Overige  

IEF 4835

In de kern

asvs.gifVzr. Rechtbank Arnhem, 19 september 2007, LJN: BB5014. ASV Stübbe Gmbh & Co Kg tegen ASV Stübbe Benelux B.V. c.s.

Merkinbreuk. Uitleg vaststellingovereenkomst. Na het einde van een distributieovereenkomst tussen ASV Stübbe GmbH en ASV Stübbe Benelux B.V. ontstaan geschillen, die partijen door middel van het sluiten van een vaststellingovereenkomst hebben beslecht. De vraag in dit geding (in conventie en reconventie) is of partijen toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst.

De voorzieningenrechter overweegt en oordeelt als volgt:

‘4.4 Vaststaat dat ASV Stübbe Benelux tot op heden het gebruik van de merkrechten ‘ASV’ en ‘Stübbe’ van ASV Stübbe niet heeft gestaakt en de domeinnamen ‘asv-stuebbe.nl’ en ‘asv-stubbe.nl’ niet heeft overdragen aan ASV Stübbe Nederland BV. [gedaagde 4] voert als reden hiervoor aan dat hij de vaststellingsovereenkomst zo heeft begrepen, en ook mocht begrijpen, dat de punten 1 tot en met 3 successievelijk zouden worden afgewerkt. Nadat door hem € 50.000,00 is betaald (punt 1), heeft ASV Stübbe evenwel geweigerd mee te werken aan de aandelenoverdracht (punt 2), waarna [gedaagde 4] zijn medewerking aan de overdracht van de domeinnamen (punt 3) heeft opgeschort.

4.5. Voorshands geoordeeld is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de punten 1 tot en met 3 van de vaststellingovereenkomst successievelijk moeten worden afgewerkt.’

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat ASV Stübbe Benelux B.V. c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen voortvloeiend uit de vaststellingovereenkomst.

De voorzieningenrechter oordeelt ten aanzien van de gevorderde volledige proceskostenveroordeling als volgt:

‘4.9. ASV Stübbe vordert op grond van artikel 1019h Rv een volledige proceskostenveroordeling. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de in deze zaak - die in de kern handelt over inbreuken op intellectuele eigendomsrechten - door ASV Stübbe gevorderde vergoeding voor juridische bijstand ten bedrage van € 7.800,00, niet als onevenredig of onredelijk worden aangemerkt. De gevorderde vergoeding zal worden toegewezen, nu evenmin is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de billijkheid zich tegen toewijzing verzet. De kosten aan de zijde van ASV Stübbe worden begroot op:
- kosten dagvaarding   € 155,16 (2x dagvaarding van € 84,31 en € 70,85)
- vast recht   €    300,00
- salaris procureur    € 7.800,00
Totaal     € 8.255,16’

In reconventie worden de vorderingen van ASV Stübbe Benelux B.V. c.s. afgewezen. ASV Stübbe GmbH mocht onder de gegeven omstandigheden terecht overgegaan tot opschorting van haar (leverings)verplichtingen uit hoofde van de vaststellingovereenkomst en er is geen sprake van onverschuldigde betaling verricht door ASV Stübbe Benelux B.V. c.s.

Lees het vonnis hier.

IEF 4834

Eerst even voor jezelf lezen

Vzr. Rechtbank Arnhem, 19 september 2007, LJN: BB5014. ASV Stübbe Gmbh & Co Kg tegen ASV Stübbe Benelux B.V. c.s.

Distributie- en vaststellingsovereenkomst. “Vast staat dat ASV Stübbe Benelux tot op heden het gebruik van de merkrechten ‘ASV’ en ‘Stübbe’ van ASV Stübbe niet heeft gestaakt en de domeinnamen ‘asv-stuebbe.nl’ en ‘asv-stubbe.nl’ niet heeft overdragen aan ASV Stübbe Nederland BV.”

Lees het vonnis hier.

Douanekamer Gerechtshof Amsterdam, 3 juli 2007, LJN: BB4622. Belastingzaak, inspecteur tegen belanghebbende.

 “6.1. De Douanekamer stelt voorop dat tussen partijen vaststaat dat de door Licentiehouder betaalde royalty’s waarvan de bijtelling in geschil is, betrekking hebben op de door haar aangekochte goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, en voorts dat de litigieuze royaltybetalingen in hun geheel zien op het recht gebruik te maken van een handelsmerk. Derhalve dient onderzocht te worden of Licentiehouder de royalties betaald heeft als voorwaarde voor de verkoop van de goederen, een en ander als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het CDW en in de daaraan in de artikelen 157 tot en met 162 van de UCDW gegeven uitwerking.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 4796

The alleged infringement

Persbericht Commissie: Antitrust: Commission initiates formal proceedings against Qualcomm for suspected exploitative practices.

