Overige  

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4059

Niet in rechte komen vast te staan

nbvac.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, sector Kanton, 28 maart 2007, zaaknummer 490951, 07/304: Hufkens Human Resources B.V. tegen NoordBrabantVacature B.V. en L.G.W. Linders (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten).

Beschikking in verzoekschriftprocedure over Limburgse en Brabantse vacaturebanken.

Hufkens (verzoekster) gebruikt sinds 1999 de namen Limburgvac en Limburgvacature en heeft daarmee vergelijkbare domeinnamen in gebruik. Sinds 2002 heeft Hufkens ook de domeinnamen brabantvac.nl en brabantvacature.nl. Sinds 2004 is NoordBrabantacature (verweerster sub 1) een Brabantse internetvacaturebank gestart onder de naam NoordBrabantVacature.nl.

Beide partijen zijn actief met het verzorgen van zogenaamde internetvacaturebanken, waarbij via internet werkbiedende werkgevers en werkzoekenden bij elkaar worden gebracht.

Hufkens voert aan: “NBV koos bewust voor namen die nagenoeg gelijk zijn aan die van de bestaande vacaturebanken van Hufkens, terwijl het werkterrein zowel inhoudelijk al geografisch gelijk is aan dat van Hufkens, daarmee bij de (potentiële) cliënten verwarring wekkend.”
Eerst ter terechtzitting blijkt dat Hufkens primair aan zijn vordering ten grondslag legt overtreding van het verbod van artikel 5 Hnw.

Volgens de kantonrechter haalt Hufkens, procederende bij haar directeur, de handels- en domeinnamen door elkaar, maar het is duidelijk dat voor zover er bij het publiek verwarring is ontstaan, deze gelegen is in het gebruik van de door partijen gehanteerde domeinnamen. ‘Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat door de door NoordBrabantVacature gevoerde handelsnaam verwarring bij het publiek is ontstaan c.q. valt te duchten. Dat er mogelijk verwarring is ontstaan of valt te duchten door de gevoerde domeinnamen valt echter niet onder het bepaalde bij de Handelsnaamwet.’ In dat kader wenst de kantonrechter nog op te merken dat zij na het intypen bij Google van de zoekterm “vacatures noord brabant” wordt verwezen naar honderden sites, met vele nagenoeg gelijkluidende namen. De primaire grondslag voor het verzoek is niet komen vast te staan.

Voor wat betreft de subsidiaire grondslag (onrechtmatig gebruikmaken van kennis door NoordBrabanktVacature) is met deze verzoekschriftprocedure de verkeerde rechtsingang gebruikt.

De verzoeken worden als ongegrond afgewezen en Hufkens wordt als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld (€500,-).

Lees de beschikking hier.

IEF 4057

Strafrechtelijke maatregelen

Kamerstuk 2006-2007, 23490, nr. 455.  Brief minister over “het Kabinetsstandpunt met betrekking tot de ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te handhaven, nu het Europees Parlement op 25 april jl. heeft ingestemd met een gewijzigd voorstel.”

"De verwachting is gerechtvaardigd dat er pas echt weer schot zal komen in de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn, als het Hof van Justitie uitspraak zal hebben gedaan in de procedure over het kaderbesluit verontreiniging vanaf zeeschepen (zaak C440/05). Op 28 juni 2007 zal de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie in Luxemburg in deze zaak conclusie nemen."

"Ondertussen heeft het Europees Parlement in zijn vergadering van 25 april jl. met 379 stemmen voor en 270 stemmen tegen en met 27 onthoudingen ingestemd met een geamendeerde ontwerprichtlijn. Het definitieve en omvangrijke verslag van het EP bevat vele amendementen op de preambule en het lichaam van de richtlijn. Het standpunt van het EP behoeft grondige en gedetailleerde bestudering. Wat de hoofdlijnen betreft acht het EP de Gemeenschapswetgever bevoegd om de lidstaten te verplichten tot strafbaarstelling van inbreuken op IE-rechten. Het acht onderlinge aanpassing van strafrecht ter handhaving van IE-rechten geboden en is van oordeel dat de Gemeenschapswetgever bevoegd is om voorschriften over aard en hoogte van sancties vast te stellen. Anders dan de Commissie hanteert het EP echter het uitgangspunt dat de richtlijn beperkt moet zijn tot inbreuken op gemeenschapsnormen en dat de IE-rechten die in het geding zijn, in de richtlijn zelf moeten worden omschreven. Het kabinet zal zijn standpunt over de ontwerprichtlijn mede naar aanleiding van de besluitvorming van het EP neerleggen in een BNC-fiche en dit zo spoedig mogelijk aan de beide Kamers doen toekomen."

