepen indien dat rechtsgeldig is gebeurd, hetgeen - nu Maximus Security dat bestrijdt - door de rechter dient te worden onderzocht. Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de inhoud van de co-existentieovereenkomst voor wat betreft de daarin opgenomen afspraken over samenwerking. Maximum Security stelt dat de overeenkomst meebrengt dat zij steeds als eerste moet worden ingehuurd bij evenementen die door Maximus Security worden beveiligd, maar Maximus Security bestrijdt dat de afspraak een zo ver gaande strekking heeft. Het hof acht de inhoud van de overeenkomst wat dit betreft - mede gelet op het feit dat de inhoud van de overeenkomst niet alleen wordt bepaald door de letterlijke tekst daarvan - voorshands niet zonder meer duidelijk. De vraag wie van beide partijen wat dit betreft gelijk heeft dient dan ook nader te worden onderzocht, terwijl geenszins is uitgesloten dat daarvoor bewijslevering nodig zal zijn. Dit geding leent zich - mede gelet op de verregaande spoedeisendheid - daar niet toe. Derhalve kan reeds op deze grond er in dit geding niet van worden uitgegaan dat de overeen¬komst door Maximum Security rechtsgeldig is ontbonden.

(…)

Indien de stelling van de Maximus Security dat Maximum Security haar beveiligingsdiensten niet verrichtte zoals dat van een beveiligingsdienst mag worden verwacht juist is, is naar het oordeel van het hof - mede gelet op de op Maximum Security rustende, uit artikel 1 lid 4 van de co-existentieovereenkomst voortvloeiende verplichting "de werkzaamheden naar beste kunnen en weten uit te voeren" - voorshands aannemelijk dat Maximum Security in verzuim verkeerde, zodat zij de overeenkomst niet kon ontbinden, nog afgezien van de vraag of er sprake was van een tekortkoming aan de zijde van Maximus Security. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Maximus Security haar stellingen wat dit betreft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt gelet op de overgelegde verklaringen. Het feit dat, zoals Maximum Security heeft aangevoerd, deze diensten deels niet voor Maximus Security werden verricht is onvoldoende weerlegging daarvan. In ieder geval dient ook deze kwestie nader te worden onderzocht, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. (…)

Gelet hierop dient het vonnis van de voorzieningenrechter te worden vernietigd en dient de vordering van Maximum Security alsnog te worden afgewezen, reeds omdat naar het voorlopig oordeel van het hof niet is komen vast te staan dat Maximum Security de co-existentieovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig heeft ontbonden en er derhalve voorshands van moet worden uitgegaan dat deze nog gold, zodat partijen gehouden waren aan hun afspraak geen juridische beletselen op te werpen tegen het gebruik van de door de wederpartij gevoerde handelsnaam.

(...)

Gelet op het feit dat het hof niet toekomt aan een beoordeling van de rechten van partijen met betrekking tot de handelsnaam is er geen reden voor toepassing van de bijzondere regels inzake kostenveroordeling bedoeld in artikel 1019h Rv. Als in het ongelijk gestelde partij zal Maximum Security worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep."
 
Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank 's-Hertogenbosch hier.