“(…) Qualcomm is a holder of intellectual property (IP) rights in the CDMA and WCDMA standards for mobile telephone. (…) The alleged infringement concerns the terms under which Qualcomm licenses its patents essential to the WCDMA standard. The investigation will focus on the issue of whether the licensing terms and royalties imposed by Qualcomm are, as alleged by the complainants, not fair, reasonable and non-discriminatory. In a context of standardization, a finding of exploitative practices by Qualcomm in the WCDMA licensing market contrary to Article 82 of the EC Treaty may depend on whether the licensing terms imposed by Qualcomm are in breach of its FRAND commitment.”

Lees het persbericht hier.

IEF 4786

Strafzaak over misbruik van logo's

Rechtbank Utrecht, 20 september 2007, LJN: BB4388.

Strafrecht. Gezien het onderwerp aardig te vermelden, maar inhoudelijk niet relevant. “Veroordeling voor oplichting van personen door middel van valse hoedanigheden (bewindvoerder/curator), misbruik van logo's van Justitie en de Rechtspraak en misbruik van de meestertitel (mr.).

Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar met algemene voorwaarde, een werkstraf van 180 uur en toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen A t/m G.”

Lees hier meer

IEF 4765

Onder het mom van kunstuiting

Kamervragen nr. 2060725240, 2e Kamer. Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over het weghalen van een Nederlandse vlag met het «artistieke» opschrift JIHAD. (Ingezonden 13 september 2007)

O.a.: 5". Wordt het niet eens tijd dat vernielingen onder het mom van kunstuiting onder de aandacht van politie en justitie worden gebracht als opsporings- en vervolgingsprioriteit?"

Lees de vragen hier.

IEF 4758

Misbruik van logo's

Rechtbank Utrecht, 20 september 2007, LJN: BB4388. Strafrecht.

Strafzaak, gezien het onderwerp aardig te vermelden, maar inhoudelijk niet relevant om uitvoerig te bespreken. “Veroordeling voor oplichting van personen door middel van valse hoedanigheden (bewindvoerder/curator), misbruik van logo's van Justitie en de Rechtspraak en misbruik van de meestertitel (mr.). Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar met algemene voorwaarde, een werkstraf van 180 uur en toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen A t/m G.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4677

Dominante positie

msoft.gifGvEA, 17 September 2007, zaak T-201/04, Microsoft Corp. tegen Commission of the European Communities.

Veelbesproken  “abuse of dominant position”  zaak tegen Microsoft. Met IE component. O.a:

As to the question of the intellectual property rights covering the communication protocols or the specifications, the Court considers that there is no need to adjudicate on that question in order to determine the case. It observes that in adopting the decision the Commission proceeded on the presumption that Microsoft could rely on such rights or, in other words, it considered that it was possible that the refusal at issue was a refusal to grant a licence to a third parties, thus opting for the solution which, according to the case-law, was the most favourable to Microsoft.

“As regards the refusal to supply the interoperability information, the Court recalls that, according to the case-law, although undertakings are, as a rule, free to choose their business partners, in certain circumstances a refusal to supply on the part of a dominant undertaking may constitute an abuse of a dominant position. Before a refusal by the holder of an intellectual property right to license a third party to use a product can be characterised as an abuse of a dominant position, three conditions must be satisfied: the refusal must relate to a product or service indispensable to the exercise of an activity on a neighbouring market; the refusal must be of such a kind as to exclude any effective competition on that market; and the refusal must prevent the appearance of a new product for which there is potential consumer demand. Provided that such circumstances are satisfied, the refusal to grant a licence may constitute an abuse of a dominant position unless it is objectively justified.

In the present case, the Court finds that the Commission did not err in considering that those conditions were indeed satisfied. (...)

Last, the Court rejects Microsoft’s arguments to the effect that the refusal is objectively justified because the technology concerned is covered by intellectual property rights. The Court notes that such justification would render ineffective the principles established in the case-law which are referred to above. The Court further considers that Microsoft has failed to show that if it were required to disclose the interoperability information that would have a significant negative effect on its incentives to innovate. The Court therefore upholds the part of the decision concerning interoperability.”

Lees het arrest hier.