Lees de gehele brief hier.

IEF 4056

Om het lichaam te bedekken

Dept.jpgRechtbank Arnhem, 25 mei 2007, KG ZA 07-181. Dept B.V. en Thomas Johannes Maria Netten tegen Intres B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Woordmerk DEPT beschikt niet of nauwelijks over onderscheidend vermogen en is niet ingeburgerd. Zwaartepunt ligt bij visuele gelijkenis. Geen handelsnaaminbreuk of onrechtmatig aanhaken. Moeders kopen kinderkleding.

Eisers zijn respectievelijk licentienemer en houder van het woordbeeldmerk DEPT, geregistreerd voor klasse 25: kledingstukken. Gedaagde, Intres, is houder van het (jongere) woordmerk GS DEPT. Dept verkoop onder de naam DEPT dameskleding. Intres brengt als retail service organisatie kinderkleding op de markt onder de naam GS DEPT, hetgeen volgens Dept inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Bovendien zou Intres onrechtmatig aanhaken bij het succes van DEPT.

Soortgelijkheid waren

Intres bestrijdt dat de waren waarvoor DEPT is geregistreerd is (dameskleding) niet-soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk GS DEPT is geregistreerd (kinderkleding). De rechtbank is van mening dat de waren niet concurrerend, niet complementair en voor elkaar niet relevant zijn, maar toch "in enige mate soortgelijk zijn","omdat dameskleding en kinderkleding worden gebruikt om het lichaam te bedekken" en omdat "De bestemming - het doelpunbliek- vrouwen resp. ouders, voor een groot deel overlappend is, omdat kinderkleding in het algemeen door vmoeders wordt gekocht."

Overeenstemming tekens

Ter zitting is gebleken dat het woord “dept” (Engelse afkorting voor: “departement store”) in zwang is geraakt als opdruk van kleding. Voordat Dept in 1997 haar beeldmerk DEPT registreerde, was er  echter al een aantal kledingmerken ingeschreven met daarin het woord “dept” en bovendien heeft Intres een groot aantal voorbeelden getoond, waarin het woord “dept” als opdruk (...) is geplaatst, of als label, zonder dat hieraan een merk ten grondslag ligt. Dit betekent dat het woord “dept” als woord voor kleding niet of nauwelijks onderscheidend vermogen heeft. Tevens is er onvoldoende intensief gebruik van het woord DEPT gemaakt om te kunnen spreken van verkregen onderscheidend vermogen door inburgering.

“Fonetisch en begripsmatig is er gelijkenis tussen met woord “dept” in merk ten teken, maar dat weegt niet zwaar in de totaalindruk, omdat hiervoor is overwogen dat aan dit woord niet of nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt. Het zwaartepunt ligt daarom bij de toets naar de mate van visuele gelijkenis. Die gelijkenis is er onvoldoende, omdat het woordbeeldmerk DEPT in de grafische vorm zoals ingeschreven, zo afwijkt van het teken GS DEPT, geschreven in de voor de inschrijving gebruikte neutrale letter, dat het in aanmerking komende publiek, gegevens de beperkte makte van soortgelijkheid van de waren, niet in verwarring wordt gebracht omtrent de herkomst van de verschillende waren. (...) Een en ander leidt tot de conclusie dat Intres geen merkinbreuk heeft gepleegd op het woordbeeldmerk DEPT.”

Handelsnaam

DEPT is beschrijvend en "op kleding reeds gemeengoed", waardoor het gebruik van het woord in de handelsnaam (thans) geen beschermende werking (meer) biedt. Onrechtmatig aanhaken wordt niet aangenomen, waarbij de rechtbank wederom verwijst naar het gemis aan onderscheidend vermogen van het woord DEPT.

Lees het vonnis hier.

IEF 4050

Vertrouwelijk

Gerechtshof Arnhem, 24 april 2007, LJN: BA5452. Global Factories B.V. tegen geïntimeerden.