IEF 4676

Praktisch niet meer mogelijk (vonnis)

Rechtbank Amsterdam, 13 september 2007, LJN: BB3558, Eiser tegen Weekbladpers, h.o.d.n. Weekbladpers Tijdschriften B.V. en Vrij Nederland

Vonnis, in aansluiting op dit eerdere bericht. Samenvatting rechtspraak.nl: De voorzieningenrechter heeft het weekblad Vrij Nederland verboden de in het nummer van 5 september 2007 gepubliceerde foto van Z. - voormalig advocaat en juridisch adviseur van de vermoorde vastgoedhandelaar Endstra - opnieuw te verspreiden of ter publicatie aan te bieden. Z. is een belangrijke getuige in het strafproces tegen H., verdachte van afpersing van (onder meer) Endstra.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het (opnieuw) verspreiden van de foto de traceerbaarheid van Z. kan vergroten en daarmee zijn veiligheidsrisico en acht de aanvankelijke publicatie onrechtmatig. Z. wordt vooralsnog niet beschouwd als een 'publiek figuur'. De vordering om de gehele oplage van Vrij Nederland terug te halen (een zogenoemde 'recall') is afgewezen, omdat het bewuste nummer al bij de abonnees ligt en de foto daarmee reeds deel uitmaakt van het publieke domein, waardoor een dergelijke maatregel weinig effect zou sorteren. Een verbod voor de toekomst is wel gegeven, om te vermijden dat de beeltenis van Z. opnieuw onder de aandacht wordt gebracht.”

Lee het vonnis hier.

IEF 4670

Vrijgesteld van aanspraken

whl.gifRechtbank Amsterdam, 12 september 2007, HA ZA 02-383. Euretco Tweewielers B.V. tegen Sijpkens / Encon Design B.V. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).  

Merkenrecht. Schadebegroting bij merkinbreuk en onrechtmatige daad. Schadevergoeding voor ten onrechte van merkinbreuk beschuldigde partij, mede wegens het dreigen met rechtsmaatregelen tegen afnemers. 

Bij tussenvonnis heeft de rechtbank (in reconventie) geoordeeld dat Euretco door het gebruik van het teken WHEELY inbreuk maakt op de merkrechten van Sijpkens. Bij dat vonnis is ook de vordering tot staking van het inbreukmakende gebruik van het teken WHEELY alsmede de vordering tot nietigverklaring en doorhaling van het merk WHEELY toegewezen, alsmede een aantal merkenrechtelijke nevenvorderingen. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat het door Euretco dreigen met rechtsmaatregelen tegen de afnemers van Encon Design om deze tot het beëindigen van het gebruik van het teken WHEELY te bewegen, terwijl Encon Design gerechtigd was het teken te gebruiken, onrechtmatig is jegens Encon Design. 

Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat heeft de rechtbank Sijpkens in de gelegenheid gesteld bij akte aannemelijk te maken dat hij door de merkinbreuk schade lijdt of heeft geleden en (de omvang van) zijn schade ten gevolg van het onrechtmatig handelen door Euretco nader toe te lichten.

“2.5. Naar het oordeel van de rechtbank hebben Encon Design en Sijpkens wel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten gevolge van de door Euretco gepleegde merkinbreuk schade hebben geleden. Vaststaat dat Euretco gedurende de periode van 1998 tot en met medio 2003 zonder toestemming van Encon c.s. gebruik hebben gemaakt van het inbreukmakende teken WHEELY en voldoende aannemelijk is dat Encon C.S., zou toestemming zijn gevraagd, een licentievergoeding van Euretco had kunnen bedingen. De omstandigheid dat WHeely mogelijk geen bekend merk is, doet hieraan niet af, evenmin als de stelling van Euretco dat zij achteraf bezien nimmer een licentievergoeding zou hebben betaald indien zij toestemming zou hebben gevraagd, maar dat zij veeleer een andere naam zou hebben gekozen om haar fietsen te vermarkten, welke omstandigheid voor haar risico komt.

Ook de omstandigheid dat de door Euretco verhandelde (kinder)fietsen een heel ander product betreffen dan de door Encon c.s. verhandelde fietslift doet er niet aan af dat Encon C.S. voor het gebruik van het teken WHEELY een licentievergoeding had kunnen bedingen. Ook in het geval dat helemaal niet wordt aangehaakt bij (het uiterlijk van) een product of de bekendheid ervan kan voor het gebruik maken van een merknaam een redelijke vergoeding worden bedongen.

Tot slot merkt de rechtbank op dat het ook onder het 'oude' recht, dat wil zeggen het recht zoals dat gold voor de totstandkoming en implementatie van de Handhavingsrichtlijn, mogelijk was om licentievergoedingen te bedingen voor het gebruik door derden van een merknaam en dat een gederfde licentievergoeding ook onder het 'oude’ recht als schade kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat de periode waarover Encon Design schade vordert, dateert van vóór de totstandkoming en uiterste implementatiedatum van de Handhavingrichtlijn staat derhalve niet aan het toekennen van schadevergoeding bestaande uit gederfde licentievergoedingen in de weg.”

“2.6. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat Encon Design en/of Sijpkens ten gevolge van de door Euretco gepleegde merkinbreuk in ieder geval enige schade hebben geleden. Dat impliceert dat de gevorderde schade op te maken bij staat reeds op grond van het voorgaande toewijsbaar is, en dat hier verder is het midden kan blijven of Encon Design en/of Sijpkens overigens nog schade hebben geleden ten gevolge van de merkinbreuk alsmede de vraag of Euretco ten aanzien van de merkinbreuk te kwader trouw is geweest.”

“2.8. Ten aanzien van de (omvang van de) gevorderde schadevergoeding ten gevolge van het onrechtmatige handelen wordt als volgt overwogen.  (…) Gelet op deze bewijsstukken acht de rechtbank het ook aannemelijk dat de oorzaak van het annuleren van voornoemde order en het stopzetten van de samenwerking voornamelijk was gelegen in de dreiging van Euretco met rechtsmaatregelen richting Batavus. Als onvoldoende betwist moet het ervoor worden gehouden dat Euretco één van de grootste inkooporganisaties in Nederland is en dar Batavus vrijwel uitsluitend aan bij Euretco aangesloten klanten levert. Voorts blijkt (...) dat Batavus aanvankelijk kennelijk wel bereid was de samenwerking te continueren nadat vast zou komen te staan dat het merk WHEELY is vrijgesteld van aanspraken van Euretco.

2.9. Voorts acht de rechtbank het aannemelijk dat Encon Design en Sijpkens ten gevolge van het onrechtmatige handelen nog meer orders van Batavus zijn misgelopen en dat zij daardoor eveneens winst hebben gederfd. (…)

 2.10. Allereerst wordt voorop gesteld dat Sijpkens en Encon Design in beginsel in dezelfde financiële positie dienen te worden gebracht als die waarin zij zouden hebben verkeerd indien Euretco niet onrechtmatig zou hebben gehandeld. 

Daarbij is de rechtbank met Euretco echter van oordeel dat Euretco enkel het verhandelen van de fietslift onder de naam WHEELY heeft verboden, maar niet de verhandelingvan de fietslift zelf, bijvoorbeeld merkloos of onder een andere naam. Vergeleken dient dan ook te worden de hypothetische situatie waarbij Euretco helemaal geen brief met verbod tot het gebruik van het teken WHEELY zou hebben verzonden aan Batavus met de situatie waarin dat wel is gebeurd, maar waarbij de fietsliften nog we1 merkloos of onder een andere naam zouden zijn verhandeld. Naar het oordeel van de rechtbank rustte op Encon Design en Sijpkens ook een (schadebeperkende) plicht de fietslift merkloos of onder een ander merk alsnog te blijven verhandelen. De omstandigheid dat Batavus zich kennelijk weinig moeite heeft getroost de fietsliften alsnog merkloos of onder een nieuwe naam in de markt te zetten maar in werkelijkheid kennelijk alleen nog een restant fietsliften in gehavende kale dozen al dan niet met onvolledige gebruiksaanwijzingen heeft verkocht, kan redelijkerwijs niet aan Euteco worden toegerekend.

2.1 1. Het is niet goed mogelijk met zekerheid vast te stellen hoeveel fietsliften zouden zijn verkocht, indien door Euretco geen verbod onder dreiging met rechtsmaatregelen zou zijn opgelegd aan Batavus om de fietsliften met het teken WHEELY te verhandelen. Dat leent zich ook niet voor bewijs, omdat het niet gaat om voor vaststelling vatbare feiten, maar om een verwachtte uitkomst bij gewijzigde omstandigheden. De rechtbank zal daarom voor de berekening van de schade een schatting maken.

De schadevergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Euretco wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in reconventie, begroot op: salaris procureur  €5.500,- (5 % punten x tarief €2.000,- x 1/2).

Lees het vonnis hier.

IEF 4663

Een aanmerkelijk verwijt

drbg.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 12 september 2007, KG ZA 07-785, DER-TEC B.V. tegen Bege Aandrijftechniek B.V. (met dank aan Hidde Koenraad, Steinhauser Hoogenraad).

Domeinnaamzaak met proceskostenveroordeling waarvan de overwegingen zich ook laten lezen als een meer algemene uiteenzetting van de Haagse vice-president Hensen over de uitleg van het leerstuk van de werkelijke proceskostenverdeling. “De ervaring leert dat, indicatief, voor een kort geding in een gemiddelde merk-, model-, auteursrechtzaak afhankelijk van complexiteit en belang rekening is te houden met een bedrag tussen de 15.000 tot €25.000 aan proceskosten aan de zijde van de eisende partij.”