Geheimhoudingsovereenkomsten en vertrouwelijke informatie. Eén van die rechtsgebieden die aanschurken tegen het IE-recht en daarom soms de moeite van het (kort) samenvatten waard zijn.

In het kader van deze procedure is alleen van belang of geïntimeerden vertrouwelijke informatie van Global Factories hebben ontvangen en daarmee als ontvangende partij in de zin van de voormelde Samenwerkingsovereenkomst / Geheimhoudingsovereenkomst kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van het hof is dat in een bepaald opzicht het geval.

(…) Uit deze brieven blijkt dat Global Factories aan geïntimeerden met name informatie heeft gegeven over de eisen waaraan de te bouwen pillenschouwmachine heeft te voldoen. Ten aanzien van deze brieven is verder niet gebleken dat zij door middel van een geschrift als niet-vertrouwelijk zijn aangeduid, zodat er voorshands van moet worden uitgegaan dat Global Factories aan geïntimeerden over de te bouwen pillenschouwmachine te dezer zake vertrouwelijke informatie heeft verstrekt en dat laatstgenoemde op dit punt derhalve als ontvangende partij als bedoeld in art 2 van de Samenwerkingsovereenkomst /Geheimhoudingsovereenkomst moet worden beschouwd. (…) Global Factories maakt (terecht) aanspraak op bescherming van de door haar verstrekte vertrouwelijke informatie.

Lees het vonnis hier.

IEF 4014

Niet van toepassing

Rechtbank Amsterdam , 16 mei 2007, LJN: BA5286. Connie Breukhoven tegen Media Plus V.O.F. tegen Witheet Publishing Llc.

Persrechtzaak. Onbewezen suggestie prostitutieverleden Breukhoven. Mediarecht is interessant en sluit vaak aan bij het IE recht, maar is helaas te veelomvattend om ook uitputtend op IEForum.nl te bespreken. Daarom alleen twee passages die ook interessant zijn voor de klassieke IE-praktijk:

“Veroordeelt gedaagden onder 1 tot en met 4 om binnen 4 dagen na betekening van dit vonnis Google en Yahoo per brief opdracht te geven tot verwijdering uit de zoekmachine van de publicaties, zoals door [eiseres] als producties 5 en 6 overgelegd, met een direct afschrift van deze brieven aan de raadsman van [eiseres], zulks op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden onder 1 tot en met 4 in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van EUR 150.000,=,”

“Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kostenveroordeling zal geschieden volgens het gebruikelijke tarief, aangezien geen der partijen een beroep heeft gedaan op artikel 1019 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en [eiseres] bovendien zich op het standpunt heeft gesteld dat dit artikel niet van toepassing is op inbreuk op het portretrecht.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4013

Merkenbureau [bureau] te [woonplaats]

bdienst.gifRechtbank Breda, LJN: BA5078,  26 maart 2007, Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer. Belanghebbende tegen De inspecteur van de Belastingdienst.

Belastingzaak, met merkenrechtelijk gezien wellicht wat curieuze passages. De korte samenvatting van de zaak door Rechtspraak.nl luidt: “Belanghebbende verkoopt haar merkenrecht aan een gelieerde vennootschap en krijgt een licentie voor het voeren van dat merk tegen een vergoeding per verkocht product. De handelsnaam, die hetzelfde luidt als het merk, blijft achter bij belanghebbende. De nieuwe eigenaar van het merk vertrekt naar de Antillen. De rechtbank acht in dit geval niet aannemelijk dat belanghebbende werkelijk het merkenrecht heeft willen verkopen, belanghebbende maakt niet aannemelijk dat het een beschermingsconstructie van het merk betreft, maar acht een constructie ter afroming van de winst ten behoeve van de aandeelhouder aannemelijk.”

Uit de beoordeling van het geschil:

4.1. (…) Belanghebbende stelt dat de overdracht van het merkrecht tot doel had dit merk te beschermen [BV1] failliet gaat. Uit het advies van [adviseur] zoals weergegeven in 2.3, blijkt evenwel dat een structuur bestaande uit het opsplitsen van enerzijds de handelsnaam en anderzijds het merkenrecht, aanzienlijk minder bescherming biedt dan belanghebbende kennelijk beoogt. De naam kan dan immers door meerdere gerechtigden worden gebruikt hetgeen niet in het belang van de aanvankelijk belanghebbende bij die naam is.

4.2. De rechtbank acht bovendien niet aannemelijk dat de feitelijke bescherming van de merknaam en het beeldrecht, met de juridische eigendom, is overgegaan op [BV4]. Deze bescherming is in de praktijk steeds uitgevoerd door het Merkenbureau [bureau] te [woonplaats] en alle ter zake relevant overleg heeft plaatsgehad tussen [bureau] en [de heer] voornoemd, als contactpersoon voor belanghebbende c/q Beheer BV.

4.3. De rechtbank acht, op basis van de stukken en het ter zitting aangevoerde, aannemelijk dat voor [BV4] niet zozeer een rol was weggelegd als beschermer van het merk, maar dat [BV4] veeleer deel uitmaakte van een belastingbesparende structuur. (…)

4.4. Op grond van het vorenstaande, mede in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende haar stelling dat met het tussenschakelen van [BV4] een beschermingsconstructie is beoogd, welke stelling door de inspecteur gemotiveerd is bestreden, op geen enkele wijze heeft weten te onderbouwen. Daarmee is tevens het zakelijk karakter van de licentieovereenkomst, en daarmee het zakelijk karakter van de daaruit voortvloeiende licentievergoeding, niet aannemelijk geworden.

Lees de uitspraak hier.

IEF 3994

Staand comité

wiporoze.gifSamenvatting WIPO van de "meeting of WIPO's Standing Committee on the Law of Trademarks, Industrial Designs and Geographical Indications (SCT), from May 7 to 11, 2007:  

Industrial Designs:  This exercise is intended to map the industrial design protection landscape of member states and to explore the borderlines between marks, industrial designs and copyright.

Protection of State Emblems and Names and Abbreviations of Non-Governmental Organizations: At this occasion, the secretariat demonstrated a test version of a new on-line searchable database containing some 2,400 records of protected state emblems and names, abbreviations and emblems of intergovernmental organizations.

New Types of Marks: This exchange, which will continue at the forthcoming 18th session in respect of other types of marks, such as motion marks, position marks, hologram marks, slogans, smell, feel and taste marks, is expected to result in a set of practices for member states relating to the representation of those types of marks in trademark office procedures.

Trademark Opposition: Delegates worked on the grounds of opposition, and examined the experience of SCT members with regard to pre-registration or post-registration opposition. Other issues that were addressed in that context include third-party observations made in the course of opposition procedures, cooling off periods allowing for settlement negotiations, member states' experience with introducing new opposition systems and the effect the abolition of office examination as to prior rights can have on the number of oppositions filed.

Lees hier meer.

IEF 3991

De ontwikkeling

Alfred Meijboom: De ontwikkeling van domeinnaambescherming in Nederland. Eerder gepubliceerd in Computerrecht 2007, 41.

In Nederland heeft de rechter zich in 1996 voor het eerst over een domeinnaamgeschil gebogen. Een korte geschiedenis en een overzicht van recente ontwikkelingen.

Lees het artikel hier (link via recht.nl).

IEF 3989

Niet aan het alfabet

Webwereld bericht dat Google Engeland een rechtszaak voorbereidt tegen een Nederlander die het woord 'google' in zijn domeinnamen gebruikt. “ De Nederlander Marcel van der Werf heeft een aantal domeinnamen op zijn naam staan waarin het woord 'Google' voorkomt, zoals Googledatingsite.nl, Googleonlineshop.com, Googlecommunity.nl en Googlestore.nl. Dit tot ergernis van het Amerikaanse internetbedrijf die dit bestempelt als inbreuk op het handelsmerk.

De Nederlander vindt het niet logisch dat Google boos reageert. "Een merk is gekoppeld aan een product, maar niet aan het alfabet. De naam in het adresbalk is een methode om een computer te bereiken. Het is slechts een aanduiding en geen merk", stelt Van der Werf.

Van der Werf heeft het conflict met Google in Engeland omdat enkele sites van hem, waaronder Googledatingsite.nl, werden gehost in Engeland. "De hostingprovider heeft daar - na aandringen van Google - de database losgekoppeld van de Googledatingsite, waarna ik de database heb verhuisd naar Rusland", vertelt Van der Werf, "want in Rusland hebben Amerikanen niet zoveel te vertellen."

Lees hier meer.