Beide partijen in deze zaak houden zich bezig met aandrijftechniek. Eiser Der-Tec is houdster van Het Benelux woordmerk Der-Tec en voert enkele handelsnamen met het bestanddeel Der-Tec. Gedaagde Bege is heeft de domeinnaam dertec.eu laten registreren en doorlinken naar de website bege.nl. Der-tec en de voorzieningenrechter beschouwen dit als inbreuk en Bege eigenlijk ook. Het eigenlijke geschil betreft de kosten.

“4.2. Bege stelt dat de overdracht van de domeinnaam zelf nooit een struikelblok is geweest, maar dat Der-Tec bleef bij haar starre standpunt: “Wel overdracht, geen vergoeding daarvoor en wel volledige vergoeding van de advocaatkosten van Der-Tec die Bege vanaf het begin te hoog vond.”Volgens Bege gaat het geschil eigenlijk helemaal niet over inbreuken op grond van handelsnaam en merkrecht. Zij stelt dat "dit geschil gaat over het feit dat Der-ter kost wat het kost haar kosten vergoed wil zien, Bege zal en moet al haar kosten vergoeden met een beroep op de richtlijn 2004/84/EG en artikel 1019h Rv".

"4.3. Nu Bege behoudens de bepaling van dwangsommen overigens geen verweer voert tegen de gevorderde overdracht, begrijpt de voorzieningenrechter dat Bege zich niet verzet tegen toewijzing van de hoofdvorderingen en het debat beperkt tot de dwangsommen en de proceskosten.”

Omdat Bege aanvankelijk en herhaaldelijk heeft geweigerd aan de overdracht mee te werken, bepaalt de rechter een dwangsom van €1000,- per dag. Door deze dwangsom is het volgens de voorzieningrecht niet nodig te bepalen dat het vonnis, ex artikel 3:300 BW, dezelfde kracht heeft als een opdracht van gedaagde aan Eurid tot overdracht van de domeinnaam aan Der-tec.

Aan de proceskosten wijdt de voorzieningenrechter vervolgens ongeveer twee pagina’s van het vonnis. De overwegingen laten zich ook lezen als een meer algemene uiteenzetting over de uitleg van het leerstuk van de werkelijke proceskostenverdeling:

“4.8 (…) In beginsel voorziet deze algemene regel niet in een matiging van de toe te wijzen kosten naar de mate van verwijtbaarheid van de inbreuk op het IE recht. De mate van verwijtbaarheid kan tezamen met andere omstandigheden wel leiden tot een door de billijkheid geboden matiging”

“4.10. Bij deze stand van maken staat in elk geval wast dat Bege bewust en opzettelijk een domeinnaam heeft geregistreerd die overeenstemt met het merk en de handelsnaam van haar concurrent, Bege heeft op de koop toegenomen dat die domeinnaam vervolgens doorlinkt naar haar eigen website. Dergelijke inbreukmakende handelingen zijn naar voorlopig oordeel niet als ter goeder trouw gedaan aan te merken. Er is grond Bege terzake een aanmerkelijk verwijt te maken waarbij een volledige kostenvergoeding aangewezen is. “

“4.11 Dit wordt niet anders in het licht van het door Bege aangedragen billijkheidargument. Dit argument komt er immers op neer dat Der-tec wordt voorgehouden dat zij de inbreuk op haar IE-recht eenvoudig had kunnen afkopen (…) Met deze redenering gaat Bege eraan voorbij dat er geen rechtsgrond is voor vaststelling van een vergoeding voor overdracht van de domeinnaam.”

“4.13. De ervaring leert dat, indicatief, voor een kort geding in een gemiddelde merk-, model-, auteursrechtzaak afhankelijk van complexiteit en belang rekening is te houden met een bedrag tussen de 15.000 tot €25.000 aan proceskosten aan de zijde van de eisende partij. In dit geval heeft eiser zich, terecht, beroepen op zijn merkrecht en handelsnaamrecht. Verweerder heeft tot en met de dag van de zitting wat de hoofdzaak betreft geen serieus verweer gevoerd.  Dit betekent dat eiser in zijn voorbereiding volledig dient te zijn. In het licht hiervan dient de kostenopgave van Der-Tec voor redelijk te worden gehouden en kan Bege niet volstaan met het enkel roepen dat het wel erg veel is. Bege zal dan ook worden veroordeeld in de kosten van de procedure conform de opgave van Der-tec.” (€13.635,38)

Lees het vonnis hier